Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet (de wet Damocles) |
Citeertitel | Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang voor coffeeshops ingevolge artikel 13b Opiumwet |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Opiumwet, art. 13b
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-02-2014 | 06-04-2017 | Nieuwe regeling | 31-01-2014 Gemeenteblad, 13-02-2014 | 003/014 |
Er in maart 2013 beleidsregels zijn vastgesteld voor de toepassing van bestuursdwang voor coffeeshops ingevolge art. 13b Opiumwet: "Beleidsregelsvoor de toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet." Dit beleid had echter alleen betrekking op coffeeshops en lokalen niet zijnde coffeeshops. Voor de toepassing van art. 13b Opiumwet in woningen en/of daarbij behorende erven bestond nog geen beleid. Op 1 november 2007 is art. 13b Opiumwet uitgebreid met de mogelijkheid ook woningen en/of daarbij behorende erven te kunnen sluiten indien daar een middel als bedoeld in lijst I en II bij de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
De Opiumwet richt zich primair op de preventie en beheersing van uit drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de gezondheid en de effecten op de leefomgeving en voor handhaving van de Opiumwet is gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, openbaar ministerie en de politie vereist. Handel in drugs in woningen, lokalen en/of daarbij behorende erven vormt immers een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. In de “Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet” (de wet Damocles) wordt de toepassingsmogelijkheid van art. 13b Opiumwet nader uitgewerkt. Daarin is vastgelegd op welke manier de burgemeester gebruik zal maken van de bevoegdheid op grond van art. 13b Opiumwet.
In het voorliggende Damoclesbeleid is vastgelegd op welke manier de burgemeester gebruik zal maken van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet. Argumenten om beleid voor de bestuurlijke handhaving van dit artikel te formuleren en daarmee af te wijken van de handhavingsstrategie ‘zo handhaven we in Brabant’, zijn:
Deze beleidsregels hebben tot doel:
Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende rubrieken:
I Gedoogde verkooppunten van softdrugs (de zgn. coffeeshops);
II Woningen: de niet gedoogde drugshandel in woningen dan wel bij woningen behorende erven;
III Niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven, niet zijnde coffeeshops.
onder intrekking van de “Beleidsregelsvoor de toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet (vastgesteld op 7 maart 2013) ”,
vast te stellen de “Beleidsregelsvoor de toepassing van een last onder bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet”,
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, lijst II) van de Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen. Artikel 13b Opiumwet is bij wet van 27 september 2007 gewijzigd (Staatsblad 2007, 355). Op 1 november 2007 is de wijziging van artikel 13b Opiumwet in werking getreden en luidt als volgt:
Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet
In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs, dan wel de aanwezigheid van drugs daartoe in een pand en de daarbij behorende erven.
Onderstaande beleidsregels zien toe op de bevoegdheid tot het sluiten van woningen lokalen en/of daarbij behorende erven door de burgemeester indien daar in dan wel daar op een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Met de wijziging van artikel 13b Opiumwet per 1 november 2007 kunnen alle drugspanden aangepakt worden, dus ook woningen en/of de daarbij behorende erven.
Bij de beoordeling of bestuursdwang wordt toegepast in het kader van artikel 13b Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van het verkopen, verstrekken of afleveren dan wel daartoe aanwezig zijn van drugs.
In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of planten wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is dus geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Er is bij hennepknipperijen, drogerijen en buitenteelt vaak sprake van meer dan 30 gram hennep of hasjiesj. In het geval van 30 gram of meer hennep of hasjiesj brengt dit het risico van overdraagbaarheid met zich mee. Dit -de aanwezigheid van meer dan 5 planten of meer dan 30 gram softdrugs- wordt in deze beleidsregel in ieder geval beschouwd als een hoeveelheid drugs die aanwezig is voor de verkoop, aflevering of verstrekking in de zin van artikel 13b Opiumwet. In geval van harddrugs geldt ditzelfde voor hoeveelheden groter dan 0,5 gram. Daar waar in dit beleid besproken wordt over drugshandel, wordt evengoed bedoeld het daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen.
I Beleidsregels gedoogde verkooppunten van softdrugs (de zgn. coffeeshops);
Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid waarin met inachtneming van gedoogcriteria de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van softdrugs wordt gedoogd.
De toepassing van artikel 13b Opiumwet heeft een directe relatie met het coffeeshopbeleid van gemeenten. Bij coffeeshops gaat het immers ook om panden waar gehandeld wordt in softdrugs, maar waar bewust de handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet onder de werking van de AHOJGI-criteria niet plaatsvindt.
Er kunnen zich drie verschillende situaties voordoen: - De eerste betreft de situatie, waarin er sprake is van activiteiten in de coffeeshop die betrekking hebben op de AHOJGI-criteria.
Eveneens gelden de volgende gedoogvoorwaarden (plus-criteria): - geen alcohol: coffeeshops mogen geen alcoholistische dranken verkopen of ter verkoop aanwezig hebben.
Er wordt bestuursrechtelijk handhavend opgetreden tegen een coffeeshop bij overtreding van de AHOJGI-criteria en bij aanwezigheid van alcohol of een grotere handelsvoorraad dan 500 gram in coffeeshops. Er wordt geen last onder dwangsom opgelegd. Bestuursdwang is immers een meer geëigend middel om zeker te stellen dat een eind gemaakt wordt aan de overtreding van de Opiumwet.
Artikel 1:6 APV geeft de burgemeester de bevoegdheid de vergunning in te trekken:
Coffeeshops en overtreding gedoogvoorwaarden
6.Constatering harddrugs in een coffeeshop (H-criterium)
Indien in coffeeshops of daarbij behorende erven drugs worden verkocht dan wel voorhanden zijn (H-criterium), als bedoeld in lijst I (harddrugs), dan volgt bij een 1e constatering een sluiting van 12 maanden. Bij een tweede constatering binnen twee jaar na de eerste constatering wordt de coffeeshop voor onbepaalde tijd gesloten en buiten het gedoogbeleid geplaatst. Om bekendheid weg te nemen dat ter plaatse harddrugs verkrijgbaar was, is een periode van minimaal één jaar sluiting noodzakelijk.
7.Constatering A en O-criteria
Bij een 1e constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarden A en O, in coffeeshops of daarbij behorende erven, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 1 maand. Bij een 2e constatering binnen twee jaar na de eerste constatering, voor de duur van 3 maanden. Bij een 3e constatering binnen twee jaar na de tweede constatering voor de duur van 6 maanden om vervolgens bij een 4e overtreding binnen twee jaar na de derde constatering tot sluiting voor onbepaalde tijd over te gaan.
8.Constatering G en I-criteria
Bij een 1e constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarden G en I, in coffeeshops of daarbij behorende erven, krijgt de coffeeshop een bestuurlijke waarschuwing. Bij een 2e constatering binnen twee jaar na de bestuurlijke waarschuwing, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 3 maanden. Bij een 3e constatering binnen twee jaar na de tweede constatering voor de duur van 12 maanden om vervolgens bij een 4e overtreding binnen twee jaar na de derde constatering tot sluiting voor onbepaalde tijd over te gaan.
9.Constatering J-criteriumBij een 1e constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde J, in coffeeshops of daarbij behorende erven, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 6 maanden. Bij een 2e constatering binnen twee jaar na de eerste constatering, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 12 maanden. Bij een 3e constatering binnen twee jaar na de tweede constatering volgt sluiting voor onbepaalde tijd en buiten het gedoogbeleid plaatsen van de coffeeshop.
10.Aanwezig zijn/verstrekken van en gebruik van alcohol in een coffeeshop(plus-criterium)
Bij een 1e constatering van het aanwezig zijn, verstrekken of gebruik van alcohol in een coffeeshop, volgt een sluiting van 3 maanden. Bij een 2e constatering binnen twee jaar na de eerste constatering, volgt een sluiting van 6 maanden en bij een 3e constatering binnen twee jaar na de tweede constatering, volgt sluiting van de coffeeshop voor een periode van 12 maanden. Bij een 4e overtreding binnen twee jaar na de derde constatering volgt een sluiting voor onbepaalde tijd over te gaan.
11.Een grotere handelsvoorraad dan 500 gram (plus-criterium)
Niet alleen softdrugs in de openbare verkoopruimte vormen handelsvoorraad. Handelsvoorraad zijn ook softdrugs die elders worden aangetroffen indien er een directe relatie bestaat met de coffeeshop. Het moet gaan om elders aanwezige drugs die kennelijk voor verkoop in deze coffeeshop bestemd zijn. Indien aan dit criterium is voldaan gelden ook softdrugs die elders in het pand, in een ander pand of in een auto liggen, als handelsvoorraad (vgl. ABRvS 15 juli 2009, LJN BJ2653; 7 oktober 2009, BJ9521; 9 maart 2011, BP7161; 22 juli 2011, BR3222). De duur van de sluiting is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de hoeveelheid aangetroffen drugs.
Bij de 1e constatering wordt de coffeeshop maximaal 1 jaar gesloten conform staffels (bijlage 1)
Bij de 2e constatering binnen twee jaar na de eerste constatering wordt de coffeeshop maximaal 1 jaar gesloten conform staffels (bijlage 1)
Bij de 3e constatering binnen twee jaar na de tweede constatering wordt de coffeeshop voor onbepaalde tijd gesloten en buiten het gedoogbeleid geplaatst.
Sluiting onbepaalde tijd (minimaal 24 maanden) en buiten gedoogbeleid plaatsen | ||||
Aanwezig hebben, verstrekken van en gebruik van alcohol in een gedoogde coffeeshop |
II Beleidsregels woningen en daarbij behorende erven: drugshandel en hennepteelt
De sluiting van woningen en/of daarbij behorende erven grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt er onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.
13.Feitelijk voor bewoning gebruikt
De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een feitelijk voor bewoning gebruikte ruimte. Daar waar dus feitelijk sprake is van het hebben van woongenot. Of een ruimte wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Veelal staat dit verwoord in het proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dit kan echter ook geconstateerd worden door een medewerker van de gemeente Waalwijk en in een controlerapport worden vastgelegd. Eventuele inschrijvingen in de gemeentelijke basisadministratie zijn mede bepalend om vast te stellen of er sprake is van feitelijke bewoning. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet feitelijk gebruikt wordt als woning wordt aangemerkt als lokaal en valt daarmee onder het handhavingsbeleid wat voor lokalen geldt.
Woningen en/of daarbij behorende erven en harddrugs
14.Constatering harddrugs in een woning en/of bijbehorende erven
Indien in woningen en/of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelsvoorraad van > 0,5 gram, dan volgt bij een 1e constatering een sluiting van 3 maanden. Bij een 2e constatering van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen twee jaar na de 1e constatering, dan vindt er een sluiting plaats van 6 maanden. Bij een 3e constatering van de Opiumwet binnen twee jaar na de tweede constatering, dan vindt er een sluiting voor onbepaalde tijd plaats.
Woningen en/of daarbij behorende erven en softdrugs
15.Constatering softdrugs in een woning en/of bijbehorende erven
Indien in woningen en/of op bij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelsvoorraad van > 30 gram, dan ontvangen de betrokkenen hiervoor een op schrift gestelde bestuurlijke waarschuwing. Deze waarschuwing geldt voor een termijn van twee jaar. Bij een 2e constatering van een overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij behorende erven, binnen twee jaar na de 1e constatering, vindt een sluiting plaats van 3 maanden. Bij een 3e overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de tweede constatering vindt er een sluiting plaats van 6 maanden en bij een 4e overtreding binnen twee jaar na de derde constatering, een sluiting van 12 maanden.
III Beleidsregels niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel en hennepteelt in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven, niet zijnde coffeeshops.
16. Niet gedoogde verkooppunten van drugs
Onder de in deze categorie bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen in of bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en in of bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten). Ook niet feitelijk bewoonde woningen onder deze categorie.
Harddrugs in niet gedoogde verkooppunten van drugs
17.Constatering harddrugs in niet gedoogde verkooppunt
Bij een 1e constatering van drugshandel ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I, dan wordt het pand gesloten voor de duur van 12 maanden. Bij een 2e constatering, binnen twee jaar na de eerste constatering wordt het pand gesloten voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden).
Softdrugs in niet gedoogde verkooppunten van drugs
18.Constatering softdrugs in niet gedoogde verkooppunt
Bij een 1e constatering van drugshandel ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II, wordt het pand gesloten voor de duur van 6 maanden. Bij een 2e constatering binnen twee jaar na de eerste constatering wordt een sluiting van 12 maanden bevolen. Bij de 3e constatering binnen twee jaar na de tweede constatering, vindt een sluiting plaats voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden).
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van bekendmaking.
Deze regeling kan worden aangehaald als de “Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang voor coffeeshops ingevolge artikel 13b Opiumwet”.
Bijlage I Staffels handelsvoorraad coffeeshop
Bij de eerste overtreding volgt een maatregel conform de volgende uitgangspunten;
Indien binnen 2 jaar na vorige (eerste) constatering een 2e overtreding wordt geconstateerd, volgt een maatregel conform de volgende uitgangspunten:
Indien binnen twee jaar na vorige (tweede) constatering een 3e overtreding wordt geconstateerd, volgt een sluiting voor onbepaalde tijd. De exploitatievergunning wordt ingetrokken en de coffeeshop wordt van de gedooglijst gehaald.
Toelichting op Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang voor coffeeshops ingevolge artikel 13b Opiumwet (de wet Damocles)
Het Nederlandse drugsbeleid richt zich op het tegengaan en reduceren van drugsgebruik, zeker voor zover leidend tot gezondheids- en sociale schade, en op het voorkomen en verminderen van de maatschappelijke schade die aan het gebruik van, de productie van en de handel in drugs is verbonden.
Per 1 januari 2013 is het gedoogbeleid voor coffeeshops aangescherpt door de toegang tot coffeeshops tot ingezetenen van Nederland van achttien jaar en ouder (het zogenaamde I- criterium) te beperken. Daartoe zijn in de Aanwijzing Opiumwet wijzigingen doorgevoerd.
Bij overtreding van de AHOJGI-criteria, aanwezigheid van alcohol of een te grote handelsvoorraad in coffeeshops of harddrugs of softdrugs in inrichtingen, niet zijnde een coffeeshop, past de burgemeester bestuursdwang toe. Bestuursdwang is een meer geëigend middel om zeker te stellen dat een eind gemaakt wordt aan de overtreding van de Opiumwet en dat verdere overtredingen worden voorkomen.
Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang moet op schrift gesteld worden. Slechts indien de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing niet tevoren op schrift kan stellen, dan moet de opschriftstelling zo spoedig mogelijk nadat de bestuursdwang is toegepast (art. 5:31, lid 2 Awb). Slechts bij uitzondering kan sprake zijn van een dergelijke spoedeisendheid.
Volgens vaste jurisprudentie speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant geen rol bij de vraag of er zich een situatie voordoet die tot sluiting van inrichting noopt. De exploitant is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de door hem geëxploiteerde inrichting.
Volgens artikel 4:8 van de Awb moet een bestuursorgaan dat een beschikking geeft waartegen een belanghebbende naar verwachting bedenkingen zal hebben, de belanghebbende in de gelegenheid stellen om zijn zienswijze naar voren te brengen.
In afwijking van de handhavingsstrategie "zó handhaven we in Brabant" zal in het voornemen geen begunstigingstermijn worden opgenomen, maar wordt enkel een termijn geboden om zienswijzen in te dienen over de voorgenomen sluiting.
Met de sluiting wordt bij lokalen en in of bij behorende erven, niet zijnde coffeeshops, beoogd de gewoonte te doorbreken van bepaalde klanten om de inrichting ten behoeve van drugsbevoorrading te bezoeken. Het doel is ook de toestroom van handelaren naar de inrichting te doen afnemen alsmede de verstoring van de openbare orde die met de toeloop van gebruikers en handelaren gepaard gaat.
Wanneer het om een gedoogde coffeeshop gaat, wordt met de sluiting beoogd de exploitant de gelegenheid te geven om zijn exploitatie op orde te krijgen en hem aan te sporen om zich in toekomst aan de geldende wetgeving te houden.
Effectuering van het sluitingsbesluit
Na de bekendmaking van het sluitingsbesluit zal overgegaan worden tot het sluiten van het pand of de woning en/of bijbehorende erven. Ingevolge de uitspraak van de ABRS is de begunstigingstermijn in geval van het optreden op grond van artikel 13b Opiumwet niet bedoeld om de belanghebbenden de mogelijkheid te geven de tenuitvoerlegging van het besluit te voorkomen. De belanghebbende krijgt de kans om voor de sluiting persoonlijke eigendommen uit de woning en het lokaal en/of daarbij behorende erven te halen. De handhavers controleren of de eigenaar en/of gebruiker heeft voldaan aan de last tot bestuursdwang. Als een belanghebbende een woning of een lokaal en/of een daarbij behorende erven zelf sluit, kan niet worden gegarandeerd dat de woning of lokaal en/of bijbehorende erven daadwerkelijk gesloten blijven. Daarom worden de ramen en toegangsdeuren van het pand verzegelt door middel van verzegelingsstickers. Zonder het aanbrengen van zegels kan niet worden gecontroleerd of het pand gedurende de sluitingsperiode inderdaad gesloten blijft. De sleutels van het te sluiten pand worden dan overgedragen. De handhaver legt dit vast in een sleuteloverdrachtformulier. Het sleuteloverdrachtformulier wordt in tweevoud ondertekend door de gemeente en de eigenaar/gebruiker. Indien de eigenaar/gebruiker niet heeft voldaan aan de last tot bestuursdwang dan geeft de handhaver een derde opdracht om de sloten van alle toegangsdeuren te vervangen. Wanneer het pand verzegeld is wordt het makelaarsbord Drugspand Gesloten opgehangen aan een gevel(raam), bij voorkeur op de eerste verdieping van het pand.
Na afloop van de werkzaamheden wordt het pand verlaten, het tijdstip verlaten pand wordt vastgelegd in het verslag tot binnentreding. Tot slot, worden de bewonersbrieven in de brievenbussen van naast- en tegenovergelegen panden bezorgt.
Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is in artikel 2:41 lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening het betreden van een gesloten woning, lokaal en/of erf, strafbaar gesteld.
Bij de uitvoering van de sluiting kunnen naast een medewerker van de gemeente en politie ook vertegenwoordigers van andere (keten)partners aanwezig zijn, bijvoorbeeld: een aannemer, het energiebedrijf, de GGD of een medewerker van een verslavingszorginstelling.
Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dient het besluit tot sluiting van het pand binnen vier dagen te worden ingeschreven in de landelijke voorziening.
Bij panden die aan verschillende personen worden verhuurd, zoals kamerverhuurpanden, kan worden overgegaan tot gedeeltelijke sluiting door sluiting van afzonderlijke kamers of een gedeelte van het pand. De rest van het pand blijft dan voor derden toegankelijk. Hierdoor worden bijvoorbeeld medebewoners, die niets met de overtreding te maken hebben, niet onnodig getroffen. Bij aanhoudende overlast kan het pand alsnog in zijn geheel gesloten worden.
Het kostenverhaal bevat de kosten verbonden aan de sluiting: vervangen van sloten, verzegeling, ontsmetting, ontruiming, ambtelijke uren voor de sluiting, afsluiten van nutsvoorzieningen en dierenopvang. De kosten van sluiting kunnen ingevolge art. 5:25, eerste lid Awb op de overtreder worden verhaald. Het kan zijn dat zaken meegevoerd en opgeslagen worden om de last onder bestuursdwang toe te passen, als bedoeld in artikel 5:29 Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van de zaken worden opgeschort.
Dit beleid is gerelateerd aan de locatie en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een opgelegde sluiting ook werkt voor rechtsopvolgers. Ook geldt bij een tweede en verdere constatering in het pand of de daarbij behorende erven direct een langere sluitingstermijn, ook al is er sprake van een nieuwe overtreder. Een besluit tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en wordt dan ook opgenomen in de landelijke voorziening, gebaseerd op de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen.
Indien gedurende twee jaar na de waarschuwing of het op de eerdere constatering genomen besluit geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie zal dan gelden als een eerste constatering.
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht kan van deze beleidsregels worden afgeweken indien toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen.
Indien er sprake is van samenloop van overtredingen in die zin dat een tweede of volgende constatering binnen twee jaar na de voorgaande constatering een ander criterium betreft dan de eerste overtreding, en de aan die overtredingen gekoppelde maatregel (sluitingstermijn) hetzelfde is, wordt de nieuwe overtreding als recidive beschouwd.
Dit handhavingsbeleid treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.