Organisatie | Wassenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND EN MINIMABELEID 2014 |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | bijzondere bijstand en minimabeleid |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-12-2014 | 01-01-2014 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 16-12-2014 De Wassenaarse Krant, 24-12-2014 | 2308 |
18-12-2013 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 10-12-2013 Gemeenterubriek, 17-12-2013 | 1400 |
Bijstand ter voorziening in de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan wordt verleend, indien de individuele omstandigheden van de persoon of het gezin leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan die door de belanghebbende niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm en de langdurigheidstoeslag of het daarmee wat betreft hoogte vergelijkbare inkomen.
Categoriale bijzondere bijstand wordt verleend aan personen behorend tot de categorie personen met de pensioengerechtigde leeftijd, behorend tot de categorie chronisch zieken en gehandicapten of behorend tot de categorie gezin met schoolgaande kinderen, indien een persoon voldoet aan nader door ons te bepalen criteria, omdat het aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt, die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet.
Ten aanzien van medische kosten is het uitgangspunt, dat de ZVW en de AWBZ voorliggende voorzieningen zijn, die passend en toereikend geacht worden (artikel 15, eerste lid, van de wet). Indien de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor geen bijzondere bijstand verleend worden (artikel 35 van de wet).
Een reguliere/collectieve aanvullende zorgverzekering bij een zorgverzekeraar kan niet als voorliggende voorziening aangemerkt worden, omdat het om vrijwillig te maken kosten gaat. Voor de premie voor de reguliere/collectieve aanvullende ziektekostenverzekering kan daarom geen bijzondere bijstand verleend worden.
De collectieve aanvullende zorgverzekering bestaat uit:
de belanghebbende dient zelf zorg te dragen voor de betaling van de premie voor de basisverzekering en de aanvullende verzekering AV-Standaard of AV-Top. Zorg en Zekerheid incasseert deze premies door middel van betaling per acceptgiro of een automatische incasso van de bank- of girorekening van de belanghebbende;
indien de collectieve aanvullende zorgverzekering eindigt op grond van de omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a en b, wijzigt Zorg en Zekerheid de verzekering in een individuele basisverzekering en een individuele AV-Standaard of AV-Top onder de dan geldende voorwaarden, tenzij de belanghebbende binnen dertig dagen na de beëindiging van de collectieve aanvullende zorgverzekering aan Zorg en Zekerheid schriftelijk en aangetekend meedeelt van deze mogelijkheid geen gebruik te willen maken.
Artikel 9. Garantietoeslag voormalige alleenstaande ouders
De garantietoeslag wordt slechts toegekend indien en zolang het kind tot het huishouden blijft behoren en de som van de inkomsten van de alleenstaande en het kind lager is dan de norm die voor een gehuwde in overeenkomstige gevallen zou gelden. De garantietoeslag wordt in elk geval beëindigd op de dag dat het kind de 21-jarige leeftijd bereikt.
Indien het in het tweede lid bedoelde kind aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF) wordt als inkomen van het kind aangemerkt het inkomen voor de kosten van levensonderhoud van een thuiswonende, zoals gedefinieerd in artikel 33, tweede lid, onderdeel a, van de wet.
Indien het in het tweede lid bedoelde kind aanspraak heeft op een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS), wordt als inkomen van het kind aangemerkt het inkomen voor de kosten van levensonderhoud van een thuiswonende, zoals gedefinieerd in artikel 33, derde lid van de wet.
De persoon jonger dan 21 jaar die thuisinwonend is bij zijn ouder(s) heeft geen recht op bijzondere bijstand, ongeacht zijn leefvorm – alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde / samenwonende. De norm als bedoeld in artikel 20 van de wet, aangevuld met de wettelijke onderhoudsplicht van de ouder(s) wordt in alle gevallen beschouwd als een toereikende en passende voorliggende voorziening.
De alleenstaande, die voldoet aan ten minste één van de criteria als boven bedoeld en voor wie de norm voor een alleenstaande jonger dan 21 jaar niet toereikend is om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan, heeft recht op aanvullende bijzondere bijstand ter bestrijding van die kosten.
De alleenstaande ouder voor wie de norm voor een alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar niet toereikend is om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien heeft recht op aanvullende bijzondere bijstand ter bestrijding van die kosten. De bepalingen als bedoeld in beleidsregel 12, onder a tot en met e, zijn niet van toepassing.
Indien het noodzakelijk is dat met toepassing van het gestelde in artikel 18, eerste lid, en artikel 16 van de wet bijzondere bijstand wordt verleend ten behoeve van het kind van een alleenstaande ouder die minderjarig is, wordt die bijstand vastgesteld op het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder en de norm voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder per maand. Deze bijzondere bijstand wordt beëindigd uiterlijk op het moment dat de minderjarige alleenstaande ouder meerderjarig wordt. Deze regeling is specifiek bedoeld voor de babies van tienermoeders.
De aanvullende bijzondere bijstand voor gehuwden, van wie beide partners jonger zijn dan 21 jaar en die geen tot hun last komende kinderen hebben, bedraagt het verschil tussen de norm gehuwden beiden jonger dan 21 jaar met kinderen en de norm gehuwden beiden jonger dan 21 jaar zonder kinderen per maand.
De aanvullende bijzondere bijstand voor gehuwden, van wie beide partners jonger zijn dan 21 jaar en die wel één of meer tot hun last komende kinderen hebben, bedraagt het verschil tussen de norm gehuwden waarvan één partner 21 jaar of ouder is met kinderen en de norm gehuwden waarvan één partner 21 jaar of ouder is zonder kinderen per maand.
De aanvullende bijzondere bijstand voor gehuwden, van wie een partner jonger is dan 21 jaar en de andere partner 21 jaar of ouder en die geen tot hun last komende kinderen hebben, bedraagt het verschil tussen de norm gehuwden waarvan beide partners 21 jaar of ouder zijn en de norm gehuwden waarvan één partner 21 jaar of ouder is zonder kinderen per maand.
De aanvullende bijzondere bijstand voor gehuwden, van wie een partner jonger is dan 21 jaar en de andere partner 21 jaar of ouder en die wel één of meer tot hun last komende kinderen hebben, bedraagt het verschil tussen de norm gehuwden waarvan beide partner 21 jaar of ouder zijn en de norm gehuwden waarvan één partner 21 jaar of ouder is met kinderen per maand.
De kosten van de bijzondere bijstand in de noodzakelijke kosten van het bestaan van een alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar worden op de onderhoudsplichtige ouder(s) verhaald voor zover de bijstand zich uitstrekt tot dat gedeelte van de bijzondere bijstand dat betrekking heeft op de alleenstaande ouder zelf.
De kosten van de bijzondere bijstand in de noodzakelijke kosten van het bestaan van gehuwden van wie beide partners jonger dan 21 jaar zijn worden verhaald op de onderhoudsplichtige ouder(s) van beide partners. Ten aanzien van de hoogte van het te verhalen bedrag wordt de helft van de te verhalen bijstand toegerekend aan de ouder(s) van elk van de partners.
De kosten van de bijzondere bijstand in de noodzakelijke kosten van het bestaan van gehuwden van wie een partner jonger is dan 21 jaar en de andere partner 21 jaar of ouder worden verhaald op de onderhoudsplichtige ouder(s) van de partner die jonger is dan 21 jaar. Ten aanzien van de hoogte van het te verhalen bedrag wordt de helft van de bijzondere bijstand toegerekend aan de ouder(s) van de echtgenoot die jonger is dan 21 jaar.
Wanneer bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand moet worden vastgesteld in hoeverre het vermogen in aanmerking moet worden genomen, zijn de bepalingen van de Beleidsregels vaststellen vermogen en vaststellen vermogen in eigen woning Wet werk en bijstand Wassenaar 2012 van overeenkomstige toepassing.
De aanschafkosten van duurzame gebruiksgoederen worden geacht bestreden te kunnen worden uit het normaal ter beschikking staande inkomen. De bijstandsuitkering dan wel een inkomen, dat wat betreft de hoogte ervan niet hoger is dan 110% van de op de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt in elk geval geacht toereikend te zijn. In het inkomen wordt voldoende ruimte aanwezig geacht om voor deze kosten te reserveren dan wel deze achteraf gespreid te betalen.
Het bepaalde in onderdeel 1 van deze beleidsregel is niet van toepassing ten aanzien van personen die gedurende een periode van drie jaar of langer onafgebroken een inkomen hebben (ontvangen) dat de grens van 110% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm niet overtreft cq heeft overtroffen.
Wanneer in deze beleidsregels gesproken wordt over woonkosten, worden daaronder de volgende kosten verstaan:
voor een eigen woning: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning netto verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;
Bijzondere bijstand kan niet worden verleend aan de Nederlander of de daarmee gelijkgestelde die geen recht op een huurtoeslag heeft, omdat hij medebewoning heeft van een niet rechthebbende vreemdeling met wie hij geen huwelijksrelatie of anderszins een nauwe (familie)relatie heeft. Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende ervoor te zorgen dat hij zijn recht op een huurtoeslag te gelde kan maken. Het gemis aan een huurtoeslag ten gevolge van de keuze voor een illegale huisgenoot kan niet op de bijstand afgewenteld worden. De hogere woonkosten zijn vermijdbaar en derhalve niet noodzakelijk
De belanghebbende die een huurwoning bewoont waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de aftoppingsgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag en die nog geen aanspraak kan maken op een huurtoeslag, heeft recht op een toeslag in de woonkosten. De hoogte van de toeslag wordt vastgesteld aan de hand van de Wet op de huurtoeslag-systematiek.
De toeslag als bedoeld in onderdeel 1 wordt uiterlijk verleend tot het einde van de periode waarover de belanghebbende nog geen aanspraak op een huurtoeslag heeft en wordt daarna beëindigd. Wanneer een tussentijdse wijziging in de omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft, wordt verlening van de toeslag op dat moment gewijzigd dan wel beëindigd.
De belanghebbende die Nederlander is of daarmee gelijkgesteld is en die medebewoning heeft van een illegale vreemdeling met wie hij een huwelijksrelatie of anderszins een nauwe (familie)relatie heeft, heeft geen recht op een huurtoeslag. Hij kan geen aanspraak maken op een voorliggende voorziening. Op basis van een afweging van alle omstandigheden in het individuele geval heeft hij recht op bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag. De hoogte van de toeslag wordt vastgesteld op basis van het inkomen als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag. De toeslag wordt verleend tot het einde van de lopende periode, waarover de belanghebbende geen aanspraak heeft op een huurtoeslag.
De belanghebbende die een huurwoning of een eigen woning bewoont, waarvan de woonkosten hoger zijn dan het grensbedrag voor de berekening van de individuele huurtoeslag als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, heeft recht op bijzondere bijstand in de woonkosten indien er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de dure woning te bewonen.
De grens zoals in lid 1. genoemd, wordt per kalenderjaar vastgesteld en wordt telkens op 1 juli van een kalenderjaar aangepast aan de ontwikkelingen betreffende de Wet op de huurtoeslag.
Aan de verlening van de toeslag als bedoeld in lid 1 worden de volgende voorwaarden verbonden:
belanghebbende dient zelf ook pogingen te ondernemen om woonruimte te verwerven, waarvan de woonkosten in zodanige overeenstemming met zijn inkomen zijn, dat hij voor die kosten aanspraak kan maken op een huurtoeslag. Hieronder wordt ten minste verstaan het aanvragen van een urgentieverklaring voor bij de woningbouwvereniging om in aanmerking te komen voor een andere woning.
Voor personen die op 31 december 2013 reeds aanspraak maakten op een woonkostentoeslag zoals beschreven in lid 1 geldt dat zij maximaal één jaar de tijd hebben om volledig aan de vereisten te voldoen zoals vermeld in lid 3. Voor deze personen blijven wel de verplichtingen zoals opgelegd bij de toekenning van hun oorspronkelijke woonkostentoeslag onverkort van kracht.
De belanghebbende die zelfstandige is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit Bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Staatsblad 2003, nummer 390) en die aanspraak heeft op algemene bijstand op grond van dat Besluit, heeft recht op bijzondere bijstand in de kosten van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid.
De hoogte van de bijzondere bijstand ten behoeve van een overledene wordt – indien een belanghebbende (of meer dan één belanghebbende) voor zijn (hun) deel ten behoeve van die overledene aanspraak maakt (maken) op bijzondere bijstand – vastgesteld aan de hand van richtprijzen, zoals die in beleidsregel 50 zijn opgenomen.
De belanghebbende vanaf 18 jaar of ouder die behoort tot de categorie van chronisch zieken en gehandicapten of de belanghebbende die de zorg heeft voor een tot zijn ten laste komend kind dat behoort tot deze categorie en personen met de pensioengerechtigde leeftijd die een inkomen ontvangen dat niet hoger is dan maximaal 110% van de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm en die niet in een inrichting verblijft, heeft recht op een tegemoetkoming door middel van bijzondere bijstand.
Onder chronisch zieken en gehandicapten worden verstaan: personen die 1 jaar of langer onafgebroken gebruikmaken van thuiszorg of voorafgaand een indicatie ontvangen voor ten minste 1 jaar of; gebruik maken van een persoonsgebonden budget (PGB) voor AWBZ zorg of; gebruik maken van een periodiek verstrekte Wmo-voorziening (taxivergoeding, rolstoel, hulpmiddelen in woning) of; een uitkering ontvangen op grond van de WAO/WIA/WAJONG of; beschikken over een invalidenparkeerkaart met de duur van ten minste 1 jaar.
De categoriale bijzondere bijstand als bedoeld in beleidsregel 35 wordt op basis van een aanvraag van de belanghebbende verstrekt. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een tegemoetkoming om niet (als gift) en wordt als een bedrag ineens uitbetaald. De belanghebbende hoeft zich achteraf niet te verantwoorden ten aanzien van de bestemming van het ontvangen bedrag.
Bijzondere bijstand in de legeskosten bij verblijfsvergunningen is slechts mogelijk, indien de legeskosten verband houden met de eerste vestiging van kinderen tot 18 jaar die bij hun vestiging in Nederland tot het gezin gaan behoren van een reeds rechtmatig in Nederland gevestigde ouder en die tot zijn last komen. Deze kosten komen ten laste van de reeds rechtmatig gevestigde ouder en vinden hun oorsprong derhalve in Nederland.
Indien de legeskosten bij verblijfsvergunningen verband houden met de eerste vestiging van de echtgenoot/echtgenote met een machtiging tot voorlopig verblijf, kan daarvoor geen bijzondere bijstand verleend worden. Deze belanghebbende is op het moment van het ontstaan van de kosten NIET een met een Nederlander gelijkgesteld persoon (artikel 11, lid 2 en 3 van de wet). De kosten komen ten laste van de belanghebbende zelf en vinden hun oorsprong buiten Nederland.
Indien de legeskosten bij verblijfsvergunningen verband houden met de verlenging van de verblijfsvergunning kan daarvoor geen bijzondere bijstand verleend worden. De kosten zijn voorzienbaar en dienen uit het normale ter beschikking staande inkomen bestreden te worden. Er is geen sprake van kosten die door bijzondere individuele omstandigheden bepaald kunnen worden.
Geheel of gedeeltelijk beschermingsbewind, mentorschap en curatele: als de rechter geheel of gedeeltelijk beschermingsbewind, mentorschap of curatele heeft ingesteld, dan komen de kosten hiervan in aanmerking voor bijzondere bijstand waarbij voor de hoogte van deze kosten wordt uitgegaan van de tarieven als vermeld in de ‘Aanbevelingen meerderjarigenbewind’ van het Landelijke Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK).
Een computer wordt beschouwd als een duurzaam gebruiksgoed. De aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen dienen – met inachtneming van artikel 35 van de wet – uit het eigen, normaal ter beschikking staande inkomen gefinancierd te worden, hetzij door reservering vooraf dan wel door het treffen van een betalingsregeling of lening achteraf. Duurzame gebruiksgoederen (computers) behoren daarmee tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waarvoor in het algemeen geen bijzondere bijstand verleend kan worden.
In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid kan, na toetsing van de noodzaak van de aanschaf of vervanging, wel bijzondere bijstand verleend worden in de aanschafkosten van een computer met toebehoren in de navolgende gevallen:
de bijstand kan door de verzorgende ouder(s) aangevraagd worden ten behoeve van de tot zijn last komende kind(eren), vanaf het moment dat hij/zij in groep 7 of 8 van het basisonderwijs zit(ten) of het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs (gaan) bezoeken, tot het moment dat het laatste tot zijn last komende kind de leeftijd van 18 jaar bereikt, en het inkomen niet hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;
de belanghebbende kan ten behoeve van tot zijn last komende kind(eren) eenmaal in een periode van vijf jaar bijzondere bijstand aanvragen in de kosten van aanschaf of vervanging van een computer, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand, waarin de bijzondere bijstand voor een computer voor het eerst is aangevraagd. Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand speelt het eventueel al in een gezin aanwezig zijn van een computer geen rol;
Als inwonende gezinsleden in een ziekenhuis of een andere inrichting buiten de gemeente worden verpleegd, is er bijzondere bijstand mogelijk voor de reiskosten voor het op bezoek gaan. Er wordt hierbij rekening gehouden met een mogelijke vergoeding vanuit de zorgverzekering als voorliggende voorziening.
Een in deze gemeente woonachtige ouder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen kan op grond van een sociaal-medische indicatie aanspraak maken op bijzondere bijstand voor de kosten van de kinderopvang voor (het) thuiswonende kind(eren) indien vastgesteld is dat:
In afwijking van het eerste lid komen personen die als gevolg van ouderdom, ziekte of handicap geconfronteerd worden met extra stookosten in aanmerking voor bijzondere bijstand voor deze kosten indien het een medische noodzakelijkheid is, aangetoond door brief huisarts, GGD of andere plausibele wijze.
De tegemoetkoming bestaat uit een vast bedrag per persoon per jaar.
De aanvrager krijgt bij een aanvraag een beschikking voor het maximale bedrag waarop diens huishouden een beroep kan doen. Dit bedrag wordt ook uitbetaald. In de beschikking en in de communicatie over deze regeling wordt opgenomen dat bewijsstukken bewaard moeten worden ten bate van een mogelijke steekproefsgewijze controle achteraf.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 10 december 2013,
secretaris, burgemeester
Richtprijzen voor de verlening van bijzondere bijstand 2014/1
De prijzen in dit boek zijn richtprijzen. alle prijzen zijn op hele euro's naar boven afgerond en geindexeerd tot en met 2014. Voor 2014 is een indexeringspercentage toegepast van 0,9%.
Naast de in de tabel opgenomen kosten kunnen ook andere bijkomende kosten worden meegenomen mits de noodzaak van de kosten worden vastgesteld en het maximum bedrag van € 5.902,00 niet wordt overschreden. Daarnaast moeten de kosten hun oorsprong in Nederland hebben. Kosten voor begrafenis of crematie in het buitenland komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Deze beleidsregel bevat de omschrijving van een aantal begripsbepalingen die van belang zijn voor de uitvoering van deze beleidsregels. Voor zover mogelijk zijn zij rechtstreeks uit de wet afgeleid en behoeven zij geen nadere toelichting. Het begrip ‘rechtens zijn vrijheid ontnomen’ gaat verder dan alleen een gevangenisstraf. Voor mensen die gedwongen worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis geldt ook, dat ‘rechtens hun vrijheid is ontnomen’. Voor deze groepen mensen kan het gevolg van de gedwongen opname zijn, dat hun inkomen wegvalt. Een aantal sociale zekerheidswetten kent de bepaling, net als de Wet werk en bijstand (WWB), dat men geen recht op uitkering heeft als men rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Deze beleidsregels hebben betrekking op de verlening van bijzondere bijstand voor de huisvestingskosten en eventuele persoonlijke uitgaven.
In artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, is een extra bepaling opgenomen in verband met de wijziging van de Wwb met ingang van 1 januari 2012. De begrippen alleenstaande, alleenstaande ouder en gezin hebben dan dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.
Uitgangspunt is dat de wetgever heeft bepaald dat alle vergoedingen krachtens de Zorgverzekeringswet en de AWBZ, voldoende zijn en dat kennelijk een uitgebreidere vergoeding niet noodzakelijk is. Dit betekent dan ook dat alle extra kosten, die dus niet gedekt worden door de Zorgverzekeringswet of de AWBZ, ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Immers, de wetgever heeft bepaald dat die kosten niet noodzakelijk zijn, anders waren ze wel ondergebracht in het standaardpakket en dus vergoed.
Logisch gevolg daarvan is lid 2, waarin staat dat het iemand natuurlijk vrij staat om een aanvullende verzekering af te sluiten, maar dat wederom de wetgever heeft bepaald dat het standaardpakket voldoende is en een uitbreiding dus niet noodzakelijk. De premie voor die aanvullende verzekering komt dus niet in aanmerking om vergoed te worden vanuit de bijzondere bijstand.
COLLECTIEVE AANVULLENDE ZORGVERZEKERING
Vanaf 1 januari 2008 is de doelgroep voor deelname aan de collectieve aanvullende zorgverzekering bij Zorg en Zekerheid uitgebreid. Mensen met de pensioengerechtigde leeftijd EN een inkomen hebben tussen 110% en 130% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm kunnen deelnemen aan een speciaal voor deze doelgroep in het leven geroepen collectieve aanvullende zorgverzekering. Per 1-1-2012 is de inkomensgrens voor categoriale bijzondere bijstand wettelijk vastgesteld op 110% van de bijstandsnorm. Maar aangezien de gemeente in deze zorgverzekering geen bijdrage levert, kan deze ook na 1 januari 2012 blijven bestaan.
Deelname aan deze vorm van collectieve aanvullende zorgverzekering werkt als volgt:
Belanghebbenden sluiten zelf een verzekering af op grond van de Zorgverzekeringswet (basisverzekering) en daarnaast kiezen zij voor een aanvullende verzekering. Zorg en Zekerheid heeft zeven verschillende vormen van aanvullende verzekering. De belanghebbende kiest een aanvullende verzekering die het best bij hem / haar past.
De verzekerde komt niet in aanmerking voor het extra pakket aan vergoedingen dat de gemeente speciaal voor de doelgroep met een inkomen tot 110% van de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm heeft afgesloten met Zorg en Zekerheid. Daar staat tegenover dat deze doelgroep kan kiezen uit een breder aanbod aan aanvullende verzekeringen.
De gemeente betaalt geen bijdrage in de premie voor deze doelgroep. De verzekerde zelf profiteert rechtstreeks van de kortingen op de premie. De gemeente is voor deze doelgroep uitsluitend ‘doorgeefluik’ en controleert of de belanghebbende op basis van de bovengenoemde voorwaarden voor de verzekering in aanmerking komt.
BIJZONDERE BIJSTAND AAN BELANGHEBBENDEN VAN 18, 19 OF 20 JAAR.
De wet investeren in jongeren wordt met ingang van 1 januari 2012 ingetrokken. De jongere komt dus weer onder het regime van de (algemene) bijstand. Als hij zelf geen recht heeft op een periodieke bijstandsuitkering, heeft hij ook geen recht op aanvullende bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud.
Deze beleidsregel bepaalt op welke wijze zo nodig bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud verstrekt dient te worden aan uitwonende alleenstaanden jonger dan 21 jaar. Het uitgangspunt is dat personen jonger dan 21 jaar geacht wonen bij hun ouders thuisinwonend te zijn, tenzij er aanleiding is op grond van een aantal criteria uitwonend zijn toe te staan. De criteria voor het uitwonend zijn worden in onderdeel 1 van deze beleidsregel uitgewerkt.
Wanneer de alleenstaande jonger dan 21 jaar aan ten minste één van de criteria voldoet, kan hij aanspraak maken op aanvullende bijzondere bijstand. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gerelateerd aan de normen voor personen jonger dan 21 jaar in relatie tot normen voor personen van 21 jaar of ouder. Voor alleenstaanden jonger dan 21 jaar geldt de volgende berekeningssystematiek (normbedragen op basis van de situatie 1 januari 2013):
Deze beleidsregel bepaalt op welke wijze zo nodig bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud verstrekt dient te worden aan alleenstaande ouders jonger dan 21 jaar. Het uitgangspunt dat alleenstaande ouders geacht worden bij hun ouders in te wonen is hier niet van toepassing. Alleenstaande ouders worden geacht uitwonend te zijn.
De alleenstaande ouder in de leeftijd van 18, 19 of 20 jaar kan zo nodig voor aanvullende bijzondere bijstand in aanmerking komen. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gerelateerd aan de normen voor alleenstaande ouders van 21 jaar of ouder in relatie tot de normen voor alleenstaande ouders jonger dan 21 jaar. Voor alleenstaande ouders jonger dan 21 jaar geldt de volgende berekeningssystematiek (normbedragen op basis van de situatie 1 januari 2013):
Indien het noodzakelijk is dat bijzondere bijstand wordt verleend ten behoeve van het kind van een alleenstaande ouder die minderjarig is (tienermoeder) wordt die bijstand bepaald op het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd en de norm voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd volgens de navolgende berekeningssystematiek (normbedragen op basis van de situatie 1 januari 2013):
Deze beleidsregel bepaalt op welke wijze zo nodig bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud verstrekt dient te worden aan gehuwden of samenwonenden die beiden jonger zijn dan 21 jaar. Het uitgangspunt dat gehuwden of samenwonenden jonger dan 21 jaar geacht worden bij hun ouders in te wonen, is hier niet van toepassing. Gehuwden of samenwonenden worden geacht uitwonend te zijn.
De gehuwden of samenwonenden die beiden jonger dan 21 jaar zijn kunnen zo nodig voor aanvullende bijzondere bijstand in aanmerking komen. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gerelateerd aan de norm voor gehuwden / samenwonenden van 21 jaar of ouder in relatie tot de normen voor gehuwden / samenwonenden van 18, 19 of 20 jaar. Voor hen geldt de volgende berekeningssystematiek (normen naar de situatie op 1 januari 2013):
Gehuwden / samenwonenden beiden jonger dan 21 jaar ZONDER kinderen | |
Af: norm gehuwden, beiden jonger dan 21 jaar zonder kinderen | |
Gehuwden / samenwonenden beiden jonger dan 21 jaar MET kinderen | |
Af: norm gehuwden, één partner 21 jaar of ouder zonder kinderen | |
Deze beleidsregel bepaalt op welke wijze zo nodig bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud verstrekt dient te worden aan gehuwden of samenwonenden waarvan één partner 21 jaar of ouder is. Het uitgangspunt dat gehuwden jonger dan 21 jaar geacht worden bij hun ouders in te wonen is hier niet van toepassing. Gehuwden of samenwonenden worden geacht uitwonend te zijn.
Gehuwden of samenwonenden van wie één partner ouder is dan 21 jaar kunnen zo nodig voor aanvullende bijzondere bijstand in aanmerking komen. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gerelateerd aan de norm voor gehuwden / samenwonenden van 21 jaar of ouder in relatie tot de norm voor gehuwden / samenwonenden met één partner van 21 jaar of ouder. Voor hen geldt de volgende berekeningssystematiek (normen naar de situatie op 1 januari 2013):
Gehuwden / samenwonenden één partner 21 jaar of ouder ZONDER kinderen | |
Af: Norm gehuwden, één partner 21 jaar of ouder zonder kinderen | |
Gehuwden / samenwonenden één partner 21 jaar of ouder MET kinderen | |
Af: Norm gehuwden, één partner 21 jaar of ouder met kinderen | |
BIJZONDERE BIJSTAND VOOR DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN
Voor belanghebbende die een geldlening heeft op grond van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, wordt de aflossing op 6% gesteld. Dit heeft te maken met rapporten die door de overheid zijn uitgebracht, waaruit blijkt dat met 10% aflossing belanghebbende onder het sociaal minimum terecht komt. Het verschil tussen beide geldleningen zit in de kwijtschelding na 36 maanden.
Na beëindiging van een uitkering blijft de geldlening onder dezelfde voorwaarden doorlopen. Alleen indien belanghebbende zich niet aan zijn aflossingsverplichtingen houdt of indien er door de beëindiging een nieuwe terugvordering ontstaat, mag het aflossingsbedrag worden aangepast aan het nieuwe inkomen.
CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND
De tegemoetkoming voor verborgen kosten voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten bedraagt per kalenderjaar:
BIJZONDERE BIJSTAND VOOR SPECIFIEKE KOSTENSOORTEN
Salariskosten voor bewindvoering i.h.k.v. de WSNP
De bewindvoering in het kader van de WSNP komt voort uit de faillissementswet (Fw). De bewindvoerder/curator ontvangt een vergoeding op grond van het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering en het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering. Het salaris wordt uit de boedel (het meerdere boven de beslagvrije voet) betaald. Als de boedel niet toereikend is, vervalt het salaris van de bewindvoerder. Bijzondere bijstand is niet aan de orde.
Geheel of gedeeltelijk beschermingsbewind, mentorschap of cuaratele
De wettelijke bepalingen liggen vast in het Burgerlijk Wetboek.
De rechter kan dit uitspreken als de belanghebbende niet (volledig) in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Als de rechter geheel of gedeeltelijk beschermingsbewind, mentorschap of curatele heeft ingesteld, dan komen de kosten hiervan in aanmerking voor bijzondere bijstand waarbij voor de hoogte van deze kosten wordt uitgegaan van de tarieven als vermeld in de ‘Aanbevelingen meerderjarigenbewind’ van het Landelijke Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK). Als er sprake is van een rechterlijke uitspraak waarin de hoogte van de vergoeding voor de bewindvoerder afwijkend van de LOVCK tarieven is vastgesteld, komen deze kosten in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Indien de kantonrechter beschermingsbewind heeft ingesteld en de kosten daarvan heeft vastgesteld, moet het college de noodzaak van de kosten in beginsel aannemen. Het college kan bij twijfel wel een onderzoek instellen om te verifiëren of de met de bewindvoering betrokken werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd daadwerkelijk zijn gemaakt
Financieel beheer op vrijwillige basis en zaakwaarneming
Zaakwaarneming houdt het behartigen van de belangen van een ander in, zonder dat diegene daar uitdrukkelijk om heeft gevraagd. Dit komt neer op het oplossen van een probleem als de verantwoordelijke daar zelf niet toe in staat is, omdat hij afwezig is. Zaakwaarneming en financieel beheer op vrijwillige basis en komen in het algemeen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Per 1 oktober 2013 treedt het Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners in werking. Hiermee is geregeld dat het Juridisch Loket beoordeelt of een juridisch probleem van betrokkenen van dien aard is dat zijn voor gesubsidieerde rechtsbijstand in aanmerking komen. Indien dit niet het geval is, dan volgt de gemeente dit oordeel dat een gang naar de rechter niet noodzakelijk is.
De tegemoetkoming in de werkelijke kosten voor de aanschaf van een computer met toebehoren bedraagt maximaal 540,00
In lid 4 wordt gesteld dat wegens sociale en/of medische redenen van lid 3 kan worden afgeweken. Hiermee wordt bedoeld dat de noodzakelijke bezoekfrequentie afhankelijk is van diverse factoren, zoals de familierelatie, de leeftijd van de zieke en/of de ernst van de ziekte. Deze factoren dienen meegenomen te worden in de beoordeling of van lid 3 wordt afgeweken.
Voor de bijzondere bijstand voor stookosten gelden de volgende bedragen:
In deze beleidsregels zijn de criteria opgenomen voor toekenning van de Regeling maatschappelijke Participatie. Men kan voor deze regeling in aanmerking komen als het inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. De regeling kan aan alle gezinsleden toegekend worden. De tegemoetkoming per persoon per jaar bedraagt:
- voor zowel kinderen als volwassenen (2014) 191,00
Zonder uitputtend te zijn, worden hier enkele voorbeelden van sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten genoemd:
BIJZONDERE BIJSTAND AAN PERSONEN DIE RECHTENS GEDWONGEN ZIJN OPGENOMEN IN PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZEN
Degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, heeft op grond van artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand (WWB) geen recht op bijstand. Het begrip ‘rechtens zijn vrijheid ontnomen’ omvat zowel gevangenisstraf als andere vormen van vrijheidsontneming, zoals dwangopname in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) of op grond van artikel 37 Wetboek van Strafrecht (WvSr) dan wel in een Tbs-kliniek op grond van artikel 37b WvSr na ontslag van alle rechtsvervolging. Als gevolg van het wegvallen van de uitkering kan de persoon die rechtens gedwongen is opgenomen niet langer zijn ziektekostenpremie en andere (vaste) lasten voldoen.
Om aan deze maatschappelijk ongewenste situatie tegemoet te komen heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de gemeenten de bevoegdheid gegeven om door middel van bijzondere bijstand voor deze groepen cliënten een financiële oplossing te bieden. De gemeente kan daarmee voorzien in onder meer de kosten van de premie voor een ziektekostenverzekering, de doorbetaling van vaste lasten die verbonden zijn aan de woning (huur, energielasten) en eventuele persoonlijke uitgaven. De beoordeling van de uiteenlopende situaties van de doelgroep met de daaruit voortvloeiende verschillen in noodzakelijke bestaanskosten is afhankelijk van een combinatie van factoren, die van geval tot geval moet worden gewogen. De staatssecretaris is van mening, dat de bijzondere bijstand vanuit het maatwerkprincipe het aangewezen kader voor deze vorm van bijstandsverlening vormt. Het is de uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de gemeente om uitvoering te geven aan dit maatwerkprincipe en de bijstand adequaat af te stemmen op de individuele situatie waar het betreft de ziektekostenpremie, huisvestingskosten en persoonlijke uitgaven.
Deze beleidsregels hebben betrekking op drie doelgroepen:
Mensen die gedwongen opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van de BOPZ. Dit betreft mensen die na een daartoe door de burgemeester afgegeven verklaring gedwongen worden opgenomen, omdat zij een gevaar zijn voor zichzelf, voor anderen, of voor de algemene veiligheid van personen of goederen;
Mensen die gedwongen worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37, eerste lid, WvSr. Het betreft hier mensen die een strafbaar feit hebben begaan maar aan wie dat wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend. De rechter kan dan gelasten dat deze mensen voor de termijn van een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst worden. Dat kan echter alleen als de personen gevaarlijk zijn voor zichzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen;
Mensen die op grond van artikel 37b WvSr in een Tbs-kliniek worden opgenomen na ontslag van alle rechtsvervolging, Het betreft hier mensen van wie de rechter heeft bevolen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd, indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist. Daaraan is in beginsel geen termijn verbonden.
Deze beleidsregel voorziet erin, dat de bijzondere bijstand als bedoeld in de beleidsregel 48, slechts voor een beperkte periode wordt verleend. Die periode wordt gesteld op maximaal zes maanden. Het zal in het algemeen zo zijn, dat de gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis een vooropgezet tijdelijk karakter zal hebben. Wanneer de redenen die tot de gedwongen opname hebben geleid niet meer aanwezig zijn, is de grond onder de gedwongen opname vervallen en zal de cliënt in het algemeen terugkeren in zijn normale woon- en leefsituatie. Het college gaat ervan uit dat daarover binnen een termijn van zes maanden in het algemeen duidelijkheid zal ontstaan. Het kan echter voorkomen dat de gedwongen opname in een enkel geval ook na de periode van zes maanden nog zal voortduren. Het is dan mogelijk om de termijn van zes maanden eenmaal met zes maanden te verlengen. In totaal kan de bijzondere bijstand dus gedurende maximaal een jaar verleend worden. Het college sluit daarbij aan bij de termijn die genoemd wordt in artikel 37 WvSr. De rechter kan gelasten dat een persoon gedurende een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst wordt. Het college is van mening, dat als het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis na twaalf maanden nog voortgezet wordt, er niet meer sprake is van een tijdelijk karakter.