Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijssen-Holten

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijssen-Holten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten 2014
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten 2014

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, artikel 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-201401-01-2015Vervanging Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten 2007

13-02-2014

GVOP

2014 - 16

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten 2014

 

 

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

Lid 1. Melding

De mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij problemen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor het (keukentafel)gesprek.

Lid 2. Aanvraag

Het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

Lid 3. Algemeen gebruikelijke voorziening

Een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

Lid 4. Algemene voorziening

Een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure en die voor belanghebbende betaalbaar is.

Lid 5. Belanghebbende

Een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie voor het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een melding of een aanvraag doet of laat doen. Als belanghebbende wordt ook aangemerkt de mantelzorger.

Lid 6. Collectieve voorziening

Een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer.

Lid 7. College

College van burgemeester en wethouders.

Lid 8. Compensatieplicht

De plicht van het college aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem advies, ondersteuning dan wel voorzieningen te bieden voor de compensatie van hun belemmeringen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie ten einde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

Hierbij houdt het college rekening met het gestelde onder punt a. tot en met e.:

  • a.

    het college heeft de plicht om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is;

  • b.

    het college houdt rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, als ook met de capaciteit van de aanvrager om, uit oogpunt van kosten, zelf in maatregelen te (laten) voorzien, zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid Wmo;

  • c.

    bij de beoordeling of een belanghebbende daadwerkelijk beperkt is in zijn mogelijkheden tot zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie op een van de vier zorggebieden, zoals genoemd in artikel 4, eerste lid Wmo, houdt het college ook rekening met de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende. Hieronder wordt verstaan de verantwoordelijkheid om zelf onderzoek te doen naar eigen mogelijkheden om op eigen kracht dan wel via het eigen sociaal netwerk, de belemmeringen weg te nemen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie en deze mogelijkheden ook te realiseren. De beoordeling van de eigen verantwoordelijkheid gaat vooraf aan de vaststelling van de compensatieplicht van het college. Deze wordt afgestemd op de mogelijkheden van belanghebbende op grond van zijn eigen verantwoordelijkheid.

  • d.

    aan de bepaling van de reikwijdte van de compensatieplicht van het college gaat ook vooraf een beoordeling van de mogelijkheden die een belanghebbende heeft om redelijkerwijs gebruik te kunnen maken van algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende en/of collectieve voorzieningen.

  • e.

    Bij het bepalen van de mogelijkheden op grond van eigen verantwoordelijkheid van een belanghebbende als ook bij het bepalen van de mogelijkheden gebruik te kunnen maken van algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende en/of collectieve voorzieningen, kan het college, op verzoek of uit eigen beweging zo nodig een belanghebbende advies dan wel ondersteuning geven.

Lid 9. Eigen aandeel

Een door het college vast te stellen eigen aandeel, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor rekening van belanghebbende komt.

Lid 10. Eigen bijdrage

Een door het CAK vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de persoon met beperkingen komt.

Lid 11. Financiële tegemoetkoming

Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

Lid 12. Gebruikelijke zorg

De normale, dagelijkse zorg die leden van een leefeenheid geacht worden elkaar onderling te bieden omdat zij als leefeenheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van de leefeenheid.

Lid 13. Het (keukentafel)gesprek

Het eerste contact na een melding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.

Lid 14. Hoofdverblijf

De feitelijke verblijfplaats van belanghebbende.

Lid 15. Huisgenoot

Iedere persoon met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangersrelatie.

Lid 16. ICF (I International Classification of Functions, Disabilities en Health)

De ICF is een classificatie voor het beschrijven van het functioneren van mensen inclusief factoren die op dat functioneren van invloed zijn.

Lid 17. Individuele voorziening

Een voorziening die door het college voor één persoon op basis van artikel 4 van de Wet wordt verstrekt.

Lid 18. Inkomen

Het inkomen als bedoeld in hoofdstuk IV Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Lid 19. Leefeenheid

Alle bewoners van één adres die samen duurzaam een huishouden voeren die geen kamerbewoners zijn of om hun zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen.

Lid 20. Mantelzorger

Een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt.

Lid 21. Meerkosten

Kosten van een mogelijk op grond van de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

Lid 22. Persoonsgebonden budget

Een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

Lid 23. Psychosociaal probleem

Een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

Lid 24. Steunsysteem

Het netwerk van personen, diensten en voorzieningen dat men om zich heen heeft en waarop men een beroep kan doen.

Lid 25. Voorliggende voorziening

Een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

Lid 26. Voorziening in natura

Een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

Lid 27: Wet

Wet maatschappelijke ondersteuning.

Lid 28. Wettelijk voorliggende voorziening

Een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

Lid 29. Wmo beleidsregels

Door het college vastgestelde beleidsregels over de uitvoering van de Wmo;

Lid 30. Wmo besluit

Het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten;

Lid 31. Zelfredzaamheid

Het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke of financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2.1 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

Het voeren van een huishouden:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

Verplaatsen:

  • a.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • b.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

Daginvulling:

  • a.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke, recreatieve en religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3.1 Scheiding melding en aanvraag

Lid 1. Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaan een melding van het probleem en het (keukentafel)gesprek vooraf indien:

  • a.

    De vraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

  • b.

    De vraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een (keukentafel)gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

  • c.

    Belanghebbende of het college daarom verzoekt.

Lid 2.

Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid.

Artikel 3.2 melding voor een (keukentafel)gesprek

Een melding van een probleem kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij de gemeente door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie voor het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren. Op basis van deze melding wordt een afspraak voor het (keukentafel)gesprek gemaakt.

Artikel 3.3 Het (keukentafel)gesprek

Lid 1. Bij het voeren van het (keukentafel)gesprek wordt de International Classification of Functions, Disabilities en Health als basis voor het begrippenkader gehanteerd.

Lid 2. Bij het voeren van het (keukentafel)gesprek verkrijgt het college inzicht in de totale klantsituatie op de vier zorggebieden zoals genoemd in artikel 4, lid 1 Wmo. Hierbij houdt het college rekening met:

  • a.

    de informatie die belanghebbende verstrekt over zijn/haar beperkingen in de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie op één of meerdere van de vier zorggebieden als bedoeld in artikel 4, lid 1 Wmo;

  • b.

    de persoonskenmerken en behoeften van belanghebbende;

  • c.

    de mogelijkheden van belanghebbende om zelf, mede uit oogpunt van kosten alsook de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende, in maatregelen te (laten) voorzien om de belemmeringen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie weg te nemen. Hieronder wordt mede begrepen:

    • 1.

      de mogelijkheden via het eigen sociaal netwerk;

    • 2.

      de mogelijkheden van belanghebbende om gebruik te maken van algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende en/of collectieve voorzieningen.

Lid 3. Wanneer het college van mening is dat belanghebbende mogelijk gebruik kan maken van algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende en/of collectieve voorzieningen, verricht het college onderzoek of belanghebbende in zijn of haar concrete situatie hier ook daadwerkelijk gebruik van kan maken dan wel dat dit redelijkerwijs van belanghebbende gevraagd kan worden, mede gelet op de persoonlijke behoeften, persoonskenmerken en de capaciteit om zelf in de maatregelen te (laten) voorzien, als bedoeld in artikel 4, lid 2 Wmo alsook de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende.

Lid 4.

  • a.

    Bij het onderzoek naar de mogelijkheden van belanghebbende om zelf dan wel via het eigen sociaal netwerk de belemmeringen weg te nemen op het gebied van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, geeft het college belanghebbende zo nodig een redelijke termijn om hiernaar zelf onderzoek te doen.

  • b.

    Wanneer het college aan de belanghebbende een redelijke termijn geeft voor het doen van nader onderzoek, als bedoeld in sub a, legt zij de afspraken die met de belanghebbende hierover zijn gemaakt, schriftelijk vast.

Lid 5. Na afloop van de redelijke termijn zoals genoemd in lid 4 sub a stelt het college belanghebbende in de gelegenheid om zijn of haar standpunt om zelf dan wel via het eigen sociaal netwerk de belemmeringen weg te nemen op het gebied van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, nader toe te lichten en zo nodig te onderbouwen met schriftelijke stukken. Het zelfde geldt voor het onderzoek zoals genoemd in lid 3.: het college koppelt de uitkomst van het eventuele onderzoek naar de mogelijkheden om gebruik te maken van algemene, algemeen gebruikelijk, voorliggende en/of collectieve voorzieningen, terug naar belanghebbende.

Lid 6. Als de belanghebbende een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de belanghebbende ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 3.4 Het arrangement

Lid 1. Het (keukentafel)gesprek wordt afgesloten met een arrangement. Opmerkingen van belanghebbende over dit arrangement worden als bijlage aan het arrangement toegevoegd. Uitsluitend een door belanghebbende ondertekend arrangement kan als aanvraagformulier als bedoeld in artikel 4.1, lid 3 van deze verordening dienen.

Lid 2. In het arrangement van de melding wordt beschreven:

  • a.

    de aanleiding van de melding;

  • b.

    de mogelijkheden c.q. de verantwoordelijkheid die belanghebbende heeft om zelf dan wel via het eigen sociaal netwerk de belemmeringen weg te (laten) nemen op het gebied van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;

  • c.

    de mogelijkheden die belanghebbende heeft om redelijkerwijs gebruik te kunnen maken van algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende en/of collectieve voorzieningen;

  • d.

    dat in het geval de melding wordt doorgezet naar een aanvraag, de reikwijdte van de compensatieplicht afgestemd zal worden op de mogelijkheden van belanghebbende zoals genoemd onder punt b. en c.

Lid 3.

Na het voeren van het (keukentafel)gesprek kan belanghebbende, gebruik makend van het ondertekende arrangement van het (keukentafel)gesprek, dat in die situatie als aanvraagformulier dient, een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

Hoofdstuk 4. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 4.1 De aanvraag

Lid 1. De aanvraag van een individuele voorziening moet schriftelijk plaatsvinden.

Lid 2. Indien men mondeling te kennen geeft een aanvraag te willen indienen (via de telefoon of op een andere manier) wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt een aanvraagformulier meegezonden.

Lid 3. Bij de aanvraag wordt, als er een ondertekend arrangement van het (keukentafel)gesprek aanwezig is, ditondertekende arrangement als aanvraagformulier beschouwd.

Hoofdstuk 5. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 5.1 Het maken van een afweging

Lid 1. Bij het beoordelen of en welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college het arrangement van het (keukentafel)gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college houdt hierbij rekening met de volgende punten:

  • a.

    de definitie van de compensatieplicht zoals neergelegd in artikel 1.1 van deze verordening;

  • b.

    de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen als ook de capaciteit van de aanvrager om, uit oogpunt van kosten, zelf in maatregelen te (laten) voorzien;

  • c.

    de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager als bedoeld in artikel 1.1, lid 8 onder e van deze verordening;

  • d.

    alle mogelijkheden die voor een aanvrager redelijkerwijs passend en toereikend kunnen zijn, die volgen uit alle algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende en/of collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn.

Bij dit onderzoek is het college gehouden om maatwerk te leveren ten aanzien van het te bereiken resultaat.

Lid 2. Bij het beoordelen of en welke voorzieningen getroffen gaan worden, kan het college diverse protocollen, uitvoeringsovereenkomsten en uitvoeringsafspraken betrekken. Het college legt deze vast in beleidsregels.

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 5.2 Een schoon en leefbaar huis

Lid 1. Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

Lid 2. Indien er sprake is van een leefeenheid met meerdere personen, vindt er eerst een beoordeling van gebruikelijke zorg of andere mogelijkheden plaats.

Lid 3. Voor zover er sprake is van gebruikelijke zorg of andere mogelijkheden, wordt er geen individuele voorziening verstrekt voor het te bereiken resultaat als genoemd onder lid 1.

Lid 4. Voor zover de in lid 2 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en/of bruikbaar zijn, kan er met het oog op een schoon en leefbaar huis een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

Artikel 5.3 Wonen in een geschikt huis

Lid 1. Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt in elk geval ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

Lid 2. Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de aanpassing van de woning een bedrag als genoemd in artikel 5.2 van het Wmo besluit te boven gaat.

Lid 3. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Een verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 5.4 van het Wmo besluit kan dan wel verstrekt worden.

Lid 4. Het college van burgemeester en wethouders kan de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten aan de persoon die op verzoek van de gemeente voor een persoon met beperkingen de woonruimte heeft ontruimd, in afwijking van in artikel 5.4 van de Wmo besluit genoemde bedragen, hoger vaststellen.

Lid 5. Voor zover de in lid 2 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en bruikbaar zijn, kan er met het oog op het normale gebruik van de woning een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

Lid 6. De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd als:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning als gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak of;

  • e.

    de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

Artikel 5.4 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1. Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

Lid 2. Indien er sprake is van een leefeenheid met meerdere personen, vindt er eerst een beoordeling van gebruikelijke zorg plaats of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

Lid 3. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Lid 4. Voor zover de in lid 2 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en/of bruikbaar zijn en er geen andere oplossingen zijn, kan er met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften een individuele voorziening worden getroffen voor het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen en ook het bereiden en aanreiken van maaltijden.

Artikel 5.5 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Lid 1. Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van kleding in gewassen en zo nodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat.

Lid 2. Als er sprake is van een leefeenheid met meerdere personen, vindt er eerst een beoordeling van gebruikelijke zorg plaats.

Lid 3. Voor zover er sprake is van gebruikelijke zorg, wordt er geen individuele voorziening verstrekt voor het te bereiken resultaat als genoemd onder lid 1.

Lid 4. Voor zover de in lid 2 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en/of bruikbaar zijn en er geen andere oplossingen zijn, kan er met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding een individuele voorziening worden getroffen voor het wassen, drogen, strijken en opruimen van de dagelijkse was.

Artikel 5.6 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1. Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

Lid 2. Voor zover belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 3. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden voor die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Lid 4. Voor zover de in lid 2 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en/of bruikbaar zijn en er geen andere oplossingen zijn, kan er met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, een individuele voorziening worden getroffen – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode die noodzakelijk is voor het nemen van meer definitieve maatregelen – voor het vervangen van de ouders/verzorgers die in principe voor de kinderen behoren te zorgen.

Artikel 5.7 Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon te kunnen bereiken en er zich zo kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

Lid 2. Voor zover het in het vorige lid genoemde resultaat uitsluitend bereikt kan worden door het verstrekken van een individuele voorziening op grond van de wet, kan er met het oog hierop een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

Artikel 5.8 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat

uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie,

kennissen en het kunnen doen van gewenste activiteiten, binnen de directe woon-en leefomgeving.

Lid 2. Voor zover belanghebbende een beroep kan doen op huisgenoten, mantelzorgers of

vrijwilligers, een aanwezige en bruikbare scootmobiel pool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur dat in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 3. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden naar het oordeel van de gemeente

redelijkerwijs beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen

individuele voorzieningen verstrekt.

Lid 4. Voor zover de in lid 2 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en/of bruikbaar zijn, kan er met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon- en leefomgeving.

Artikel 5.9 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke, recreatieve en/of religieuze activiteiten

Lid 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en/of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

Lid 2.Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare pool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

Lid 4. Voor zover de in lid 2 en/of lid 3 genoemde mogelijkheden niet beschikbaar en/of bruikbaar zijn, kan er met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en/of religieuze activiteiten, een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen naar en/of het verplaatsen op de plek van de gewenste bestemming.

Hoofdstuk 6. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Paragraaf 1. Verstrekking van voorzieningen

Artikel 6.1 Mogelijke verstrekkingwijzen

De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

Paragraaf 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 6.2 Overwegende bezwaren

Het college legt in de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Paragraaf 3. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 6.3 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Lid 1. Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd, tenzij de wet dit uitsluit.

Lid 2. De hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten worden vastgesteld conform hoofdstuk IV Besluit maatschappelijke ondersteuning. Nadere regels over de eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten zijn vastgelegd in het Wmo besluit.

Hoofdstuk 7. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 7.1 Beslistermijn

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt voor:

  • a.

    Een voorziening voor het wonen in een schoon en leefbaar huis: maximaal 8 weken.

  • b.

    Een voorziening voor het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften: maximaal 8 weken.

  • c.

    Een voorziening voor het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding: maximaal 8 weken.

  • d.

    Een voorziening voor het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren: maximaal 8 weken.

  • e.

    Een voorziening voor het wonen in een geschikt huis:

    • 1.

      als het gaat om een voorziening waarvoor geen bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 8 weken;

    • 2.

      als het gaat om voorzieningen waar wel bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 26 weken.

  • f.

    Een voorziening voor het zich verplaatsen in en om de woning: maximaal 26 weken.

  • g.

    Een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel: maximaal 8 weken.

  • h.

    Een voorziening voor het ontmoeten van medemensen het op basis daarvan sociale verbanden aangaan: maximaal 8 weken.

Artikel 7.2 Beperkingen

Lid 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    Een individuele voorziening noodzakelijk is om het resultaat te bereiken en het college, gelet op de afweging zoals gemaakt ingevolge artikel 5.1, lid 1 van de verordening c.q. als gevolg van de compensatieplicht, gehouden is tot toekenning van een individuele voorziening.

  • b.

    Deze langdurig noodzakelijk is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden volstaat.

  • c.

    De te verstrekken voorziening als de goedkoopst compenserende voorziening aan te merken is.

Lid 2. Geen voorziening wordt toegekend c.q. een gevraagde voorziening wordt afgewezen:

  • a.

    Indien de voorziening niet aan het bepaalde in lid 1 onder a., b. en c. voldoet.

  • b.

    Indien de belanghebbende niet zijn/haar hoofdverblijf heeft in de gemeente Rijssen-Holten.

  • c.

    Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de voorziening noodzakelijk was en of er wel sprake was van de goedkoopst compenserende voorziening.

  • d.

    Voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

  • e.

    Voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

  • f.

    Als de voorziening algemeen gebruikelijk is.

  • g.

    Voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

  • h.

    Voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

Artikel 7.3 Advisering

Lid 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

  • a.

    op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip voor het stellen van vragen.

  • b.

    op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen vragen te laten stellen en/of te laten onderzoeken

Lid 2. Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies als:

  • a.

    aanvullende informatie nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen;

  • b.

    het college dit gewenst vindt.

Lid 3. Een aanvrager/huisgenoot is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Lid 4. Bij de advisering, zoals genoemd in het eerste lid, wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek, zoals neergelegd in de ICF.

Artikel 7.4 Wijziging situatie

Hij of zij aan wie op grond van deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.5 Intrekking en beëindiging

Lid 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken en/of beëindigen indien:

  • a.

    niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of op grond van deze verordening.

  • b.

    beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

Lid 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken als blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Lid 3. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is beëindigd of ingetrokken, wordt deze voorziening ingenomen.

Artikel 7.6 Terugvordering en verrekening

Lid 1. Als het recht op een voorziening is ingetrokken, kan op basis daarvan de voorziening, een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

Lid 2. Terugvordering van een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget is ook mogelijk als er ten onrechte teveel aan financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget is verstrekt.

Lid 3. Bij invordering van een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget zal zo mogelijk tot verrekening worden overgegaan.

Lid 4. Wanneerhet recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van onjuiste gegevens.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.2 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8.3 Indexering

Lid 1. Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Wmo besluit geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Lid 2. De prijzen die gehanteerd worden ten aanzien van woningaanpassingen zijn markt gerelateerd en kunnen wanneer de marktprijzen veranderen ook jaarlijks door het college aangepast worden.

Artikel 8.4 Nadere regels

Het college stelt nadere regels vast voor de uitvoering van deze verordening in het Wmo besluit en de Wmo beleidsregels.

Artikel 8.5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2014 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten 2007.

Artikel 8.6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten 2014”.

 

besluit genomen in de openbare vergadering van de raad van Rijssen-Holten op 13 februari 2014

drs. H.A.J. van de Vliert

A.C. Hofland

griffier

voorzitter

Bijlage I Toelichting verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten 2014

Toelichting verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijssen-Holten 2014