Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Flevoland

Treasurystatuut provincie Flevoland 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFlevoland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingTreasurystatuut provincie Flevoland 2014
CiteertitelTreasurystatuut provincie Flevoland 2014
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinancieel beheer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit treasurystatuut vervangt het treasurystatuut van de provincie Flevoland als vastgesteld op 7 december 2000 en nadien gewijzigd.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 216,
  2. Wet Financiering Decentrale Overheid (Wet Fido)
  3. Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (Ruddo)

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-2014nieuwe regeling

29-01-2014

Provinciaal Blad, 2014, 05

Statenvoorstel 1566448

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut provincie Flevoland 2014

 Provinciale Staten stelt de volgende regeling vast.

Hoofdstuk 1: algemene bepalingen

I Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Call geld. Kortlopende dagelijks opvraagbare leningen. Het is geld dat wordt geleend maar direct opeisbaar blijft;

  • -

    Commercial paper. Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een looptijd korter dan 2 jaar uitgegeven door een bedrijf of niet-kredietinstelling en afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices;

  • -

    Financiering. Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van

  • minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    Geldstromenbeheer. Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico. De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning, waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeld lening. Banklening met een korte looptijd, een vast rentepercentage en een aflossing ineens;

  • -

    Kasgeldlimiet. Een gemaximaliseerd bedrag aan kasgeldlening op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de provincie bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico. Het risico dat de koers een onverwachte (en vaak ongewilde) beweging maakt;

  • -

    Kredietlimiet. Maximumbedrag waarover de kredietnemer mag beschikken;

  • -

    Kredietrisico. De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • -

    Kredietwaardigheid. De mate waarin het krediet (de lening) kan worden terugbetaald;

  • -

    Liquiditeitenbeheer. Het aantrekken van benodigde en het uitzetten van overtollige liquide middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning. Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per periode

  • -

    Liquiditeitsrisico. Het risico dat de provincie over onvoldoende liquide middelen beschikt om de lopende betalingen te verrichten;

  • -

    Medium Term Note. Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een beperkte minimum omvang;

  • -

    Onderhandse geldlening. Lening waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld;

  • -

    Rekening courant. De mogelijkheid om zonder ingewikkelde procedures geld op te nemen tot een bepaalde limiet

  • -

    Renterisico. Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de provincie door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm. Een maximaal te herfinancieren bedrag per jaar gemaximeerd op een percentage van het begrotingstotaal. Met als doel het (rente) risico van herfinanciering te beperken;

  • -

    Rentetypische looptijd. Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding;

  • -

    Rentevisie. Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • -

    Saldobeheer. Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Schatkistbankieren. Instellingen die een wettelijke taak uitvoeren en hiervoor gelden van het Rijk ontvangen, moeten schatkistbankieren. Dit houdt in dat zij de overtollige gelden aanhouden bij het ministerie van Financiën. Ook kan geld worden aangehouden bij mede openbare lichamen, die niet onder (financieel) toezicht vallen van de provincie. Overtollig geld verlaat de schatkist dan niet eerder dan noodzakelijk is voor de uitvoering van die publieke taak of voor het uitlenen aan mede openbare lichamen.

  • -

    Treasuryfunctie. De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit drie deelfuncties: Risicobeheer: het beschermen tegen de financiële risico’s (renterisico, koersrisico, intern liquiditeitsrisico en kredietrisico), Financiering: het verzekeren van de toegang tot de financiële markten (relatiebeheer) en het aantrekken (financiering) van benodigde en het uitzetten (beleggen) van overtollige financiële middelen, Liquiditeiten- en werkkapitaalbeheer: het optimaliseren van de financiële logistiek (geldstromenbeheer en saldo- en liquiditeitenbeheer);

  • -

    Uitzetting. Het tijdelijk toevertrouwen van overtollige middelen aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen.

  • -

    Vaste geldlening. Lening met een vaste rente en een vaste looptijd;

  • -

    Ruddo. Deze regeling geeft randvoorwaarden aan openbare lichamen met betrekking tot het uitzetten van gelden bij andere organisaties.

  • -

    Wet Fido. Regels door het Rijk vastgesteld hoe gemeenten en provincies hun geld en kapitaal beheren.

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de provincie Flevoland dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot - de op basis van de wet Fido beschikbare - financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van provinciale vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, liquiditeitsrisico’s en kredietrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de

  • geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 5.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit statuut.

Hoofdstuk 2: Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Bij het uitzetten of aantrekken van middelen worden de bepalingen zoals neergelegd in de Wet Fido en Ruddo in acht genomen.

IV Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido;

  • 2

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido;

  • 3

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie, de liquiditeitenplanning en de Wet Fido;

  • 4

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de provincie naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen;

  • 6

    De rentevisie wordt periodiek vastgesteld en onderdeel in de p&c cyclus.

VI Kredietrisicobeheer

Artikel 5.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasuryfunctie gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    De provincie houdt haar overtollige liquide middelen, dat niet voor de publieke taak wordt aangewend of aan mede openbare lichamen wordt uitgeleend (zie lid 2), aan bij het ministerie van Financiën (integraal schatkist bankieren). Geld en vermogen dat niet voor de publieke taak wordt aangewend moet boven een drempel bedrag bij het rijk of bij mede openbare lichamen worden aangehouden (overeenkomstig art 2 lid 1 Wet Fido). Het aanhouden van overtollige liquide middelen bij het ministerie van Financiën onder het drempelbedrag is facultatief.

  • 2.

    De provincie kan overtollige middelen aanhouden alleen bij die mede openbare lichamen, die niet onder (financieel) toezicht vallen van de provincie (overeenkomstig art 2 lid 3 Wet Fido);

  • 3.

    De provincie beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend gebruik te maken van producten waarbij de hoofdsom aan het einde van de looptijd gegarandeerd is.

VII Intern liquiditeitsbeheer

Artikel 6.

  • 1

    De provincie beperkt haar liquiditeitsrisico door haar treasuryactiviteiten te baseren op een adequate liquiditeitsplanning.

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 7.

  • 1

    Valutarisico’s worden door de provincie Flevoland uitgesloten. Leningen worden uitsluitend aangegaan of gegarandeerd in de Europese geldeenheid (de euro).

Hoofdstuk 3: Provinciefinanciering

IX Financiering

Artikel 8.

Bij het aantrekken van financieringen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2

    Financiering met vreemd vermogen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare liquide middelen te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, vaste geldleningen, medium term notes (MTN) en commercial papers.

  • 4

    De provincie vraagt offertes op bij minimaal drie financiële ondernemingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

  • 5

    Bij het aantrekken van financiële middelen geniet het provinciaal fonds gesloten stortplaatsen Flevoland een preferente positie.

  • 6

    Het voorgaande lid is niet van toepassing indien de rentevergoeding van het provinciaal fonds (het doelrendement) meer dan een half procent hoger ligt dan de rentevergoeding op de kapitaalmarkt.

XI Relatiebeheer

Artikel 9.

Relatiebeheer omvat het onderhouden van relaties met financiële ondernemingen. De treasury van de provincie Flevoland beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten.

  • 1

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden tenminste eens in 5 jaar beoordeeld.

  • 2

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Wet Fido en Ruddo.

  • 3

    Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen en verzekeraars) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandse Bank en de verzekeringskamer.

  • 4

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Hoofdstuk 4: Kasbeheer

XII Geldstromenbeheer

Artikel 10.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd binnen één bank.

XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 11.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen.

  • 1

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat dan kan de provincie kortlopende financieringen aantrekken. Hierbij wordt de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 2

    De toegestane korte termijn financieringsinstrumenten zijn callgeld, kasgeldleningen en de kredietlimiet op rekening courant;

Hoofdstuk 5: Administratieve organisatie en interne controle

XVI Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 12.

In het kader van treasury gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd

  • 2

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd. Het beschikken, registreren en controleren is ondergebracht bij afzonderlijke functionarissen.

XVII Verantwoordelijkheden

Artikel 13.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de provincie Flevoland staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

Provinciale Staten

• Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten in het treasurystatuut; • Het vaststellen van de treasuryparagraaf.  

Gedeputeerde Staten

• Het (doen) uitvoeren van het treasurybeleid zoals vastgesteld in het treasurystatuut alsmede de treasuryparagraaf; • Het beheren van de administratieve organisatie van de provincie. • Rapporteren aan PS middels de PenC documenten  

Hoofd financiën

• Conform de instructie financiële administratie is het hoofd financiën (of de betalingsbevoegde) belast met het toetsen van voorstellen van de treasurer, met name het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen, aan het treasurystatuut en de treasuryparagraaf. De voorstellen van de treasurer moeten voorafgaand aan de uitvoering door het hoofd financiën (of door de betalingsbevoegde) worden gefiatteerd. • Het ontwikkelen van het treasurybeleid en het doen van beleidsvoorstellen in het kader van de treasury; • Het voeren van de interne controle (door stellen paraaf op transactiebevestiging) door het controleren of de transactiebevestiging van derden overeenkomt met de door de treasurer verstrekte schriftelijke informatie. • Het controleren en goedkeuren van de liquiditeitsprognose.

Afdelings- hoofden

• Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdeling aanlevert aan de treasurer over toekomstige uitgaven en ontvangsten.

Treasurer

• De treasurer is belast met het aangaan van leningen en uitzetten van middelen conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf alsmede de schriftelijke vastlegging van de aan de beslissing ten grondslag liggende informatie. De door de treasurer voorgestelde beslissing kan alleen na fiattering/ondertekening door het hoofd financiën (of door de betalingsbevoegde) alsmede ondertekening door de treasurer van het betreffende voorstel worden uitgevoerd; • Het uitvoeren van de overige activiteiten met betrekking tot de treasuryfunctie zoals: - schriftelijk vastleggen incl. 1e controle van de treasurytransacties; - liquiditeitsplanning en rentevisie; - treasuryparagraaf (in begroting en rekening); - relatiebeheer.

Kassier

• Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen; • Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer; • Het beheren van de debiteuren en crediteuren; • Het controleren van de bevestiging van derden, met de informatie van de treasurer (2e controle).

XVIII Bevoegdheden

Artikel 14.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 

Bevoegd functionaris (eerste handtekening)

Autorisatie door (tweede handtekening)  

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

 

 

1. Het uitzetten van geld bij het ministerie van Financiën

Treasurer

Hoofd financiën of betalingsbevoegde

2. Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeldleningen

Treasurer

Hoofd financiën of betalingsbevoegde

Bankrelatiebeheer

 

 

3. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Hoofd financiën of betalingsbevoegde

Portefeuillehouder financiën

4. Bankcondities en tarieven afspreken

Treasurer

Hoofd financiën of betalingsbevoegde

Financiering en belegging

 

 

5. Het afsluiten van kredietfaciliteiten en het aantrekken van gelden zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Treasurer

Hoofd financiën of betalingsbevoegde

XIX Informatievoorziening

Artikel 15.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatieverstrekker

Informatieontvanger

1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten.

Periodiek

Afdelingshoofden

Treasurer

2 Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

Treasurer

Provinciale Staten

3. Evaluatie treasury activiteiten in treasuryparagraaf van jaarrekening

Jaarlijks

Treasurer

Provinciale Staten

4. Verantwoording n.a.v. treasuryparagraaf via jaarverslag

Jaarlijks

Treasurer

Provinciale Staten

5. Informatie aan derden zoals genoemd in art. 2 en art. 8 Wet Fido

Kwartaal

Treasurer

Ministerie van BZK en het CBS

Hoofdstuk 6: overige bepalingen

XX Inwerkingtreding

Artikel 16.

Dit statuut treedt in werking op de dag na de publicatie in het provincie blad van het besluit omtrent het gewijzigde Treasury statuut onder gelijktijdige intrekking van het huidige Treasurystatuut. Tot die tijd geldt het huidige ‘Treasurystatuut van de provincie Flevoland’ (vastgesteld 7 december 2000 en nadien gewijzigd).

XXI Citeertitel

Artikel 17.

Dit statuut kan worden aangehaald als ‘Treasurystatuut provincie Flevoland 2014’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Provinciale Staten van 29 januari 2014,

de griffier, de voorzitter,  

 

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de provincie Flevoland op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de provincie Flevoland bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Relatie Wet Fido en Ruddo met het Treasurystatuut Het treasurystatuut valt binnen de kaders van de Wet Fido en de daarop gebaseerde Ministeriële regeling Ruddo en moet worden gezien als een door Provincie Flevoland opgestelde nadere uitwerking van de voorgeschreven beleidsregels. De doelstelling van het treasurystatuut is het bieden van een vastgesteld beleidskader voor een goede uitoefening van de treasuryfunctie (zie artikel 2).

De Wet Fido is van toepassing op provincies, gemeenten, waterschappen, en openbare lichamen, ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen. De belangrijkste doelstelling van de Wet Fido is het bevorderen van een solide financiering en de uitstekende kredietwaardigheid van decentrale overheden op de (inter)nationale kapitaalmarkt. De Ruddo is als ministeriële regeling een verdere uitwerking van de wet Fido. De Ruddo stelt eisen aan de kredietwaardigheid van de tegenpartij bij wie decentrale overheden gelden uitzetten of waarmee zij derivaten afsluiten. Daarnaast worden eisen gesteld aan de vorm waarin gelden worden uitgezet.

Toelichting