Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | APV 2013 |
Citeertitel | APV 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | 30-12-2017 | Onbekend | 30-03-2013 het gemeentenieuws | ../2013 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- openbare plaats: een voor het publiek, al dan niet met enige beperking, toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld in deze APV;
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Indien het tijdstip, waarop de schriftelijke kennisgeving gedaan zou moeten zijn, valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan die vrijdag, zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag voorafgaat vóór 12.00 uur;
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10.a Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg, of zichtbaar vanaf de openbare weg, in strijd met de publieke functie van de weg
1. Het is verboden zonder vergunning van het college eenopenbare plaats anders te gebruiken dan overeen-komstig de publieke functie daarvan.
2. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
Artikel 2:10.b Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
1.Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor:
1. a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
1. b.terrassen als bedoeld in artikel 2:28, vijfde lid;
1. c, standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18.
2.Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt tevens niet voor voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.
a.Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Gelderse wegenverordening.
b.De weigeringsgrond van het tweede lid, onder a, geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
c. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder b, geldt niet voor bouwwerken;
d. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder c, geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 2:10.c Vrij te stellen categorieën
Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2:10.a niet geldt. Het verbod geldt in ieder geval niet voor:
de voorwerpen of stoffen die noodzakelijkerwijze op de weg gebracht worden in verband met bouwwerkzaamheden en mits degene die werkzaamheden verricht of doet verrichten er voor zorgt, dat de voorwerpen of stoffen voldoen aan de CROW richtlijn publicatie 130 voor het markeren van onverlichte obstakels en onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval niet langer dan één week, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het weggebruikers het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor de weggebruikers hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
1.De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2. De burgemeester kan vrijstelling verlenen voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen.
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
a.de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de openbare inrichting wordt uitgeoefend;
b.de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin de openbare inrichting wordt uitgeoefend.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed of indien de vergunninghouder en zijn leidinggevende(n) geen verklaring omtrent het gedrag overleggen, die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag isingediend, is afgegeven.
5. a. Een vergunninghouder meldt aan de burgemeester zijn wens een persoon als leidinggevende bij te laten schrijven.
b. De melding geldt als aanvraag tot wijziging van de exploitatievergunning.
c. De burgemeester bevestigt onverwijld schriftelijk de ontvangst van de aanvraag.
d. De burgemeester kan de wijziging van de exploitatievergunning weigeren, indien de vergunninghouder geen verklaring omtrent het gedrag van de nieuwe leidinggevende overlegt, die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de wijzigingsaanvraag is ingediend, is afgegeven.
6. De burgemeester verstrekt op verzoek een gewijzigde exploitatievergunning indien de openbare inrichting ook beschikt over een geldige drank- en horecavergunning waarop ingevolge artikel 30a Drank- en horeca-wet één of meer leidinggevenden is/zijn bijgeschreven. Lid 5 van dit artikel vindt alsdan geen toepassing.
7.Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 2:34.a Toegang ambtenaren van politie
De houder van een inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:
a gedurende de tijd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is; dan wel
b.gedurende de tijd dat het bedrijf gesloten dient te zijn en indien die ambtenaren van politie hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen, of herkenning bij het plegen voornoemde strafbare feiten te voorkomen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
3. Een ieder is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie, bijzondere opsporingsambtenaren en daarvoor aangewezen toezichthouders aanwijzingen op te volgen.
Artikel 2:47.a Verplichte route
1. Het is de door de burgemeester aangewezen groepen van personen verboden op door hem aangewezen tijdstippen van een door hem aangewezen route af te wijken.
2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2:48.a Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen
1. Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door de burgemeester aangewezen gebied, drinkgerei van glas of geopende glazen verpakkingen, kennelijk bestemd voor het bewaren van dranken, bij zich te hebben of met zich mee te voeren.
2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
a. een terras waarvoor een vergunning geldt als bedoeld in artikel 2:28;
b. de plaats waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
3. Het is de exploitant van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27 en degene die het winkelbedrijf of slijtersbedrijf uitoefent, welke inrichting, winkel of slijterij is gelegen aan een door de burgemeester aangewezen weg of weggedeelte, verboden dranken in door de burgemeester aangewezen verpakkingen, en/of drinkgerei van glas of blik te verstrekken gedurende een door de burgemeester aangewezen periode. De burgemeester wijst de wegen of weggedeeltes, verpakkingen en drinkgerei en de periode aan in het belang van de openbare orde en/of veiligheid indien en voor zover de genoemde belangen dit dringend noodzakelijk maken en dat ook in een aantoonbaar verband staat tot deze aanwijzing.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
3. Een ieder is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van de politie, bijzondere opsporingsambtenaar en daarvoor aangewezen toezichthouders aanwijzingen op te volgen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
1.Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
2. Een ieder is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van de politie, bijzondere opsporingsambtenaar en daarvoor aangewezen toezichthouders aanwijzingen op te volgen.
Artikel 2:50.a Overnachten op of aan de weg
1 Het is verboden zonder ontheffing van het college op de weg of op de openbare grond in een voertuig, tent, slaapzak, of soortgelijk onderkomen te overnachten.
2 Dit verbod geldt niet, indien wordt overnacht:
a. met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de Openluchtrecreatie;
b. in een voertuig, bestemd voor het vervoer van goederen, dat is voorzien van een in de cabine ingerichte slaapplaats.
c. op door het college aangewezen locaties voor motorvoertuigen die zijn uitgerust om in te verblijven en te overnachten.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden
binnen de bebouwde kom op openbare plaatsen, behoudens op de door het college aangewezen plaatsen, zonder dat die hond aangelijnd is;
c.buiten de bebouwde kom op de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub b van de Wegenverkeerswet 1994 en op door het college aangewezen openbare plaatsen, zonder dat die hond aangelijnd is;
Artikel 2:65.a Gebiedsontzegging
De burgemeester kan degene die, hetzij alleen, hetzij in groepsverband, de openbare orde ernstig verstoort door het plegen van strafbare feiten, of anderszins personen lastig valt of schade toebrengt uit het oogpunt van openbare orde het bevel geven zich te verwijderen en zich verwijderd te houden van of uit een door de burgemeester bij bevel gegeven plaats of gebied gedurende de tijd bij het bevel genoemd. Deze tijd kan ten hoogste twaalf weken bedragen.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de navolgende artikelen groepsgewijs niet naleven:
-artikel 2:26.a, eerste tot en met derde lid,
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting; en
i.een verklaring van de GGD, waaruit blijkt dat de inrichting voldoet aan de door de GGD te stellen eisen in het kader van de hygiëne en volksgezondheid, c.q. welke aanpassingen moeten worden gepleegd om de inrichting aan de eisen te laten voldoen.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
1. Het is verboden door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken gebruik te maken van de diensten van een prostituee.
2. Met het oog op de naleving van het verbod bedoeld in het eerste lid, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a.boom: een houtig levend opgaand gewas met een omtrek van de stam van minimaal 90 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam.
b. houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van een boomzone of boomstructuur.
c. boomzone: begrensd gebied met houtopstanden die tezamen een functioneel geheel vormen.
d. boomstructuur: lijnvormige beplanting van houtopstanden dat een functioneel geheel vormt.
e. beschermende houtopstand: een houtopstand dat is vastgelegd op de Groene Kaart.
f. Groene Kaart: topografische kaart, behorende bij de door het college vastgestelde beleidsnotitie waardevolle bomen, met daarop aangegeven boomzones, boomstructuren en solitaire bomen of boomgroepen, met bijbehorend register.
g. vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
h. boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.
i. Bomen Effect Analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een boom, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.
j. bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
k. hakhout; een of meer bomen of boomvormers die na te zijn geveld opnieuw op de stronk moeten uitlopen
l. kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen. Het instandhouden van de door kandelaberen ontstane kroonvorm valt onder het begrip knotten.
m. knotten: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen als periodiek noodzakelijk onderhoud.
1. Het college heeft een Groene Kaart met beschermde niet-gemeentelijke houtopstand vastgesteld. De kaart en het bijbehorend register bevat een samenhangend geheel van de volgende houtopstanden:
-bomen uit het landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting en lokale- en toekomstige monumentale bomen;
2. De kaart bevat minimaal de volgende gegevens:
- eenduidige, maatvaste inmeting van de beschermde houtopstand;
- indeling naar categorieën beschermde houtopstand;
3. Het bijbehorend register van beschermde houtopstand bevat minimaal de volgende gegevens:
4. De eigenaar van een beschermde houtopstand is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:
a. het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van een beschermde houtopstand, anders dan door veiling op grond van een verleende ontheffing;
b.de dreiging dat de beschermde houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.
1. Het is verboden beschermde of gemeentelijke houtopstand te vellen of te doen vellen.
2. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
3. Het in het eerste lid bedoelde verbod behoudens ontheffing geldt eveneens voor:
a. houtopstand die is aangelegd op basis van een herplant- en instandhoudingsplicht op grond van de artikelen 4.12.e en 4.12.f van deze verordening;
b. houtopstand die is aangelegd op grond van een overeenkomst met een publiekrechtelijk bestuursorgaan.
4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
a. een beschermde houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 4.12.f en 4.12.g van deze verordening;
b.het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
c. hetperiodiek knotten als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelabeerde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.
De ontheffing moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd. Voor beschermde niet-gemeentelijke houtopstand onder verwijzing naar de redengevende beschrijving, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.
1. Het bevoegd gezag kan de ontheffing om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.
2. Een ontheffing voor het vellen van een beschermde of gemeentelijke houtopstand kan, mits alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht, slechts bij uitzondering worden verleend indien:
Artikel 4:12.c Intrekking of wijziging
De ontheffing of vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien onjuiste of onvolledige gegevens ter verkrijging van ontheffing of vergunning zijn verstrekt;
b. indien na het verlenen van ontheffing of vergunning op grond van verandering van inzichten of omstandigheden opgetreden na verlening, wijziging of intrekking noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan ontheffing of vergunning is vereist;
c. indien beperkingen die aan de ontheffing of vergunning zijn of worden vervuld;
d. indien van de ontheffing of vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of indien deze termijn ontbreekt, binnen een redelijke termijn.
Artikel 4:12.d Beperking geldigheidsduur
1. De ontheffing tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt, tenzij een langere termijn noodzakelijk is vanwege de voorzienbare langere uitvoeringstermijn van een project.
2. In het geval het een ontheffing voor het vellen van meer dan één beschermde boom betreft, is de omgevingsvergunning voor alle beschermde bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of enkele beschermde bomen al geveld zijn, behoudens de in het eerste lid gestelde bevoegdheid tot het voorschrijven van een langere termijn.
Artikel 4:12.e Bijzondere vergunningsvoorschriften
1.Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.
2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk landschapsfonds.
3. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant, en op welke wijze, niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.
4. Tot aan de ontheffing tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
5. Tot aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een Bomen Effect Analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.
Artikel 4:12.f Herplant- / instandhoudingsplicht
1. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk landschapsfonds.
3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant, en op welke wijze niet, aangeslagen herplant moet worden vervangen.
4. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
a. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;
b. een Bomen Effect Analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.
Artikel 4:12.g Schadevergoeding
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een ontheffing tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.
Artikel 4:12.h Bestrijding van boomziekten
1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar oplevert van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
b. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde boom direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.
2. Het is verboden zonder vergunning van het college gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.
3. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.
Artikel 4:12.i Bescherming gemeentebomen
1. Het is verboden om bomen in eigendom van de gemeente:
a. te beschadigen, te bekladden of te beplakken;
b. daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.
2. Het is verboden zonder vergunning van het college om één of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke boom aan te brengen of anderszins te bevestigen.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden om in door het college aangewezen gebieden, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg zijn gelegen, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevings-vergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Het is, in verband met het voorkomen van aantasting van het uiterlijk aanzien van de gemeente, verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, te parkeren op wegen binnen de bebouwde kom, met uitzondering van de bedrijventerreinen, alsmede op door het college aangewezenplaatsen buiten de bebouwde kom.
3 Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
1.Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van de ambulante handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren op of aan de weg, aan huis dan wel op een andere voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats, dan wel diensten aan te bieden.
2. Een vergunning kan worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c. in het belang van de verkeersvrijheid of verkeersveiligheid;
d. wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consumenten ter plaatse in gevaar komt.
3.Het is verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 21.00 uur en 08.00 uur.
4. Het verbod geldt niet voor het venten op zondag met voor directe consumptie geschikte eetwaren.
5.Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Gelderse vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:31.1 Veiligheid zwemmers
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een bestuurbare motorboot of enig ander gemotoriseerd vaartuig dan wel een radiografisch bestuurbare boot in een door het college aangewezen gedeelte van het openbaar water in werking te hebben.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement, het Rijnvaartpolitie-reglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Reglement van het waterschap van toepassing is.
Artikel 5:31.2 Aanwijzing verboden plaatsen
1. Het college kan, op de gebruikelijke wijze bij openbare kennisgeving, plaatsen of gedeelten van de gemeente aanwijzen waar het niet geoorloofd is in het openbaar te baden, te zwemmen of te zonnebaden.
2. Zij kunnen die aanwijzing beperken tot in de openbare kennisgeving vermelde dagen en uren.
3. Het is verboden in het openbaar te baden, te zwemmen of zonnebaden te nemen op plaatsen en tijden die overeenkomstig het bepaalde in de leden 1 en 2 van dit artikel aangewezen zijn.
Artikel 5:31.3 Snelheidsbeperking motorschip
1. Het is verboden met een motorschip sneller te varen dan 8 km/u in wateren binnen de gemeente, met uitzondering van de rivieren.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Rijnvaartpolitiereglement,de Wet beheer rijks-waterstaatswerken of het Reglement van het waterschap van toepassing is.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig of een bromfiets.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
6. Het is verboden op de weg kerstbomen, autobanden en andere voorwerpen of stoffen te vervoeren, bij zich te hebben of anderszins voorhanden te hebben, met het kennelijke doel deze op de weg te verbranden.
Afdeling 9. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
1. Incidentele asverstrooiing is verboden op andere dan door het college aangewezen plaatsen.
2 Het college kan een besluit nemen waarin de plaatsen genoemd in het eerste lid voor een bepaalde termijn worden onttrokken aan de mogelijkheid voor asverstrooiing.
3. Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod voor het verstrooien op andere plaatsen dan op de plaatsen genoemd in het eerste lid.
4.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van enig voorschrift in deze verordening, wanneer deze voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben, die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met het voorschrift te dienen doelen.
Artikel 6:5 Intrekking oude verordening
De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lingewaard 2012 wordt ingetrokken.