Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Monumentenverordening De Ronde Venen 1998

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMonumentenverordening De Ronde Venen 1998
CiteertitelMonumentenverordening De Ronde Venen 1998
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-199801-10-2010Nieuwe regeling

22-01-1998

Nieuwe Meerbode, 28-01-1998

0010/98
01-04-1998Nieuwe regeling

22-01-1998

Nieuwe Meerbode, 28-01-1998

0010/98

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumentenverordening De Ronde Venen 1998

 

 

HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    monument: een zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, alsmede een terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als hiervoor bedoeld;

  • b.

    beschermd gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • c.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken;

  • d.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenweg 1988 vastgestelde registers;

  • e.

    kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • f.

    monumentencommissie: de door de gemeenteraad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid;

  • g.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgesteld onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

Artikel 2 Gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt in ieder geval rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK II. Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3 Aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerend monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2.

    Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ter voorbereiding op hun beslissing tot aanwijzing van een onroerend monument als beschermd gemeentelijk monument, bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4.

    Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.

  • 5.

    De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Utrecht.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek om advies van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 3, lid 2.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen uiterlijk binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie.

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2.

    Artikel 3, tweede lid en artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het nemen van een besluit tot intrekking.

  • 3.

    De aanwijzing wordt geacht van rechtswege ingetrokken te zijn, indien een beschermd gemeentelijk monument wordt geregistreerd als beschermd rijksmonument of op de provinciale monumentenlijst wordt geplaatst.

  • 4.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepaling

  • 1.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 10 De aanvraag, het advies van de monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders vragen advies aan de monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag.

  • 3.

    Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek om advies brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie op de aanvraag om vergunning.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het vierde lid genoemde termijn van acht weken met ten hoogste vier weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het vierde lid genoemde termijn van acht weken.

  • 6.

    Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het vierde of vijfde lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 7.

    Van de vergunning ingevolge deze verordening mag geen gebruik worden gemaakt gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, mag van de vergunning geen gebruik worden gemaakt totdat op het bezwaar wordt beslist.

Artikel 11 Kerkelijk monument

Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen besluit ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid, dan in overeenstemming met de zienswijze van de eigenaar, indien en voor zover het een besluit betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 12 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning tengevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9, tweede lid, niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van ongewijzigde instandhouding van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen één jaar van de vergunning gebruik is gemaakt.

  • 2.

    Een afschrift van het besluit tot intrekking wordt verzonden aan de monumentencommissie.

HOOFDSTUK III. Beschermde rijksmonumenten

Artikel 13 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie, na afloop van de termijn van veertien dagen als bedoeld in artikel 12, tweede lid van de Monumentenwet 1988

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

HOOFDSTUK IV. Schadevergoeding

Artikel 14 Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van burgemeester en wethouders om een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze verordening;

    • b.

      voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument; schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2.

    Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de gemeentelijke verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK V. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 15 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met artikel 9 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 16 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 15 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op het in artikel 15, tweede lid van de Monumentenwet 1988 bedoelde monument.

  • 2.

    Op het in het eerste lid bedoelde moment vervalt de Monumentenverordening De Ronde Venen, vastgesteld op 27 mei 1991, laatstelijk gewijzigd op 16 december 1993.

  • 3.

    De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 4.

    Aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 5 van de in het tweede lid genoemde vervallen verordening die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van artikel 5 en volgende van de in het tweede lid genoemde verordening.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening De Ronde Venen 1998”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 januari 1998.

 

De secretaris, De voorzitter,