Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Verordening Vinkeveense Plassen 2009 tot behartiging van de belangen van de recreatie en de natuur- en landschapsbescherming in het gebied van het Recreatieschap Vinkeveense Plassen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Vinkeveense Plassen 2009 tot behartiging van de belangen van de recreatie en de natuur- en landschapsbescherming in het gebied van het Recreatieschap Vinkeveense Plassen
CiteertitelVerordening Vinkeveense Plassen 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageBijlage Verordening Vinkeveens Plassen (kaarten)

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling blijft na de herindeling van 1 januari 2011 nog uiterlijk twee jaar van toepassing voor het grondgebied van de voormalige gemeente De Ronde Venen

Deze regeling is door de gemeenteraad per 1 januari 2013 geldend verklaard voor het grondgebied van de voormalige gemeente De Ronde Venen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-04-201001-01-2009Nieuwe regeling

01-04-2010

De Ronde Vener, 14-04-2010

0010/10
15-04-201001-01-200901-01-2013Nieuwe regeling

01-04-2010

De Ronde Vener, 14-04-2010

0010/10

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Vinkeveense Plassen 2009 tot behartiging van de belangen van de recreatie en de natuur- en landschapsbescherming in het gebied van het Recreatieschap Vinkeveense Plassen

 

 

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1 Werkingsgebied

De bepalingen van deze verordening gelden slechts in dat deel van de gemeente, dat gelegen is in het gebied van het Recreatieschap Vinkeveense Plassen, zoals is aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a.

recreatieschap:

het Recreatieschap Vinkeveense Plassen;

b.

bestuur:

het dagelijks bestuur van het recreatieschap;

c.

plassenraad:

de plassenraad van het recreatieschap;

d.

motorboot:

een vaartuig, dat uitsluitend of mede wordt voortbewogen door een daarin, daarop of daaraan aanwezige mechanische krachtbron;

e.

bedrijfsvaartuig:

een vaartuig, dat wordt gebezigd voor de uitoefening van een bedrijf, dan wel blijkens zijn constructie en/of inrichting is bestemd voor het daarmede of daarop of daarin uitoefenen van een bedrijf;

f.

Pleziervaartuig:

een vaartuig, niet zijnde een woonschip, of een bedrijfsvaartuig, dat wordt of kan worden gebezigd voor waterrecreatie;

g.

ligplaats hebben:

het voor anker hebben liggen, het gemeerd hebben of op enigerlei wijze met de vaste grond verbonden hebben van een vaartuig;

h.

rechthebbende:

een ieder die krachtens een persoonlijk of zakelijk recht de beschikking of het beheer heeft over een roerende en/of onroerende zaak.

2. Onder bedrijfsvaartuigen en pleziervaartuigen worden mede verstaan:

  • a.

    die vaar- of voertuigen, bedoeld in lid 1, die tijdelijk of blijvend de mogelijkheid en of geschiktheid om te varen of te drijven hebben verloren;

  • b.

    die vaar- of voertuigen, bedoeld in lid 1, die tijdelijk of blijvend hun oorspronkelijke bestemming overeenkomstig de omschrijving in lid 1 hebben verloren;

  • c.

    de wrakken van de in lid 1 bedoelde vaar- of voertuigen;

  • d.

    de in lid 1 genoemde vaar- of voertuigen, welke in aanbouw zijn en casco’s welke kunnen worden opgebouwd dan wel verbouwd tot de in lid 1 genoemde vaar- of voertuigen.

Artikel 3 Opsporingsbevoegdheid

  • 1.

    Met de handhaving en de zorg voor de naleving van deze verordening en de opsporing van de daarin bedoelde strafbare feiten zijn (behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde personen) belast de door het bestuur aangewezen personen, ieder voor zover betreft de bij die aanwijzing genoemde zaken.

  • 2.

    De ter handhaving van deze verordening gegeven bevelen van de bedoelde opsporingsambtenaren moeten worden opgevolgd.

Artikel 4 Ontheffingen

  • 1.

    Een ingevolge deze verordening verleende ontheffing is slechts van kracht voor diegenen, aan wie zij is verleend.

  • 2.

    Een ingevolge deze verordening verleende ontheffing is slechts van kracht indien zij schriftelijk is verleend.

  • 3.

    Aan een ontheffing kunnen voorschriften en/of beperkingen worden verbonden. Aan een verleende ontheffing kunnen nadere voorschriften en/of beperkingen worden verbonden.

  • 4.

    Het orgaan, waaraan bij dan wel krachtens deze verordening de bevoegdheid is gegeven enige ontheffing te verlenen, kan een tijdstip bepalen, waarop de ontheffing in ieder geval vervalt.

  • 5.

    Indien het orgaan, bevoegd tot het verlenen van de vereiste ontheffing, zelf handelt of tot de handeling opdracht heeft gegeven, wordt die ontheffing geacht te zijn verleend. Onder handelen wordt mede begrepen hebben of gebruiken.

  • 6.

    De houder van een ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ter zake bevoegde opsporingsambtenaar ter inzage te geven. Een ontheffing wordt in ieder geval ingetrokken, indien bij het aanvragen ervan onjuiste gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 5
  • 1.

    Een verzoek om ontheffing dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend.

  • 2.

    Omtrent een verzoek om ontheffing of schadevergoeding ingevolge deze verordening

  • 3.

    wordt door het bestuur beslist binnen drie maanden nadat het verzoek met de eventueel daarbij over te leggen bescheiden is ingekomen.

  • 4.

    Aan de verzoeker wordt zo spoedig mogelijk een bericht van ontvangst van een aanvraag verzonden.

  • 5.

    De beslissing kan éénmaal voor ten hoogste twee maanden worden verdaagd. Van een verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de verzoeker binnen de in het tweede lid genoemde termijn.

Artikel 6 Strafbepaling

De overtreding van enig voorschrift gesteld bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete uit de eerste categorie.

Artikel 7 Algemene regelen

Voor de gevallen, waarin krachtens deze verordening door het bestuur ontheffing kan worden verleend van verbodsbepalingen, kan de plassenraad regelen stellen, welke door het bestuur bij zijn ontheffingenbeleid in acht moeten worden genomen.

Hoofdstuk II. Bepalingen betreffende het hebben van een ligplaats

Artikel 8 Bedrijfsvaartuigen

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      ligplaats te hebben met een bedrijfsvaartuig;

    • b.

      als eigenaar van of rechthebbende op water of gronden ligplaats voor een bedrijfsvaartuig ter beschikking te stellen, dan wel toe te laten dat een bedrijfsvaartuig ligplaats heeft in dat water of aan / of op die gronden, zonder dat een ontheffing van het onder a omschreven verbod is verleend.

  • 2.

    De in lid 1 genoemde verboden zijn niet van toepassing op een bedrijfsvaartuig bestemd voor de uitvoering van werken, voor zover dat vaartuig overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt en ligplaats heeft in een haven dan wel op een plaats waar met gebruikmaking van het vaartuig zelf een werk wordt uitgevoerd waarvoor van overheidswegen schriftelijk toestemming is verleend of niet wordt vereist.

  • 3.

    Het bestuur kan ontheffing verlenen van het verbod gesteld in het eerste lid.

Artikel 9 Pleziervaartuigen

  • 1.

    Het is, onverminderd het bepaalde in de “Eilandverordening Vinkeveen”, verboden:

    • a.

      ligplaats te hebben met een vaartuig in die delen van het gebied die op de bij deze verordening behorende kaart zonder arcering zijn aangegeven; deze gebieden komen overeen met de in het basisplan voor de Vinkeveense Plassen als deelplannen met de nrs. 1a, 1b, 2 en 13 aangeduide gebiedsdelen;

    • b.

      ligplaats te hebben met een vaartuig tussen zonsondergang en zonsopgang in die delen van het gebied die op de bij deze verordening behorende kaart met een schuine arcering zijn aangegeven; deze gebieden komen overeen met de in het basisplan voor de Vinkeveense Plassen als deelplannen met de nrs. 3, 4, 6c, 6d 9, 10 (gedeeltelijk), 11, 14, 15,16 en 18 aangeduide gebiedsdelen;

    • c.

      als eigenaar van of rechthebbende op water of gronden een ligplaats voor een vaartuig ter beschikking te stellen in de onder a en b bedoelde delen van het gebied, dan wel toe te laten dat een pleziervaartuig ligplaats heeft in dat water en/of op die gronden.

  • 2.

    Het bestuur kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in de “Eilandverordening Vinkeveen” is het verboden om op of aan eigendommen of werken van het recreatieschap met een pleziervaartuig gedurende een langere periode of op andere wijze ligplaats te hebben dan aangegeven door het bestuur.

  • 4.

    Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing op woonschepen en bedrijfsvaartuigen.

Artikel 10 Bedrijfsvaartuigen binnen het gebied brengen

  • 1.

    Het is verboden een bedrijfsvaartuig binnen het gebied te brengen.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een bedrijfsvoertuig, bestemd voor de uitvoering van werken, dat overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt en binnen het gebied wordt gebracht ten behoeve van de uitvoering van een werk waarvoor van overheidswege schriftelijk toestemming is verleend of niet wordt vereist.

  • 3.

    Het bestuur kan ontheffing verlenen van het verbod gesteld in het eerste lid.

Artikel 11 Over te leggen bescheiden

  • 1.

    Bij een verzoek om ontheffing van een verbod, gesteld in de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, dienen te worden overgelegd:

    • a.

      een duidelijke op schaal getekende situatietekening (in drievoud), aangevende de plaats met kadastrale aanduiding waarop het verzoek betrekking heeft;

    • b.

      duidelijke foto’s of tekeningen (in drievoud) van het betrokken vaartuig weergevende de beide lange zijden over de volle lengte;

    • c.

      een opgave van de afmetingen en de kleur(en) van het betrokken vaartuig.

Hoofdstuk III. Bepalingen betreffende de uitvoering van werken en ter voorkoming van kwalitatieve achteruitgang van het gebied

Artikel 12 Aanleg diverse werken

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      havens, aanleggelegenheden, steigers, golfbrekers, beschoeiingen, plankieren, speeltoestellen, kisten, getimmerten, terrassen, tegelpaden en terreinverhardingen of daarmee gelijk te stellen werken of voorwerpen te maken of te hebben;

    • b.

      masten, geen overeenkomstig hun bestemming gebruikte scheepsmasten zijnde, hijskranen of soortgelijke voorwerpen op te richten of te hebben.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op de gebieden die als zodanig zijn aangegeven op de bij dit artikel behorende kaart.

  • 3.

    Het bestuur kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 13 Voorwerpen in, boven of onder het water

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      in of boven het water palen of balken, geen deel uitmakend van een beschoeiing, vlotten, skischansen, bruggen, boeien, botenhuizen, brandstoftanks, getimmerten of daarmee gelijk te stellen voorwerpen te plaatsen of te hebben;

    • b.

      in, onder, op of boven het water touwen, kettingen, metalen draden of kabels, voor zover deze niet gebruikt worden tot het vastleggen of slepen van vaartuigen, te leggen, te spannen of te hebben.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op de gebieden die als zodanig zijn aangegeven op de bij dit artikel behorende kaart.

  • 3.

    Het bestuur kan van de in het eerste lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 14 Over te leggen bescheiden

Bij een verzoek om ontheffing van de verboden gesteld in de artikelen 12, eerste lid, en 13, eerste lid, dient te worden overlegd een duidelijke op schaal getekende situatietekening (in drievoud), vermeldende de kadastrale aanduiding.

Tevens dient bij een verzoek om ontheffing van de verboden gesteld in de artikelen 12, eerste lid, en 13, eerste lid, te worden overlegd, een duidelijke op schaal getekende constructietekening (in drievoud), waaruit afmetingen en te gebruiken materialen gebruiken.

Hoofdstuk IV. Bepalingen betreffende het gebied “Botshol” alleen voor de gemeente Abcoude

Artikel 15 Gebied Botshol

De bepalingen van dit hoofdstuk gelden slechts in het gebied dat op de bij dit hoofdstuk behorende kaart is aangegeven als “Botshol”.

Artikel 16 Varen, zwemmen, modelvliegtuigen

Onverminderd het bepaalde in de voorgaande hoofdstukken is het verboden:

  • a.

    de in het gebied “Botshol” gelegen wateren te bevaren;

  • b.

    vaartuigen aan derden te verhuren of anderszins, al dan niet tegen vergoeding, ter beschikking te stellen ter bevaring van de wateren in het gebied “Botshol”;

  • c.

    in de wateren in het gebied Botshol te zwemmen of onderwatersport te bedrijven;

  • d.

    boven in het gebied ”Botshol” gelegen gronden of water modelvliegtuigen te laten vliegen.

Artikel 17 Ontheffingen

  • 1.

    Het bestuur kan van de verboden, gesteld in artikel 16, ontheffing verlenen.

  • 2.

    Een ontheffing van het verbod, gesteld in artikel 16 onder a, wordt in ieder geval verleend aan:

    • a.

      eigenaren of genothebbenden krachtens enig ander zakelijk recht of beheerders van de in het gebied Botshol gelegen gronden of wateren alsmede aan hun huisgenoten;

    • b.

      pachters of huurders van onder a. bedoelde gronden of wateren, alsmede hun kinderen, echter uitsluitend voor zover betreft de uitoefening van het beroep of bedrijf ten behoeve waarvan deze gronden of wateren zijn gepacht of gehuurd;

    • c.

      pachters van het recht om op de onder a. bedoelde gronden te jagen of in de

    • d.

      onder a. bedoelde wateren te vissen; personeel in dienst van eigenaren of genothebbenden, beheerders, pachters of huurders, als hiervoor bedoeld, echter uitsluitend voor zover noodzakelijk voor de goede uitoefening van hun beroep.

  • 3.

    Het bestuur zal een ontheffing van het verbod, gesteld in artikel 16 onder b, voor de periode van 15 juni tot en met 15 maart daarop volgend niet weigeren voor het aantal vaartuigen, waarover op 1 maart 1962 reeds werd beschikt. Bij een aanvraag om ontheffing van het hier bedoelde verbod moeten worden overgelegd:

    • a.

      een opgave van de naam en het adres van de eigenaar van de vaartuigen alsmede, indien aanwezig, van de beheerder door wie de feitelijke beschikbaarstelling van de vaartuigen zal plaatsvinden;

    • b.

      een opgave van het soort en het aantal vaartuigen;

    • c.

      een opgave van de plaats, waar de vaartuigen zijn gelegen.

  • 4.

    Het verbod, gesteld in artikel 16 onder c, geldt niet voor die personen, die zwemmen of onderwatersport bedrijven in water, waarvan zij krachtens enig zakelijk recht genot-hebbende zijn, en hun huisgenoten.

Hoofdstuk V. Bepalingen betreffende het wintergebruik van de plassen

Artikel 18 Motorvoertuigen op ijs en ijszeilen

  • 1.

    Het is de bestuurder van een ijszeilboot verboden zich op het ijs zodanig te gedragen, dat anderen zonder noodzaak worden gehinderd of dat de veiligheid op het ijs in gevaar wordt gebracht of dat redelijkerwijs is aan te nemen dat de veiligheid op het ijs in gevaar kan worden gebracht.

  • 2.

    Het is verboden, behoudens door het bestuur te verlenen ontheffing, zich met een motorisch aangedreven voortuig op het ijs te begeven.

  • 3.

    Het is verboden zich met een ijszeilboot te begeven of te bevinden op ten behoeve van de schaatssport uitgezette banen.

Hoofdstuk VI. Schaderegeling

Artikel 19

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van deze verordening schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop of anderszins is verzekerd, kent de plassenraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. De schadevergoeding kan worden bepaald in geld of op andere wijze.

Hoofdstuk VII. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20 Bestaande vergunningen c.a.

  • 1.

    Ontheffingen van de verboden, vervat in de Verordening Vinkeveense plassen 1994, verleend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening, worden geacht verleend te zijn op grond van deze verordening en blijven hun geldigheid behouden uiterlijk voor de periode waarvoor zij zijn verleend.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om ontheffing op grond van de Verordening Vinkeveense plassen 1994 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.

  • 3.

    Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dat voor of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening is ingekomen binnen de daarvoor geldende termijn wordt beslist met toepassing van de Verordening Vinkeveense plassen 1994.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Vinkeveense plassen 2009.

Artikel 22 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2009.

  • 2.

    De Verordening Vinkeveense plassen 1994 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2009.

  • 3.

    Bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen 2008 vinden in het rechtsgebied van het Recreatieschap Vinkeveense Plassen geen toepassing voor zover zij voorzien in hetzelfde onderwerp en zijn opgesteld met hetzelfde motief als de bepalingen van deze verordening.

 

N.B.: Bij deze verordening behoren vier kaarten (artikelen 1, 9, 12 en13)

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Ronde Venen d.d. 1 april 2010

De raad voornoemd,

De griffier, de voorzitter,