Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Helmond houdende regels omtrent openbare orde en veiligheid Algemene plaatselijke verordening Helmond 2008 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Helmond 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-07-2017 | 15-03-2018 | artikel 2.4.1, 2.4.2., 2.4.13, 3.1.1, 3.2.7, 4.4.2, 4.4.2a, 2.2.2.4, 2.11.1, 1.2, 1.3, 1.8, 2.1.5.2, 2.3.4.1, 2.4.5, 2.4.17, 4.3.3 | 27-06-2016 | . | |
29-07-2016 | 29-07-2017 | 12e wijziging | 28-06-2016 | Raadsbesluit, 2016, -- | |
14-07-2016 | 14-07-2016 | 11e wijziging | 28-06-2016 | Raadsbesluit, 2016, -- | |
14-05-2016 | 14-07-2016 | 10e wijziging | 10-05-2016 | Raadsbesluit, 2016, 897568 | |
11-07-2015 | 10-05-2016 | 9e wijziging | 07-07-2015 | Raadsbesluit, 2015, 731987 | |
26-03-2015 | 11-07-2015 | 8e wijziging | 03-06-2014 | Raadsbesluit, 2014, 368461 | |
21-06-2014 | 21-06-2014 | 8e wijziging | 03-06-2014 | Raadsbesluit, 2014, 368461 | |
17-02-2014 | 21-06-2014 | 7e wijziging | 04-02-2014 | Raadsbesluit, 2014, 386302 |
De raad van de gemeente Helmond;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 september 2011;
gelet op de bepalingen van de gemeen;
In te stemmen met de Verordening tot vierde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008 overeenkomstig de geconsolideerde tekst die als bijlage is bijgevoegd;
In te stemmen met de intrekking van Overlastverordening horeca- en aanverwante bedrijven 2006;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;
voertuigen: alle voertuigen, als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990);
bouwwerk: hetgeen in artikel 1.1 van de Bouwverordening Helmond 2012 daaronder wordt verstaan;
gebouw: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c van de Woningwet daaronder wordt verstaan;
weg: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994;
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.2, 2.1.5.3, 4.4.2 of een ontheffing als bedoeld in artikel 4.3.3.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens wet of deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Voor het wijzigen en intrekken van een omgevingsvergunning is paragraaf 2.6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing.
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Afdeling 1 Orde en veiligheid op openbare plaatsen
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholingen en ongeregeldheden
Degene die op een openbare plaats aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Op de ontheffing als bedoeld in het vierde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.1.1.1 Samenscholingen en ongeregeldheden
Het is verboden een beplanting, stof, voertuig of voorwerp te plaatsen of te hebben waardoor de veiligheid, de bruikbaarheid of het normaal en doelmatig gebruik van een openbare plaats in gevaar komt, dan wel hinder of overlast ontstaat voor omwonenden.
Artikel 2.1.1.2a Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of openbare veiligheid aan degene die zich gedraagt in strijd met de wettelijke bepalingen, als in de bijlage bij deze verordening genoemd, een verbod opleggen zich te bevinden in een door de burgemeester aangewezen gebied en de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen;
Voor zover de carnavalsdagen, nieuwjaarsdag, eerste en tweede paasdag, hemelvaartsdag, eerste en tweede pinksterdag en eerste kerstdag en tweede kerstdag, niet samenvallen met het in het tweede lid genoemde tijdvak, kan de burgemeester het verbod om zich in een aangewezen gebied en daarin gelegen voor publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen te bevinden tevens opleggen voor deze dagen;
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of openbare veiligheid aan diegene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen zes maanden na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd dat hij zich opnieuw gedraagt in strijd met de in het eerste lid bedoelde wettelijke bepalingen, een verbod opleggen zich te bevinden in een aangewezen gebied en in de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen op de door de burgemeester aangewezen tijdstippen voor een tijdvak van ten hoogste twaalf weken.
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester.
Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven en gedrukte stukken of afbeeldingen
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.1.4.1 Straatartiest e.d.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen op of aan de weg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of onder k van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de Verordening wegen Noord-Brabant 2010;
Op de ontheffing als bedoeld in het vierde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.1.5.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen of veranderen van een weg
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor het openbreken van de verharding en het graven en spitten in de weg ten behoeve van een huisaansluiting indien deze werkzaamheden een maximale lengte hebben van 25 meter, mits die werkzaamheden schriftelijk bij het college zijn gemeld en wordt voldaan aan de door het college gestelde nadere regels.
Het verbod in het eerste lid geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, Verordening wegen Noord-Brabant 2010, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of Verordening ondergrondse Infrastructuur Helmond 2014.
Op de vergunning als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2.1.5.3 (Omgevings)vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Verordening wegen Noord-Brabant 2010.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.2 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2.1.6.3 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1.1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:
evenement: elke voor het publiek toegankelijke verrichting op het gebied van kunst of vermaak met uitzondering van:
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h, van de Gemeentewet;
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
wedstrijden op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
Onder evenement wordt mede verstaan:
een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, op de weg;
Artikel 2.2.1.2b Vergunningplichtig evenement
Voor zover een evenement gepaard gaat met politiecapaciteit of het afsluiten van een weg of meerdere wegen en een verkeersbesluit vereist is, is de organisator - in afwijking van de in het vorige lid genoemde termijn - verplicht ten minste zestien weken voor de datum waarop het evenement plaats zal vinden, een aanvraag voor vergunning bij de burgemeester in te dienen.
De burgemeester kan besluiten de vergunning voor te bereiden volgens de procedure van afdeling 3.4 Awb. In voorkomend geval beslist deze binnen zesentwintig weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.
Op de vergunning als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Paragraaf 2 Wedstrijden betaald voetbal
Artikel 2.2.2.5 Voetbalvergunning
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.2.2.7a Aangewezen routes en verplichte combi(vervoers)regeling
Het is een ieder die zich door kleding, uitrusting, meegevoerde voorwerpen of gedragingen manifesteert als voetbalsupporter van een bezoekende voetbalorganisatie verboden op de dag waarop een risicowedstrijd wordt gespeeld gebruik te maken van andere manieren van vervoer naar en van het stadion dan de door de burgemeester voorgeschreven combi(vervoers)regeling.
Artikel 2.2.2.8 Verwijderingsplicht voetbalsupporters
Personen die zich door kleding, uitrusting, meegevoerde voorwerpen of gedragingen manifesteren als voetbalsupporters en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen naar een in het bevel aangeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Artikel 2.2.2.9 Stadionomgevingsverbod
De burgemeester kan overgaan tot het opleggen van het in het eerste lid bedoelde verbod nadat vast is komen te staan dat de persoon de openbare orde in het stadion of in de omgeving van het stadion heeft verstoord op een dag dat een voetbalwedstrijd wordt gespeeld. Tevens kan dit verbod worden opgelegd aan personen aan wie een stadionverbod is opgelegd.
Artikel 2.2.2.10 Plaatsbewijzen
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op openbare inrichtingen e.d.
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid, met uitzondering van een afhaalcentrum. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis
Artikel 2.3.1.2 Exploitatie openbare inrichting en afhaalcentrum
Geen vergunning is benodigd voor een openbare inrichting of afhaalcentrum in:
een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting of het afhaalcentrum een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Het is verboden een terras op of aan de weg te plaatsen of te hebben, indien:
voor de openbare inrichting geen vergunning is verleend ingevolge de Drank- en Horecawet;
Met het oog op de belangen als vermeld in artikel 1.8 van deze verordening kan het college nadere regels stellen.
Artikel 2.3.1.5 Aanvraag vergunning
Een aanvraag ter verkrijging van een vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet wordt beschouwd als een aanvraag voor een exploitatievergunning als bedoeld in aritkel 2.3.1.2.
Artikel 2.3.1.7 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de burgemeester de exploitatievergunning weigeren indien:
in de inrichting middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet worden gebruikt of, al dan niet tegen betaling, worden verstrekt dan wel zullen worden gaan gebruikt of verstrekt.
Artikel 2.3.1.8 Intrekkingsgronden
De burgemeester kan de vergunning intrekken, indien:
een leidinggevende in de laatste vijf jaar voorafgaande aan het nemen van het intrekkingsbesluit onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf, dan wel een geldboete van € 500,-- of meer, terzake van handel in harddrugs, vuurwapenhandel, verboden wapenbezit, geweldpleging, heling, discriminatie, betrokkenheid bij of deelname aan een criminele organisatie of groothandel in (soft)drugs.
in de betreffende inrichting middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet worden gebruikt of, al dan niet tegen betaling, worden verstrekt;
Het tweede tot en met het vijfde lid zijn niet van toepassing in die situaties waarin bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of het Activiteitenbesluit milieubeheer is voorzien.
Op de ontheffing als bedoeld in het vijfde lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.3.1.10 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2.3.1.12 Handel binnen openbare inrichtingen
In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2.3.1.13 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikel 2.3.1.2, 2.3.1.3 en 2.3.1.10 op als bevoegd bestuursorgaan.
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.3.2.3 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de houder van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
de wet: de Wet op de kansspelen;
Speelautomatenbesluit: het Koninklijk Besluit van 23 mei 2000 (Stb. 2000, 223);
speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;
kansspelautomaat: een speelautomaat, als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;
speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid onder b, van de wet;
hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d van de wet;
laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e van de wet;
aanwezigheidsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 30b van de wet;
speelautomatenexploitant: degene die ingevolge de vergunning als bedoeld in artikel 30h van de wet, speelautomaten exploiteert;
Artikel 2.3.3.3 Aanwezigheidsvergunning en tenaamstelling
De aanwezigheidsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de plaatsing van speelautomaten die in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 30h van de wet en die voorzien zijn van een merkteken als bedoeld in artikel 30r van de wet.
Artikel 2.3.3.4 Overname inrichting
Indien de inrichting waarvoor de aanwezigheidsvergunning is verleend, wordt overgenomen door een nieuwe ondernemer, vervalt de aan de vorige ondernemer verleende aanwezigheidsvergunning van rechtswege.
Artikel 2.3.3.6 Exploitatievergunning speelautomatenhallen
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.3.3.7 Aanvraag exploitatievergunning speelautomatenhal
De ondernemer dient de exploitatievergunning aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 2.3.3.10 Weigeringsgronden aanvraag exploitatievergunning speelautomatenhal
De exploitatievergunning wordt geweigerd indien:
de ondernemer of beheerder van de speelautomatenhal niet voldoet aan de eisen gesteld in artikel 4 van het Speelautomatenbesluit;
Artikel 2.3.3.11 Andere beheerder speelautomatenhal
Indien een in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de ondernemer onder overlegging van de in artikel 2.3.3.7 genoemde bescheiden een nieuwe vergunning aan te vragen binnen twee weken nadat de in artikel 2.3.3.7 onder c bedoelde verklaring omtrent het gedrag aan hem is verzonden.
De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden dan wel indien geen aanvraag is ingediend binnen acht weken na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.3.3.13 Intrekkingsgronden exploitatievergunning speelautomatenhal
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.6, kan de burgemeester de exploitatievergunning intrekken:
indien aannemelijk is dat de ondernemer of de beheerder betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de speelautomatenhal, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen van het woon- of leefklimaat in de omgeving van de speelautomatenhal;
Paragraaf 4 Toezicht op afleveringsloketten
Artikel 2.3.4.1 Afleveringsloketten
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Paragraaf 5 Paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2.3.5.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt onder alcoholhoudende drank, paracommerciële rechtspersoon en bijeenkomsten van persoonlijke aard verstaan hetgeen daaronder in de Drank- en Horecawet wordt verstaan.
Artikel 2.3.5.2 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Het is een paracommerciële rechtspersoon toegestaan om tijdens een activiteit die past binnen de statutaire doelomschrijving van die rechtspersoon alcoholhoudende drank te verstrekken vanaf een uur voor aanvang en tot uiterlijk een uur na beëindiging van de activiteit met inachtneming van de schenktijden als genoemd in het volgende lid.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid onder a is het een paracommerciële rechtspersoon zijnde een sportvereniging toegestaan om alcoholhoudende drank te verstrekken op maandag tot en met donderdag dagelijks tussen 12.00 en 01.00 van de dag daarop volgend voor zover de verstrekking samenvalt met een door een landelijke sportbond erkende competitie of toernooi.
Artikel 2.3.5.3 Bijeenkomsten van persoonlijke aard
Het is een paracommerciële rechtspersoon verboden om alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens een bijeenkomst van persoonlijke aard.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 Betreden gesloten woning of lokaal
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
Artikel 2.4.5 Rijden over bermen e.d.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Verordening wegen Noord-Brabant 2010.
Artikel 2.4.6 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet1994.
Artikel 2.4.8 Verboden drankgebruik
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;
de plaats, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.
Het verbod geldt voorts niet voor zover artikel 45 van de Drank- en Horecawet van toepassing is.
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimte wordt in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2.4.10a Vechten in het openbaar
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424 of 426 bis van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Het is verboden op openbare plaatsen of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.
Artikel 2.4.17 Loslopende honden
Op de ontheffing zoals bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden
Het gebod zoals gesteld in het eerste lid en de verplichting zoals gesteld in het vierde lid gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of voor zover een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2.4.19 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een van stevig kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, vervaardigd toestel dat door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en dat zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, waarbij de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en waarbij geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2.6.2 Ter beschikking stellen consumentenvuurwerk tijdens verkoopdagen
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.6.3 Gebruik consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1, 2.1.1.2, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.2.2.7, 2.4.8, 2.4.9, 2.4.10, 2.4.10a, 2.6.3 en 5.5.1 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Afdeling 9 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Afdeling 10 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.10.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan op grond van artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
De burgemeester kan bij schending van deze zorgplicht aan overtreder een last onder bestuursdwang of onder dwangsom opleggen. Daarbij kunnen aanwijzingen worden gegeven over wat de overtreder doet of nalaat om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van zijn bevoegdheid.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, escortbedrijven, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een (raam)prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Artikel 3.1.2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, escortbedrijven, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen en escortbedrijven
Op de vergunning als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland (inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustasius) Aruba, Curacao en Sint-Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.3 Sluitingstijden seksinrichtingen
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of het Activiteitenbesluit milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslistermijn en weigeringsgronden
Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, wordt geweigerd indien:
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Hoofdstuk 4 Bescherming van milieu en natuurschoon en zorg voor uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;
inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.1.4a van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.1.4a van deze verordening - uiterlijk om 24.00 uur te worden beëindigd en op dagen dat een zaterdag, zondag of erkende feestdag volgt uiterlijk om 01.00 uur.
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een houder van een inrichting gelegen binnen een horecaconcentratiegebied als bedoeld in artikel 4.1.6 van deze verordening toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden en maximaal tien incidentele festiviteiten per jaar elders in de gemeente waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.1.4a van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een houder van een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.1.4a van deze verordening - uiterlijk om 24.00 uur beëindigd en op dagen dat een zaterdag, zondag of erkende feestdag volgt uiterlijk om 01.00 uur. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4.1.4a Onversterkte muziek
Voor de duur van 8 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Artikel 4.1.4b (Geluid)hinder door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.
Artikel 4.1.5 Overige geluidhinder
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;
Artikel 4.3.2 Aanwijzing elementen
Het college kan puntelementen, lijnelementen en vlakelementen aanwijzen op grond van leeftijd, conditie, zeldzaamheid en locatie van de houtopstand, Voorts kan aanwijzing plaats vinden in verband met de beeldbepalende, cultuurhistorische, dendrologische, economische, ecologische of milieuwaarde van de houtopstand.
Artikel 4.3.3 Verbod tot vellen en omgevingsvergunning
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing:
op houtopstand als bedoeld in artikel 15, tweede en derde lid, van de Boswet;
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 4.3.4 Aanvraag omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.3, eerste lid moet digitaal danwel schriftelijk met een door de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld formulier worden aangevraagd bij het bevoegd gezag door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Voor zover de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het ministerie van Economische Zaken aan het bevoegd gezag een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift - voor zover van toepassing - mede als een vergunningaanvraag.
Artikel 4.3.5 Herplantplicht zonder omgevingsvergunning en instandhoudingsplicht
Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in artikel 4.3.3 van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen en binnen een door hem te stellen termijn.
Indien het voortbestaan van de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in artikel 4.3.3 van toepassing is ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die dreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.3.6 Schadevergoeding
Het bevoegd gezag beslist op verzoeken om schadevergoeding overeenkomstig artikel 17 van de Boswet.
Artikel 4.3.7 Bestrijding iepziekte
De rechthebbende op een terrein waarop zich een of meerdere iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is - na daartoe door het bevoegd gezag te zijn aangeschreven en binnen de in de aanschrijving genoemde termijn - verplicht:
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest e.d.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende zaken, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4.4.2 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder handelsreclamegebied: een gebied zoals weergegeven op de bij deze verordening behorende kaart (zie bijlagen).
Artikel 4.4.2a Omgevingsvergunning handelsreclame
Op de vergunning als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4.5.2 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Op de ontheffing als bedoeld in het vierde lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5.1.2a Te koop aanbieden van voertuigen
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 5.1.5 Plaatsen of hebben van kampeermiddelen e.d.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Verordening wegen Noord-Brabant 2010.
Artikel 5.1.5a Bevestigen vervoermiddelen aan straatmeubilair e.d.
Het is verboden een fiets, snorfiets, bromfiets of ander voertuig te bevestigen aan niet daarvoor bestemd straatmeubilair, verkeersmeubilair en gemeentelijke groenvoorzieningen.
Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen
Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen
Het is verboden binnen de bebouwde kom een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2.4 meter te parkeren, behoudens op de door het college aangewezen plaatsen, waar dit parkeren naar zijn oordeel niet schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente of niet buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
Op de ontheffing als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meerdan 6 meter of een hoogte van meer dan 2.4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Afdeling 2 Collecteren, venten en standplaatsen
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing
Onder venten wordt niet verstaan:
het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5.2.4;
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Het verbod als bedoeld in het eerste en derde lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Op de ontheffing als bedoeld in het negende lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing
Onder standplaats wordt niet verstaan:
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing
Artikel 5.3.1a Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden in het eerste en derde lid gelden niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement of de Waterwet.
Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats woonschepen
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een woonschip aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement of de Waterwet.
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats woonschepen
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.2, tweede lid, en 5.3.3 bepaalde.
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Vaarweg- en kadeverordening Helmond 2008.
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5.3.7a Brugklimmen en springen in openbaar water
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement en de Waterwet.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:
op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
binnen de bij of krachtens de Provinciale milieuverordening aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als ‘toestel’.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijd beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 5 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.5.1 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur testoken
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 6 Overleden gezelschapsdieren
Artikel 5.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
gezelschapsdieren: dieren als bedoeld in in artikel 1.1 van het Besluit houders van dieren;
Hoofdstuk 6 Strafbepaling, toezicht en inwerkingtreding
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van bepalingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
de opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering;
Artikel 6.3 Binnentreden van woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Bijlage 1 Trefwoordenregister (de cijfers verwijzen naar de artikelen)
Een gebiedsontzegging ingevolge artikel 2.1.1.2a, eerste lid, APV Helmond 2008 kan uitsluitend worden gegeven bij de volgende geconstateerde feiten en voor de daarbij vermelde duur:
Duur eerste ontzegging maximaal zeven dagen:
Duur eerste ontzegging maximaal veertien dagen:
Duur tweede ontzegging e.v. maximaal twaalf weken: