HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
- a.
rondetafelgesprekken: commissievergadering in de zin van artikel
82 Gemeentewet, nader uitgewerkt in de verordening
Rondetafelgesprekken gemeente Alphen aan den Rijn; eerste fase
in de raadscyclus, waarin per geagendeerd onderwerp gestart
wordt in een open gesprek met diverse deelnemers, waaronder
inwoners, informatie wordt ingewonnen (beeldvormend) en
vervolgens per geagendeerd onderwerp in een volgend
Rondetafelgesprek politiek inhoudelijk wordt gesproken
(opiniërend);
- b.
debatraad: tweede fase in de raadscyclus, waarin in ieder geval
waar nodig in aansluiting op het opiniërende Rondetafelgesprek
verder beraadslaagd wordt over geagendeerde onderwerpen;
- c.
besluitvormende raad: derde en laatste fase van de raadscyclus,
waarin besluiten worden genomen;
- d.
- e.
griffier: de door de raad op grond van artikel 107 Gemeentewet
aangestelde raadsgriffier of een door hem aangewezen
ambtenaar;
- f.
college: college van burgemeester en wethouders;
- g.
voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;
- h.
rondetafelvoorzitter: voorzitter van een rondetafelgesprek;
- i.
amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpraadsbesluit
of ontwerpverordening, naar de vorm geschikt om daarin direct te
worden opgenomen;
- j.
subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig
amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen
in het amendement, waarop het betrekking heeft;
- k.
motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp
waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken, zonder
dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;
- l.
initiatiefvoorstel: een voorstel van een lid van de raad voor
een verordening of een ander voorstel;
- m.
interpellatie: het vragen van inlichtingen aan het college of de
burgemeester over een onderwerp als bedoeld in artikel 155,
tweede lid, van de Gemeentewet, dat niet vermeld staat op de
agenda.
- n.
Inleidende beschouwing:: korte mondelinge weergave van een
standpunt over een onderwerp, uitgesproken voorafgaand aan het
debat over dat onderwerp;
- o.
debat: beraadslaging in de zin van de Gemeentewet, tijdens de
debatraad
- p.
voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de
vergadering.
- q.
Het verzenden van stukken: het op de in de gemeente
gebruikelijke wijze ter beschikking stellen van stukken aan
leden van de raad. Hieronder valt in ieder geval het ter
beschikking stellen van stukken op digitale wijze.
- r.
Schriftelijke stukken: informatiebronnen die op papier of
digitaal worden aangeleverd. Indien op grond van dit reglement
schriftelijke stukken ter beschikking dienen te worden gesteld,
volstaat aanlevering op digitale wijze.
- s.
Collegebijpraatavonden: bijeenkomsten, georganiseerd door het
college van burgemeester en wethouders, waarin aan de raad
mededelingen worden gedaan of informatie wordt verstrekt over
gemeentelijke aangelegenheden.
Artikel 2 De voorzitter
De voorzitter is belast met:
- a.
het leiden van de vergadering;
- b.
het handhaven van de orde;
- c.
het doen naleven van het reglement van orde;
- d.
hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder
opdraagt.
Artikel 3 De griffier
- 1.
De griffier is bij elke vergadering van de raad aanwezig.
- 2.
Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen
door een raadsadviseur. Als er geen raadsadviseur beschikbaar is
wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen
ambtenaar.
- 3.
Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd,
aan de beraadslagingen tijdens het debat als bedoeld in dit
reglement deelnemen.
Artikel 4 De agendacommissie
- 1.
De raad heeft een agendacommissie die de voorlopige agenda vaststelt
van de vergaderingen van de raad, derondetafelgesprekken
(beeldvormend en opiniërend) en andere activiteiten van de raad, met
uitzondering van de agenda van de bijpraatavonden van het
college.
- 2.
De agendacommissie bestaat uit stemhebbende leden en niet
stemhebbende leden. De voorzitter van de raad, de gemeentesecretaris
en de griffier zijn niet stemhebbend. De plaatsvervangend voorzitter
van de raad, een rondetafelvoorzitter van een collegepartij en een
rondetafelvoorzitter van een niet-collegepartij zijn stemhebbend.
Desgewenst kan de agendacommissie worden uitgebreid met twee
stemhebbende leden. In dat geval zijn er twee rondetafelvoorzitters
van collegepartijen en twee rondetafelvoorzitters van
niet-collegepartijen. Het aantal leden is altijd oneven.
- 3.
De plaatsvervangend voorzitter van de raad fungeert tevens als
voorzitter van de agendacommissie. Als de agendacommissie bestaat
uit vijf leden dan wijst de agendacommissie één van de stemhebbende
leden aan als plaatsvervanger van de voorzitter. De griffier
fungeert als secretaris en adviseur van de agendacommissie.
- 4.
De raad benoemt de leden van de agendacommissie. Als de
agendacommissie bestaat uit drie stemhebbende leden, benoemt de raad
voor deze leden tevens plaatsvervangend leden. Deze zijn eveneens
rondetafelvoorzitter van een collegepartij respectievelijk
niet-collegepartij. Als de agendacommissie bestaat uit vijf
stemhebbende leden, worden geen plaatsvervangers benoemd.
- 5.
Indien de agendacommissie bestaat uit drie stemhebbende leden,
dienen tenminste twee (plaatsvervangend) leden aanwezig te zijn om
besluiten te kunnen nemen. Indien de agendacommissie bestaat uit
vijf stemhebbende leden, dan dienen minimaal drie leden aanwezig te
zijn om besluiten te kunnen nemen. De stemhebbende leden hebben elk
één stem in de agendacommissie.
- 6.
Een besluit van de agendacommissie wordt bij voorkeur in
eenstemmigheid genomen. Indien dit niet mogelijk is wordt een
besluit bij meerderheid genomen.
- 7.
De vergaderingen van de agendacommissie zijn niet openbaar. Het
verslag van de agendacommissie wordt vertrouwelijk ter beschikking
gesteld aan de raad.
Artikel 5 Het fractievoorzittersoverleg
- 1.
De raad heeft een fractievoorzittersoverleg dat als klankbord dient
voor de voorzitter van de raad dan wel het college en daarnaast tot
taak heeft om huishoudelijke zaken die de raad betreffen te regelen,
waaronder de vaststelling van de procedures als bedoeld in hoofdstuk
5 van dit reglement.
- 2.
Het fractievoorzittersoverleg bestaat uit de voorzitter van de raad,
de plaatsvervangend voorzitter van de raad, de griffier of diens
plaatsvervanger en de fractievoorzitters. Het
fractievoorzittersoverleg wordt voorgezeten door de plaatsvervangend
voorzitter van de raad. Het fractievoorzittersoverleg wijst uit haar
midden een plaatsvervanger voor de voorzitter aan.
- 3.
Elke fractievoorzitter wijst een raadslid van zijn fractie aan dat
hem bij zijn afwezigheid in het fractievoorzittersoverleg
vervangt.
- 4.
In het fractievoorzittersoverleg hebben de voorzitter van de raad en
de griffier geen stemrecht. Elke fractievoorzitter heeft één stem.
De voorzitter van het fractievoorzittersoverleg heeft geen
stemrecht, tenzij deze ook de functie van fractievoorzitter
bekleedt.
- 5.
Een besluit wordt bij meerderheid van stemmen genomen.
- 6.
De voorzitter van het fractievoorzittersoverleg roept het
fractievoorzittersoverleg bijeen zo vaak hij dit nodig acht.
Daarnaast komt het fractievoorzittersoverleg bijeen wanneer minimaal
drie leden daarom verzoeken.
- 7.
De vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg zijn niet
openbaar. Het verslag van het fractievoorzittersoverleg wordt
vertrouwelijk ter beschikking gesteld aan de raad.
HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 8 Frequentie, dag, tijd en plaats van vergaderingen
- 1.
De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op een
donderdag, een week nadat de opiniërende rondetafelgesprekken
hebben plaatsgevonden. De vergaderingen worden gehouden in het
stadhuis.
- 2.
Een vergadering bestaat in principe uit achtereenvolgens de
debatraad en de besluitvormende raad.
- 3.
De vergadering begint in de regel om 20.00 uur. De
besluitvormende raad vindt aansluitend aan de debatraad plaats.
In de regel eindigt de debatraad met een schorsing. De
besluitvormende raad eindigt uiterlijk om 0.00 uur.
- 4.
De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en
aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij
voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende
situatie, overleg met de agendacommissie.
Artikel 9 Oproep
- 1.
De voorzitter zendt ten minste vijf dagen voor een vergadering
de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding
van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.
- 2.
De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met
uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de
Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de
schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.
- 3.
Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in
artikel 10, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde
voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor
aanvang van de vergadering aan de leden van de raad
gezonden.
Artikel 10 Agenda
- 1.
Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de
agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast.
Zij agendeert de onderwerpen voor de debatraad tevens voor de
besluitvormende raad, maar kan daar vanaf wijken. In deze
gevallen wordt het onderwerp door de agendacommissie alleen voor
de debatraad geagendeerd.
- 2.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter op na het verzenden
van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang
van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.
- 3.
Bij aanvang van de debatraad stelt de raad de agenda van de
debatraad vast. Bij aanvang van de besluitvormende raad stelt de
raad de agenda van de besluitvormende raad vast. Op voorstel van
een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de
vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen
of van de agenda afvoeren.
- 4.
Voor de besluitvormende raad wordt in ieder geval
geagendeerd:
- a.
de vaststelling van de besluitenlijst van de vorige
vergadering;
- b.
de vaststelling van de lijst van ingekomen stukken als
bedoeld in artikel 17.
- 5.
Indien een voorstel aanleiding geeft tot het stellen van
informatieve vragen of indien het anderszins onvoldoende
voorbereid is, wordt het ter behandeling terugverwezen naar een
rondetafelgesprek (Beeldvormend of Opinierend).
- 6.
Indien tijdens de vergadering een motie of amendement
betreffende een voorstel wordt ingediend, dan kan het
desbetreffende agendapunt van de agenda voor de besluitvormende
raad worden afgevoerd en wordt het geagendeerd voor de volgende
besluitvormende raad.
- 7.
Een motie die tijdens de debatraad wordt ingediend en die geen
betrekking heeft op een onderwerp dat al voor die debatraad
geagendeerd was, wordt geagendeerd na het laatste agendapunt van
de debatraad respectievelijk besluitvormende raad.
- 8.
Bij aanvang van de besluitvormende raad kan de raad alsnog
besluiten een voor besluitvorming geagendeerd voorstel niet in
stemming te brengen maar te agenderen voor de eerstvolgende
besluitvormende raad.
- 9.
Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de
raad de volgorde van behandeling van de agendapunten
wijzigen.
Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken
- 1.
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen
op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van
de schriftelijke oproep voor een ieder in het stadhuis ter
inzage gelegd. De stukken worden tevens gepubliceerd op de
website van de gemeente. De griffier maakt van de
terinzagelegging en publicatie op de website melding in de
openbare kennisgeving bedoeld in artikel 12. Indien na het
verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden
gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad
en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
- 2.
Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten
het stadhuis gebracht.
- 3.
Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede
lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze
stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de
griffier of een door hem aangewezen ambtenaar en verleent de
griffier of deze ambtenaar de leden van de raad inzage.
Artikel 12 Openbare kennisgeving
- 1.
De vergadering wordt op de voor afkondigingen in de gemeente
gebruikelijke wijze ter openbare kennis gebracht.
- 2.
De openbare kennisgeving vermeldt:
- a.
de datum, aanvangstijd en plaats van de
vergadering;
- b.
- c.
de wijze waarop en de plaats waar een ieder de
voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan
inzien.
Paragraaf 2 Orde der vergadering; algemeen
Artikel 13 Presentie
- 1.
Het college is bij elke vergadering van de raad aanwezig.
- 2.
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad
onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke
vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier
door ondertekening vastgesteld.
Artikel 14 Zitplaatsen
- 1.
De voorzitter, de leden van de raad, de wethouders en de
griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na
overleg met het fractievoorzittersoverleg bij aanvang van iedere
nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.
- 2.
Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling
herzien na overleg met het fractievoorzittersoverleg.
Artikel 15 Opening vergadering; quorum
- 1.
De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur,
indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de
raad blijkens de presentielijst aanwezig is.
- 2.
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het
vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na
voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de
volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de
Gemeentewet.
Artikel 16 Besluitenlijst
- 1.
De besluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt, zo
mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met
de schriftelijke oproep.
- 2.
De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het
recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien
de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft
hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering
dient tenminste 24 uur voor de vergadering waarin de
besluitenlijst wordt vastgesteld schriftelijk bij de griffier te
worden ingediend.
- 3.
De besluitenlijst moet inhouden:
- a.
de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders
en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de
leden die afwezig waren en overige personen die het
woord gevoerd hebben;
- b.
een vermelding van de zaken die aan de orde zijn
geweest;
- c.
een samenvatting op hoofdlijnen van hetgeen gezegd is
met vermelding van de namen van de aanwezigen die het
woord voerden;
- d.
een overzicht van het verloop van elke stemming, met
vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de
leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van
de namen van de leden die zich overeenkomstig de
Gemeentewet van stemming hebben onthouden;
- e.
bij het desbetreffende agendapunt de naam en de
hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van
het bepaalde in artikel 23 door de raad is toegestaan
deel te nemen aan het debat.
- f.
de tekst van de ter vergadering ingediende
initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen,
voorstellen van orde, moties, amendementen en
subamendementen. Deze worden als bijlage toegevoegd aan
de besluitenlijst.
- 4.
De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier
en in principe in de eerstvolgende vergadering vastgesteld.
- 5.
De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de
griffier ondertekend.
Artikel 17 lijst van ingekomen stukken en mededelingen
- 1.
Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst.
Deze lijst wordt gelijktijdig met de schriftelijke oproep als
bedoeld in artikel 9 aan de leden van de raad toegezonden en ter
inzage gelegd.
- 2.
Op de lijst van ingekomen stukken staan in ieder geval, voor
zover ingekomen:
- a.
voorstellen aan de raad (raadsvoorstellen);
- b.
brieven van het college aan de raad
(collegebrieven);
- c.
brieven en documenten van derden gericht aan de
raad;
- d.
schriftelijke vragen op grond van artikel 36 van dit
reglement en de antwoorden daarop van het college of de
burgemeester.
- 3.
Bij de behandeling van de ingekomen stukken stelt de raad op
voorstel van de agendacommissie de wijze van afdoening
vast.
Artikel 18 Spreekplaats
- 1.
De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun
plaats of van achter het katheder en richten zich tot de
voorzitter.
- 2.
Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de
leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere
plaats spreken.
Paragraaf 3 Debatraad
Artikel 19 Doel van de debatraad
De debatraad is erop gericht om de raad in de gelegenheid te stellen
zijn kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende taak
uit te oefenen. De raad kan dit doen middels het voeren van debat
tussen de leden onderling en tussen de leden en andere deelnemers
aan het debat, alsmede door middel van het inzetten van andere
instrumenten die raadsleden tijdens de debatraad ter beschikking
staan.
Artikel 20 Opening van het debat en het vervolg van het debat
- 1.
De voorzitter inventariseert bij de behandeling van een
onderwerp welke leden daarover het woord willen voeren. Hij
stelt achtereenvolgens aan de hand van de inventarisatie enkele
leden in de gelegenheid een korte inleidende beschouwing te
geven. Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter
gevraagd en van hem verkregen te hebben.
- 2.
Tijdens het maken van een inleidende beschouwing mag de spreker
niet worden geïnterrumpeerd.
- 3.
Nadat de inleidende beschouwingen gemaakt zijn, kunnen de leden,
en anderen die daartoe genodigd zijn, daarop reageren en een
bijdrage aan het debat leveren.
- 4.
Tijdens het debat gelden geen vaste spreektermijnen.
- 5.
Gedurende het debat mogen sprekers elkaar interrumperen, tenzij
dit tot verstoring van de orde leidt.
- 6.
Voor de behandeling van een onderwerp tijdens de debatraad wordt
in beginsel niet meer dan 45 minuten uitgetrokken.
- 7.
In het kader van de bewaking van de termijn genoemd in het
vorige lid kan de voorzitter de deelnemers aan het debat, in
afwijking van het bepaalde in lid 4, een spreektijd stellen of,
in afwijking van het bepaalde in lid 5, bepalen dat een spreker
zonder verdere interrupties zijn betoog mag afronden.
- 8.
De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen
over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel
afzonderlijk te debatteren.
- 9.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de
voorzitter kan de raad besluiten het debat voor een door hem te
bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de
gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.
- 10.
De voorzitter voert tijdens het debat zo dikwijls het woord als
hij nodig acht teneinde het debat vlot te laten verlopen.
Artikel 21 Het college
- 1.
De leden van het college kunnen aan het debat deelnemen.
- 2.
Het college kan tijdens de debatraad ter verantwoording worden
geroepen.
Artikel 22 Handhaving orde; schorsing
- 1.
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke
uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde
onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan
wel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de
orde. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg
geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering over het
aanhangige onderwerp het woord ontzeggen. De voorzitter stelt de
spreker in de gelegenheid de woorden die ertoe hebben geleid dat
hij tot de orde is geroepen, terug te nemen. De weergave hiervan
wordt alsdan niet in de besluitenlijst opgenomen.
- 2.
De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor
een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de
heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering
sluiten.
Artikel 23 Deelname aan het debat door anderen
- 1.
De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering
aanwezige leden van de raad, wethouders, griffier en voorzitter
deelnemen aan het debat.
- 2.
Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of
één van de leden van de raad genomen alvorens met het debat ten
aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt
genomen.
- 3.
Er is geen inspreekrecht voor burgers en instellingen, tenzij
een voorstel niet in een Rondetafelgesprek (beeldvormend) is
behandeld. Als een voorstel rechtstreeks in de debatraad wordt
geagendeerd dan wordt aan burgers en instellingen de gelegenheid
geboden om voorafgaand aan het betreffende agendapunt in te
spreken.
Paragraaf 4 Besluitvormende raad
Artikel 24 Stemverklaring
Voordat de raad tijdens de besluitvormende raad tot stemming
overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te
motiveren.
Artikel 25 Algemene bepalingen over stemming
- 1.
De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen
stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt,
stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke
stemming is aangenomen.
- 2.
In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de
besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden tegen het
voorstel of bepaalde delen daarvan te hebben tegengestemd of
zich van stemming te hebben onthouden.
- 3.
Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de
voorzitter daarvan mededeling.
- 4.
In beginsel geschiedt een stemming door handopsteken. De
voorzitter vraagt wie er voor het voorstel is. Daarna vraagt de
voorzitter wie tegen het voorstel is.
- 5.
Een lid van de raad kan verzoeken om hoofdelijke stemming.
Indien een hoofdelijke stemming wordt gehouden, wordt bij loting
een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar
genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. Indien er over meer
onderwerpen een hoofdelijke stemming wordt gehouden, begint de
stemming steeds bij hetzelfde lid.
- 6.
De griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit
te brengen. Nadat het overeenkomstig het vorige lid aangewezen
lid zijn stem heeft uitgebracht, geschiedt de oproeping naar de
volgorde van de presentielijst.
- 7.
Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid
dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden
verplicht zijn stem uit te brengen.
- 8.
De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’
uit te spreken, zonder enige toevoeging.
- 9.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan
kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid
gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan
kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend
heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist;
in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen
verandering.
- 10.
De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede,
met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte
stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen
besluit.
Artikel 26 Stemming over amendementen en moties
- 1.
Alvorens over een (sub)amendement of motie wordt gestemd, wordt
het college in de gelegenheid gesteld over dat (sub)amendement
of die motie te adviseren.
- 2.
Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend,
wordt eerst over dat amendement gestemd.
- 3.
Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt
eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het
amendement.
- 4.
Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een
aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de
volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de
regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement
het eerst in stemming wordt gebracht.
- 5.
Na een stemming over een of meer (sub)amendementen vindt de
stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn
geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd. Voordat de stemming
over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de
voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing met
inachtneming van de op dat moment aangenomen amendementen.
- 6.
Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend,
wordt de motie in stemming gebracht nadat de stemming over het
voorstel heeft plaatsgevonden.
Artikel 27 Stemming over personen
- 1.
Wanneer een stemming moet worden gehouden over de benoeming,
voordracht of aanbeveling van personen, benoemt de voorzitter
drie leden tot commissie tot stemopneming. De commissie wordt
bijgestaan door de griffier.
- 2.
De stemming vindt plaats middels stembriefjes.
- 3.
Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de
Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een
stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te
zijn.
- 4.
Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te
benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op
voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen
worden samengevat op één briefje of op een vooraf onder
verantwoordelijkheid van de voorzitter vervaardigd
stemformulier.
- 5.
De commissie tot stemopneming onderzoekt of het aantal
ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat
ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te
leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de
stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een
nieuwe stemming gehouden.
- 6.
Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in
artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben
uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben
ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt
verstaan:
- a.
een blanco ingevuld stembriefje;
- b.
een ondertekend stembriefje;
- c.
een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de
stemming verschillende vacatures betreft;
- d.
een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht
betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is
voorgedragen;
- e.
een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan
die waartoe de stemming is beperkt.
- 7.
In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist
de raad, op voorstel van de voorzitter.
- 8.
Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes
onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.
Artikel 28 Herstemming over personen
- 1.
Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid
heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.
- 2.
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte
meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen
twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op
zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste
stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een
tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde
stemming zal plaatshebben.
- 3.
Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen
staken, beslist terstond het lot.
Artikel 29 Beslissing door het lot
- 1.
Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen
wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op
afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.
- 2.
Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn
gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal
gedeponeerd en omgeschud.
- 3.
Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de
stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is
gekozen.
HOOFDSTUK 4 RECHTEN VAN LEDEN
Artikel 30 Amendementen
- 1.
Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is en de presentielijst
heeft getekend, kan tot aan het moment dat over het voorstel wordt
gestemd, een amendement indienen.
- 2.
Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het
amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te
stellen (subamendement).
- 3.
Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen
te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend,
tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van
het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan
worden volstaan.
- 4.
Een subamendement dient naar de vorm geschikt te zijn om direct te
worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking
heeft;
- 5.
Intrekking door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk,
totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.
Artikel 31 Moties
- 1.
Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, kan ter vergadering een
motie indienen.
- 2.
Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden
schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.
- 3.
De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of
voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of
voorstel plaats.
- 4.
Een motie die tijdens de debatraad wordt ingediend en die geen
betrekking heeft op een onderwerp dat al voor de debatraad
geagendeerd was, wordt geagendeerd na het laatste agendapunt van de
debatraad, respectievelijk de besluitvormende raad.
Artikel 32 Voorstellen van orde
- 1.
De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering
mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden
toegelicht.
- 2.
Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering
betreffen.
- 3.
Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.
Artikel 33 Initiatiefvoorstel
- 1.
Ieder lid heeft het recht aan de raad voorstellen te doen die buiten
de agenda vallen.
- 2.
Zulk een initiatiefvoorstel moet schriftelijk bij de agendacommissie
worden ingediend.
- 3.
De agendacommissie legt het voorstel ter advisering voor aan het
college.
- 4.
Alvorens het advies van het college wordt ingewonnen, kan het
voorstel in een rondetafelgesprek aan de orde worden gesteld zodat
de initiatiefnemer het voorstel kan toelichten.
- 5.
Nadat het college over het voorstel heeft geadviseerd, plaatst de
agendacommissie het voorstel op de agenda van het eerstvolgende
rondetafelgesprek dan wel van de eerstvolgende debatraad, tenzij de
schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste
geval wordt het voorstel op de agenda van het daaropvolgende
rondetafelgesprek dan wel van de volgende debatraad geplaatst.
- 6.
De behandeling van het voorstel in de debatraad vindt plaats nadat
alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn
behandeld, tenzij de raad op voorstel van de voorzitter beslist dat
het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met
een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden
behandeld.
Artikel 34 Collegevoorstel
- 1.
Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het
college aan de raad dat is aangeboden aan de raad, kan niet worden
ingetrokken zonder motivering van het college en zonder toestemming
van de raad.
- 2.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het
eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden,
bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw
geagendeerd wordt.
Artikel 35 Interpellatie
- 1.
Indien een lid ingevolge artikel 155 lid 2 Gemeentewet inlichtingen
aan het college of de burgemeester wenst te vragen over een
onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda van de
raadsvergadering, dient deze bij de voorzitter een schriftelijk
verzoek tot het houden van interpellatie in.
- 2.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in
gevallen die naar het oordeel van de voorzitter spoedeisend zijn,
ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering bij de
voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving
van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de
te stellen vragen.
- 3.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk
ter kennis van de overige leden van de raad en het college. Bij de
aanvang en na de opening van de eerstvolgende vergadering na de
indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht.
Indien de raad verlof verleent voor de interpellatie, bepaalt hij op
welk moment tijdens de vergadering de interpellatie zal worden
gehouden.
- 4.
De interpellant voert eerst het woord, daarna de burgemeester en de
wethouders. Interpellant, burgemeester en wethouders voeren niet
meer dan tweemaal het woord. De overige leden van de raad voeren
niet meer dan eenmaal het woord, tenzij de raad anders beslist.
Artikel 36 Schriftelijke vragen
- 1.
Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De
vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen
wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt
verlangd.
- 2.
De vragen worden bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg
voor dat de vragen via de griffier zo spoedig mogelijk ter kennis
van de overige leden van de raad en het college worden
gebracht.
- 3.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats; in
ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen.
Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende debatraad.
Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden,
stelt de burgemeester of het college de vragensteller hiervan
gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt,
waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt
behandeld als een antwoord.
- 4.
De antwoorden worden door de burgemeester of het college aan de
leden van de raad medegedeeld.
- 5.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de
eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in
dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda
voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door
de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad
anders beslist. Bij schriftelijke behandeling dient de vragensteller
daartoe voorafgaand aan de raadsvergadering een verzoek in bij de
agendacommissie.
HOOFDSTUK 5 BEGROTING, REKENING EN PERSPECTIEFNOTA
Artikel 37 Procedure begroting en perspectiefnota
- 1.
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de
voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van
de begroting volgens een procedure die het fractievoorzittersoverleg
vaststelt.
- 2.
Indien voorafgaand aan de begroting door het college een
perspectiefnota wordt uitgebracht, geschiedt de voorbereiding, het
onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de perspectiefnota
volgens een procedure die het fractievoorzittersoverleg vaststelt.
Artikel 38 Procedure jaarrekening
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding
en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de
vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel
indemniteitsbesluit volgens een procedure die het
fractievoorzittersoverleg, gehoord de Auditcommissie, vaststelt.
HOOFDSTUK 7 BESLOTEN VERGADERING
Artikel 40 Algemeen
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van
overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn
met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 41 Besluitenlijst
- 1.
De besluitenlijst van een besloten vergadering is in elk geval niet
openbaar zolang zij niet zijn vastgesteld. De besluitenlijst die
niet openbaar is, wordt uitsluitend aan de leden van de raad en de
leden van het college verstrekt.
- 2.
De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten
vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering
neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van
dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de
griffier ondertekend.
Artikel 42 Geheimhouding
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad
overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de
inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De
geheimhouding dient in acht te worden genomen door eenieder die bij de
vergadering aanwezig is en door een ieder die op andere wijze kennis
heeft van de stukken. De raad kan besluiten de geheimhouding op te
heffen.
Artikel 43 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55,
tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de
Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien
daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd,
in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg
gevoerd.
HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS EN PERS
Artikel 44 Toehoorders en pers
- 1.
De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend
op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen
bijwonen.
- 2.
Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze
verstoren van de orde is verboden.
Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan
wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de
voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 46 Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de
vergadering het gebruik van mobiele telefoons om te bellen of het
gebruik van andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de
orde van de vergadering niet toegestaan, tenzij de voorzitter hiervoor
toestemming heeft gegeven.
Artikel 47 Maatregelen van orde
Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een
door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de
publieke tribune.
HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN
Artikel 48 Uitleg reglement
- 1.
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel
omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel
van de voorzitter.
- 2.
In bijzondere gevallen kan de raad besluiten af te wijken van de
bepalingen van dit reglement.
Artikel 49 Citeertitel
Dit reglement kan worden aangehaald als: Reglement van orde voor de raad
van de gemeente Alphen aan den Rijn 2014
Artikel 50 Inwerkingtreding
- 1.
Dit reglement treedt in werking op de dag waarop deze wordt
vastgesteld.
- 2.
Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de
vergaderingen van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn
vastgesteld bij raadsbesluit van 22 april 2004 alsmede het
reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de
gemeente Boskoop vastgesteld bij raadsbesluit van 22 april 2010,
het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de
gemeente Rijnwoude, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 april
2010