Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alphen aan den Rijn

Reglement van orde van de raad van Alphen aan den Rijn 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlphen aan den Rijn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van orde van de raad van Alphen aan den Rijn 2014
CiteertitelReglement van orde van de raad van Alphen aan den Rijn 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpReglement vervangt de reglementen van orde van de voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 16 Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-02-201402-01-201409-06-2015Nieuwe regeling

02-01-2014

Gemeenteblad 18 februari 2014, nr. 2014, 7917

2013/61938

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde van de raad van Alphen aan den Rijn 2014

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

  • ·

    gezien het voorstel van de griffie;

  • ·

    gelet op de artikel 16 Gemeentewet;

     

BESLUIT: vast te stellen het

Reglement van orde van de raad van Alphen aan den Rijn 2014

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    rondetafelgesprekken: commissievergadering in de zin van artikel 82 Gemeentewet, nader uitgewerkt in de verordening Rondetafelgesprekken gemeente Alphen aan den Rijn; eerste fase in de raadscyclus, waarin per geagendeerd onderwerp gestart wordt in een open gesprek met diverse deelnemers, waaronder inwoners, informatie wordt ingewonnen (beeldvormend) en vervolgens per geagendeerd onderwerp in een volgend Rondetafelgesprek politiek inhoudelijk wordt gesproken (opiniërend);

  • b.

    debatraad: tweede fase in de raadscyclus, waarin in ieder geval waar nodig in aansluiting op het opiniërende Rondetafelgesprek verder beraadslaagd wordt over geagendeerde onderwerpen;

  • c.

    besluitvormende raad: derde en laatste fase van de raadscyclus, waarin besluiten worden genomen;

  • d.

    raad: de gemeenteraad;

  • e.

    griffier: de door de raad op grond van artikel 107 Gemeentewet aangestelde raadsgriffier of een door hem aangewezen ambtenaar;

  • f.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • h.

    rondetafelvoorzitter: voorzitter van een rondetafelgesprek;

  • i.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpraadsbesluit of ontwerpverordening, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • j.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • k.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken, zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

  • l.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van een lid van de raad voor een verordening of een ander voorstel;

  • m.

    interpellatie: het vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp als bedoeld in artikel 155, tweede lid, van de Gemeentewet, dat niet vermeld staat op de agenda.

  • n.

    Inleidende beschouwing:: korte mondelinge weergave van een standpunt over een onderwerp, uitgesproken voorafgaand aan het debat over dat onderwerp;

  • o.

    debat: beraadslaging in de zin van de Gemeentewet, tijdens de debatraad

  • p.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering.

  • q.

    Het verzenden van stukken: het op de in de gemeente gebruikelijke wijze ter beschikking stellen van stukken aan leden van de raad. Hieronder valt in ieder geval het ter beschikking stellen van stukken op digitale wijze.

  • r.

    Schriftelijke stukken: informatiebronnen die op papier of digitaal worden aangeleverd. Indien op grond van dit reglement schriftelijke stukken ter beschikking dienen te worden gesteld, volstaat aanlevering op digitale wijze.

  • s.

    Collegebijpraatavonden: bijeenkomsten, georganiseerd door het college van burgemeester en wethouders, waarin aan de raad mededelingen worden gedaan of informatie wordt verstrekt over gemeentelijke aangelegenheden.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1.

    De griffier is bij elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een raadsadviseur. Als er geen raadsadviseur beschikbaar is wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3.

    Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen tijdens het debat als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 De agendacommissie

  • 1.

    De raad heeft een agendacommissie die de voorlopige agenda vaststelt van de vergaderingen van de raad, derondetafelgesprekken (beeldvormend en opiniërend) en andere activiteiten van de raad, met uitzondering van de agenda van de bijpraatavonden van het college.

  • 2.

    De agendacommissie bestaat uit stemhebbende leden en niet stemhebbende leden. De voorzitter van de raad, de gemeentesecretaris en de griffier zijn niet stemhebbend. De plaatsvervangend voorzitter van de raad, een rondetafelvoorzitter van een collegepartij en een rondetafelvoorzitter van een niet-collegepartij zijn stemhebbend. Desgewenst kan de agendacommissie worden uitgebreid met twee stemhebbende leden. In dat geval zijn er twee rondetafelvoorzitters van collegepartijen en twee rondetafelvoorzitters van niet-collegepartijen. Het aantal leden is altijd oneven.

  • 3.

    De plaatsvervangend voorzitter van de raad fungeert tevens als voorzitter van de agendacommissie. Als de agendacommissie bestaat uit vijf leden dan wijst de agendacommissie één van de stemhebbende leden aan als plaatsvervanger van de voorzitter. De griffier fungeert als secretaris en adviseur van de agendacommissie.

  • 4.

    De raad benoemt de leden van de agendacommissie. Als de agendacommissie bestaat uit drie stemhebbende leden, benoemt de raad voor deze leden tevens plaatsvervangend leden. Deze zijn eveneens rondetafelvoorzitter van een collegepartij respectievelijk niet-collegepartij. Als de agendacommissie bestaat uit vijf stemhebbende leden, worden geen plaatsvervangers benoemd.

  • 5.

    Indien de agendacommissie bestaat uit drie stemhebbende leden, dienen tenminste twee (plaatsvervangend) leden aanwezig te zijn om besluiten te kunnen nemen. Indien de agendacommissie bestaat uit vijf stemhebbende leden, dan dienen minimaal drie leden aanwezig te zijn om besluiten te kunnen nemen. De stemhebbende leden hebben elk één stem in de agendacommissie.

  • 6.

    Een besluit van de agendacommissie wordt bij voorkeur in eenstemmigheid genomen. Indien dit niet mogelijk is wordt een besluit bij meerderheid genomen.

  • 7.

    De vergaderingen van de agendacommissie zijn niet openbaar. Het verslag van de agendacommissie wordt vertrouwelijk ter beschikking gesteld aan de raad.

Artikel 5 Het fractievoorzittersoverleg

  • 1.

    De raad heeft een fractievoorzittersoverleg dat als klankbord dient voor de voorzitter van de raad dan wel het college en daarnaast tot taak heeft om huishoudelijke zaken die de raad betreffen te regelen, waaronder de vaststelling van de procedures als bedoeld in hoofdstuk 5 van dit reglement.

  • 2.

    Het fractievoorzittersoverleg bestaat uit de voorzitter van de raad, de plaatsvervangend voorzitter van de raad, de griffier of diens plaatsvervanger en de fractievoorzitters. Het fractievoorzittersoverleg wordt voorgezeten door de plaatsvervangend voorzitter van de raad. Het fractievoorzittersoverleg wijst uit haar midden een plaatsvervanger voor de voorzitter aan.

  • 3.

    Elke fractievoorzitter wijst een raadslid van zijn fractie aan dat hem bij zijn afwezigheid in het fractievoorzittersoverleg vervangt.

  • 4.

    In het fractievoorzittersoverleg hebben de voorzitter van de raad en de griffier geen stemrecht. Elke fractievoorzitter heeft één stem. De voorzitter van het fractievoorzittersoverleg heeft geen stemrecht, tenzij deze ook de functie van fractievoorzitter bekleedt.

  • 5.

    Een besluit wordt bij meerderheid van stemmen genomen.

  • 6.

    De voorzitter van het fractievoorzittersoverleg roept het fractievoorzittersoverleg bijeen zo vaak hij dit nodig acht. Daarnaast komt het fractievoorzittersoverleg bijeen wanneer minimaal drie leden daarom verzoeken.

  • 7.

    De vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg zijn niet openbaar. Het verslag van het fractievoorzittersoverleg wordt vertrouwelijk ter beschikking gesteld aan de raad.

HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; BENOEMING WETHOUDERS; FRACTIES

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen

  • 5.

    Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De (kandidaat)- wethouder verstrekt aan de gemeenteraad een Verklaring omtrent het gedrag (VOG), uiterlijk vier weken na zijn benoeming.

Artikel 7 Fractie

  • 1.

    Leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    a. Indien:

    1° één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan

    optreden;

    2° twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    3° één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie; wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter en de griffier.

    b. Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Frequentie, dag, tijd en plaats van vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op een donderdag, een week nadat de opiniërende rondetafelgesprekken hebben plaatsgevonden. De vergaderingen worden gehouden in het stadhuis.

  • 2.

    Een vergadering bestaat in principe uit achtereenvolgens de debatraad en de besluitvormende raad.

  • 3.

    De vergadering begint in de regel om 20.00 uur. De besluitvormende raad vindt aansluitend aan de debatraad plaats. In de regel eindigt de debatraad met een schorsing. De besluitvormende raad eindigt uiterlijk om 0.00 uur.

  • 4.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de agendacommissie.

Artikel 9 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste vijf dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

Artikel 10 Agenda

  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast. Zij agendeert de onderwerpen voor de debatraad tevens voor de besluitvormende raad, maar kan daar vanaf wijken. In deze gevallen wordt het onderwerp door de agendacommissie alleen voor de debatraad geagendeerd.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter op na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3.

    Bij aanvang van de debatraad stelt de raad de agenda van de debatraad vast. Bij aanvang van de besluitvormende raad stelt de raad de agenda van de besluitvormende raad vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4.

    Voor de besluitvormende raad wordt in ieder geval geagendeerd:

    • a.

      de vaststelling van de besluitenlijst van de vorige vergadering;

    • b.

      de vaststelling van de lijst van ingekomen stukken als bedoeld in artikel 17.

  • 5.

    Indien een voorstel aanleiding geeft tot het stellen van informatieve vragen of indien het anderszins onvoldoende voorbereid is, wordt het ter behandeling terugverwezen naar een rondetafelgesprek (Beeldvormend of Opinierend).

  • 6.

    Indien tijdens de vergadering een motie of amendement betreffende een voorstel wordt ingediend, dan kan het desbetreffende agendapunt van de agenda voor de besluitvormende raad worden afgevoerd en wordt het geagendeerd voor de volgende besluitvormende raad.

  • 7.

    Een motie die tijdens de debatraad wordt ingediend en die geen betrekking heeft op een onderwerp dat al voor die debatraad geagendeerd was, wordt geagendeerd na het laatste agendapunt van de debatraad respectievelijk besluitvormende raad.

  • 8.

    Bij aanvang van de besluitvormende raad kan de raad alsnog besluiten een voor besluitvorming geagendeerd voorstel niet in stemming te brengen maar te agenderen voor de eerstvolgende besluitvormende raad.

  • 9.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder in het stadhuis ter inzage gelegd. De stukken worden tevens gepubliceerd op de website van de gemeente. De griffier maakt van de terinzagelegging en publicatie op de website melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 12. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het stadhuis gebracht.

  • 3.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier of een door hem aangewezen ambtenaar en verleent de griffier of deze ambtenaar de leden van de raad inzage.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de voorlopige agenda;

    • c.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Paragraaf 2 Orde der vergadering; algemeen

Artikel 13 Presentie

  • 1.

    Het college is bij elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 14 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad, de wethouders en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met het fractievoorzittersoverleg bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met het fractievoorzittersoverleg.

Artikel 15 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 16 Besluitenlijst

  • 1.

    De besluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep.

  • 2.

    De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient tenminste 24 uur voor de vergadering waarin de besluitenlijst wordt vastgesteld schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.

  • 3.

    De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een samenvatting op hoofdlijnen van hetgeen gezegd is met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 23 door de raad is toegestaan deel te nemen aan het debat.

    • f.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen. Deze worden als bijlage toegevoegd aan de besluitenlijst.

  • 4.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier en in principe in de eerstvolgende vergadering vastgesteld.

  • 5.

    De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 17 lijst van ingekomen stukken en mededelingen

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt gelijktijdig met de schriftelijke oproep als bedoeld in artikel 9 aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2.

    Op de lijst van ingekomen stukken staan in ieder geval, voor zover ingekomen:

    • a.

      voorstellen aan de raad (raadsvoorstellen);

    • b.

      brieven van het college aan de raad (collegebrieven);

    • c.

      brieven en documenten van derden gericht aan de raad;

    • d.

      schriftelijke vragen op grond van artikel 36 van dit reglement en de antwoorden daarop van het college of de burgemeester.

  • 3.

    Bij de behandeling van de ingekomen stukken stelt de raad op voorstel van de agendacommissie de wijze van afdoening vast.

Artikel 18 Spreekplaats

  • 1.

    De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van achter het katheder en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

Paragraaf 3 Debatraad

Artikel 19 Doel van de debatraad

De debatraad is erop gericht om de raad in de gelegenheid te stellen zijn kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende taak uit te oefenen. De raad kan dit doen middels het voeren van debat tussen de leden onderling en tussen de leden en andere deelnemers aan het debat, alsmede door middel van het inzetten van andere instrumenten die raadsleden tijdens de debatraad ter beschikking staan.

Artikel 20 Opening van het debat en het vervolg van het debat

  • 1.

    De voorzitter inventariseert bij de behandeling van een onderwerp welke leden daarover het woord willen voeren. Hij stelt achtereenvolgens aan de hand van de inventarisatie enkele leden in de gelegenheid een korte inleidende beschouwing te geven. Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    Tijdens het maken van een inleidende beschouwing mag de spreker niet worden geïnterrumpeerd.

  • 3.

    Nadat de inleidende beschouwingen gemaakt zijn, kunnen de leden, en anderen die daartoe genodigd zijn, daarop reageren en een bijdrage aan het debat leveren.

  • 4.

    Tijdens het debat gelden geen vaste spreektermijnen.

  • 5.

    Gedurende het debat mogen sprekers elkaar interrumperen, tenzij dit tot verstoring van de orde leidt.

  • 6.

    Voor de behandeling van een onderwerp tijdens de debatraad wordt in beginsel niet meer dan 45 minuten uitgetrokken.

  • 7.

    In het kader van de bewaking van de termijn genoemd in het vorige lid kan de voorzitter de deelnemers aan het debat, in afwijking van het bepaalde in lid 4, een spreektijd stellen of, in afwijking van het bepaalde in lid 5, bepalen dat een spreker zonder verdere interrupties zijn betoog mag afronden.

  • 8.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te debatteren.

  • 9.

    Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten het debat voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.

  • 10.

    De voorzitter voert tijdens het debat zo dikwijls het woord als hij nodig acht teneinde het debat vlot te laten verlopen.

Artikel 21 Het college

  • 1.

    De leden van het college kunnen aan het debat deelnemen.

  • 2.

    Het college kan tijdens de debatraad ter verantwoording worden geroepen.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen. De voorzitter stelt de spreker in de gelegenheid de woorden die ertoe hebben geleid dat hij tot de orde is geroepen, terug te nemen. De weergave hiervan wordt alsdan niet in de besluitenlijst opgenomen.

  • 2.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 23 Deelname aan het debat door anderen

  • 1.

    De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, wethouders, griffier en voorzitter deelnemen aan het debat.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één van de leden van de raad genomen alvorens met het debat ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 3.

    Er is geen inspreekrecht voor burgers en instellingen, tenzij een voorstel niet in een Rondetafelgesprek (beeldvormend) is behandeld. Als een voorstel rechtstreeks in de debatraad wordt geagendeerd dan wordt aan burgers en instellingen de gelegenheid geboden om voorafgaand aan het betreffende agendapunt in te spreken.

Paragraaf 4 Besluitvormende raad

Artikel 24 Stemverklaring

Voordat de raad tijdens de besluitvormende raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 25 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden tegen het voorstel of bepaalde delen daarvan te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    In beginsel geschiedt een stemming door handopsteken. De voorzitter vraagt wie er voor het voorstel is. Daarna vraagt de voorzitter wie tegen het voorstel is.

  • 5.

    Een lid van de raad kan verzoeken om hoofdelijke stemming. Indien een hoofdelijke stemming wordt gehouden, wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. Indien er over meer onderwerpen een hoofdelijke stemming wordt gehouden, begint de stemming steeds bij hetzelfde lid.

  • 6.

    De griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. Nadat het overeenkomstig het vorige lid aangewezen lid zijn stem heeft uitgebracht, geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 7.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 8.

    De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 9.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 10.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 26 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Alvorens over een (sub)amendement of motie wordt gestemd, wordt het college in de gelegenheid gesteld over dat (sub)amendement of die motie te adviseren.

  • 2.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 3.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 4.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 5.

    Na een stemming over een of meer (sub)amendementen vindt de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing met inachtneming van de op dat moment aangenomen amendementen.

  • 6.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt de motie in stemming gebracht nadat de stemming over het voorstel heeft plaatsgevonden.

Artikel 27 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming moet worden gehouden over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, benoemt de voorzitter drie leden tot commissie tot stemopneming. De commissie wordt bijgestaan door de griffier.

  • 2.

    De stemming vindt plaats middels stembriefjes.

  • 3.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 4.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje of op een vooraf onder verantwoordelijkheid van de voorzitter vervaardigd stemformulier.

  • 5.

    De commissie tot stemopneming onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

  • a.

    een blanco ingevuld stembriefje;

  • b.

    een ondertekend stembriefje;

  • c.

    een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

  • d.

    een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

  • e.

    een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 8.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 28 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 29 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK 4 RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 30 Amendementen

  • 1.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan tot aan het moment dat over het voorstel wordt gestemd, een amendement indienen.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Een subamendement dient naar de vorm geschikt te zijn om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • 5.

    Intrekking door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 31 Moties

  • 1.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    Een motie die tijdens de debatraad wordt ingediend en die geen betrekking heeft op een onderwerp dat al voor de debatraad geagendeerd was, wordt geagendeerd na het laatste agendapunt van de debatraad, respectievelijk de besluitvormende raad.

Artikel 32 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 33 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Ieder lid heeft het recht aan de raad voorstellen te doen die buiten de agenda vallen.

  • 2.

    Zulk een initiatiefvoorstel moet schriftelijk bij de agendacommissie worden ingediend.

  • 3.

    De agendacommissie legt het voorstel ter advisering voor aan het college.

  • 4.

    Alvorens het advies van het college wordt ingewonnen, kan het voorstel in een rondetafelgesprek aan de orde worden gesteld zodat de initiatiefnemer het voorstel kan toelichten.

  • 5.

    Nadat het college over het voorstel heeft geadviseerd, plaatst de agendacommissie het voorstel op de agenda van het eerstvolgende rondetafelgesprek dan wel van de eerstvolgende debatraad, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van het daaropvolgende rondetafelgesprek dan wel van de volgende debatraad geplaatst.

  • 6.

    De behandeling van het voorstel in de debatraad vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad op voorstel van de voorzitter beslist dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld.

Artikel 34 Collegevoorstel

  • 1.

    Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad dat is aangeboden aan de raad, kan niet worden ingetrokken zonder motivering van het college en zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 35 Interpellatie

  • 1.

    Indien een lid ingevolge artikel 155 lid 2 Gemeentewet inlichtingen aan het college of de burgemeester wenst te vragen over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda van de raadsvergadering, dient deze bij de voorzitter een schriftelijk verzoek tot het houden van interpellatie in.

  • 2.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in gevallen die naar het oordeel van de voorzitter spoedeisend zijn, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen.

  • 3.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college. Bij de aanvang en na de opening van de eerstvolgende vergadering na de indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Indien de raad verlof verleent voor de interpellatie, bepaalt hij op welk moment tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 4.

    De interpellant voert eerst het woord, daarna de burgemeester en de wethouders. Interpellant, burgemeester en wethouders voeren niet meer dan tweemaal het woord. De overige leden van de raad voeren niet meer dan eenmaal het woord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 36 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2.

    De vragen worden bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen via de griffier zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats; in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende debatraad. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt de burgemeester of het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De antwoorden worden door de burgemeester of het college aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist. Bij schriftelijke behandeling dient de vragensteller daartoe voorafgaand aan de raadsvergadering een verzoek in bij de agendacommissie.

HOOFDSTUK 5 BEGROTING, REKENING EN PERSPECTIEFNOTA

Artikel 37 Procedure begroting en perspectiefnota

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het fractievoorzittersoverleg vaststelt.

  • 2.

    Indien voorafgaand aan de begroting door het college een perspectiefnota wordt uitgebracht, geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de perspectiefnota volgens een procedure die het fractievoorzittersoverleg vaststelt.

Artikel 38 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die het fractievoorzittersoverleg, gehoord de Auditcommissie, vaststelt.

HOOFDSTUK 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 39 Verslag, vragen en verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, of de burgemeester die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een andere Verbonden Partij, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar een rondetafelgesprek (beeldvormend of opiniërend).

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen conform de procedure zoals bedoeld in artikel 36.

  • 3.

    De vragen worden bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis komen van de persoon aan wie de vragen gesteld worden.

  • 4.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats; in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende debatraad. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt de voorzitter de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5.

    De antwoorden worden door de voorzitter aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 6.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De verantwoording en informatieplicht als bedoeld in artikel 169 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

HOOFDSTUK 7 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 40 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 41 Besluitenlijst

  • 1.

    De besluitenlijst van een besloten vergadering is in elk geval niet openbaar zolang zij niet zijn vastgesteld. De besluitenlijst die niet openbaar is, wordt uitsluitend aan de leden van de raad en de leden van het college verstrekt.

  • 2.

    De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 42 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De geheimhouding dient in acht te worden genomen door eenieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op andere wijze kennis heeft van de stukken. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 43 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 44 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 46 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik van mobiele telefoons om te bellen of het gebruik van andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering niet toegestaan, tenzij de voorzitter hiervoor toestemming heeft gegeven.

Artikel 47 Maatregelen van orde

Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 48 Uitleg reglement

  • 1.

    In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan de raad besluiten af te wijken van de bepalingen van dit reglement.

Artikel 49 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als: Reglement van orde voor de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn 2014

Artikel 50 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de dag waarop deze wordt vastgesteld.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn vastgesteld bij raadsbesluit van 22 april 2004 alsmede het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Boskoop vastgesteld bij raadsbesluit van 22 april 2010, het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Rijnwoude, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 april 2010

     

Dit is besloten in de openbare vergadering van de raad op 2 januari 2014

De raad van Alphen aan den Rijn,

de griffier,

P.M.H. van Ruitenbeek

de voorzitter,

T.P.J. Bruinsma