Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Son en Breugel

Verordening verstrekkingen maatschappelijke ondersteuning 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSon en Breugel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening verstrekkingen maatschappelijke ondersteuning 2014
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

1. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2. De Gemeentewet artikel 147, lid 1 en artikel 108 lid 1 3. Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Besluit verstrekkingen maatschappelijke ondersteuning gemeente Son en Breugel 2014 (Bvmo)

Richtlijn individuele voorzieningen

3. Protocol gebruikelijke zorg

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-2015Onbekend

19-12-2013

24 december 2013 De Brug

13.10432

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening verstrekkingen maatschappelijke ondersteuning 2014

 

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen 4

Artikel 1. Begripsbepalingen 4

Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie 6

Artikel 2. De te bereiken resultaten 6

Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten 7

Artikel 3. Scheiding zorgvraag en aanvraag 7

Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek (zorgvraag) 7

Artikel 5. Het gesprek 7

Artikel 6. Het verslag 7

Artikel 7. De aanvraag 8

Hoofdstuk 4 Compensatieplicht 9

Artikel 8. Uitvoering compensatieplicht 9

Hoofdstuk 5 Beoordeling van de te bereiken resultaten 10

Paragraaf 5.1 Algemene regels 10

Artikel 9. Voorwaarden en weigeringgronden 10

Artikel 10. Het maken van een afweging 10

Paragraaf 5.2 De te bereiken resultaten 11

Artikel 11. Een schoon en leefbaar huis 11

Artikel 12. Wonen in een geschikt huis 11

Artikel 13. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften 12

Artikel 14. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en bed- en linnengoed 12

Artikel 15. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren 12

Artikel 16. Zich verplaatsen in en om de woning 13

Artikel 17. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel 13

Artikel 18. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan 13

recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten 13

Hoofdstuk 6 Verstrekkingwijze, eigen bijdrage en eigen aandeel 15

Artikel 19. Mogelijke verstrekkingwijzen 15

Artikel 20. Verstrekking in natura 15

Artikel 21. Verstrekking persoonsgebonden budget 15

Artikel 22. Gronden voor weigering van een persoonsgebonden budget 15

Artikel 23. Verplichtingen bij verstrekking van het persoonsgebonden budget 16

Artikel 24. Verantwoording besteding persoonsgebonden budget door belanghebbende 16

Artikel 25. Verstrekking financiële tegemoetkoming 16

Artikel 26. Eigen bijdragen 17

Artikel 27. Eigen aandeel 17

Hoofdstuk 7 Procedurele bepalingen 18

Artikel 28. Beslistermijn op aanvraag individuele voorziening 18

Artikel 29. Advisering 18

Artikel 30. Wijziging situatie 18

Artikel 31. Heronderzoek en intrekking van een voorziening 18

Artikel 32. Terugvordering 19

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen 20

Artikel 33. Hardheidsclausule 20

Artikel 34. Beslissingen college in gevallen waarin de Verordening niet voorziet 20

Artikel 35. Indexering 20

Artikel 36. Evaluatie 20

Artikel 37. Inwerkingtreding en overgangsbepaling 20

Artikel 38. Intrekking oude regeling 20

Artikel 39. Citeertitel 20

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    (Aan)melding: de mededeling (melding) aan het college dat er problemen zijn op grond waarvan iemand verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek. Dit wordt ook zorgvraag genoemd.

  • 2.

    Aanvraag: het verzoek om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening, dat schriftelijk, via een aanvraagformulier of op elektronische wijze is gedaan.

  • 3.

    Algemeen gebruikelijk: Algemeen aanvaarde en geaccepteerde standaard. Gangbaar en sociaal aanvaard.

  • 4.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking en dus ook door anderen gebruikt wordt, gewoon in de winkel te koop is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

  • 5.

    Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

  • 6.

    Arrangement: de mogelijkheden die belanghebbende nog heeft om oplossingen te bewerkstelligen door middel van eigen mogelijkheden, via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, collectieve voorzieningen of andere al dan niet wettelijk voorliggende voorzieningen.

  • 7.

    Belanghebbende: een persoon die een zorgvraag indient of een aanvraag doet. Dit kan ook een mantelzorger of een vrijwilliger zijn.

  • 8.

    Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, zoals het collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • 9.

    College: College van burgemeester en wethouders.

  • 10.

    Compensatieplicht: de plicht van het College aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

  • 11.

    Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

  • 12.

    Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle leden van een leefeenheid geldt om gezamenlijk voor het huishouden te zorgen.

  • 13.

    Gemachtigde: een persoon die met machtiging namens belanghebbende een zorgvraag indient of een aanvraag doet.

  • 14.

    Gesprek: het eerste contact na een zorgvraag waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de ondersteuningsbehoefte, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden, via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen. Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag dat door de participanten (eventueel) wordt ondertekend. Het gesprek wordt veelal aangeduid als keukentafelgesprek.

  • 15.

    Hoofdverblijf: De woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar belanghebbende zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijke voor permanente bewoning geschikte woonadres, indien het een persoon met een briefadres is.

  • 16.

    Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt en waarop alle regels van de Wmo van toepassing zijn.

  • 17.

    Leefeenheid: Alle personen die dezelfde woning bewonen, waarbij sprake is van eenzijdige en/of wederzijdse zorg.

  • 18.

    Mantelzorg: langdurige ondersteuning die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij het verlenen van de ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

  • 19.

    Mantelzorger: Een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt.

  • 20.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

  • 21.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van een beperking inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het voeren van activiteiten bij normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten:

    • Ø

      het voeren van een huishouden;

    • Ø

      het normale gebruik van de woning;

    • Ø

      het zich in en om de woning verplaatsen;

    • Ø

      het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale

    • Ø

      en landelijke vervoerssystemen;

    • Ø

      het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven van alledag.

  • 22.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

  • 23.

    Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door problemen die iemand heeft in zijn relatie met anderen, in zijn sociale omgeving.

  • 24.

    Respijtzorg: ris een vorm van ondersteuning waarbij de mantelzorg tijdelijk en volledig wordt overgenomen van de mantelzorger.

  • 25.

    Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

  • 26.

    Voorziening in natura: een voorziening verstrekt in natura, om in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van een middel in leen of in eigendom of een dienst.

  • 27.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

  • 28.

    Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin/leefeenheid behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in om en nabij de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen (plaatselijk) per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3. Scheiding zorgvraag en aanvraag

  • 1.

    Aan een aanvraag voor een individuele voorziening als genoemd in artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een zorgvraag (aanmelding voor een gesprek) vooraf indien:

    • a

      De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de Wmo heeft gedaan;

    • b

      De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

    • c

      Belanghebbende of het college daarom verzoekt.

  • 2.

    Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid. Hierdoor wordt het moment van het gesprek (keukentafelgesprek) verlegd.

  • 3.

    Wanneer gedurende het gesprek blijkt dat voor de beoordeling van de zorgvraag nadere expertise noodzakelijk is, vindt er afstemming plaats met een van de partners.

  • 4.

    Wanneer gedurende het gesprek blijkt dat voor de beoordeling van de zorgvraag nader onafhankelijk advies noodzakelijk is, vindt er een beoordeling plaats door een onafhankelijke derde.

Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek (zorgvraag)

Een zorgvraag kan schriftelijk, digitaal, of mondeling (waaronder telefonisch) worden gedaan door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 5. Het gesprek

  • 1.

    Het doel van het gesprek is een goed beeld te verkrijgen van de aard van de ervaren belemmeringen in het maatschappelijk participeren en de (on)mogelijkheden van de belanghebbende om deze belemmeringen zelf, met behulp van zijn sociale omgeving of door gebruik te maken van algemene en voorliggende voorzieningen, op te lossen.

  • 2.

    Het gesprek wordt gevoerd bij de belanghebbende thuis of bij het loket tenzij belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren. Er wordt naar gestreefd om bij iedere zorgvraag de mantelzorger of een andere betrokken relatie te betrekken. De gemeente houdt rekening met de belangen van de mantelzorger en diens dreigende overbelasting.

  • 3.

    De mogelijkheid bestaat om met de mantelzorger afzonderlijk een gesprek te hebben.

  • 4.

    Als de belanghebbende een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo nodig met de verzorgde geïnventariseerd welke problemen er bestaan bij de uitvoering van de mantelzorg.

  • 5.

    Er vindt geen gesprek plaats wanneer een belanghebbende zich meldt met een zorgvraag waarop reeds een besluit is genomen en er overduidelijk geen sprake is van gewijzigde omstandigheden.

Artikel 6. Het verslag

  • 1.

    Het gesprek zal worden afgesloten met een verslag dat wordt voorgelegd aan belanghebbende. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. In ieder geval als gebruik wordt gemaakt van het gestelde in het derde lid zal het gespreksverslag worden ondertekend. Indien naar aanleiding van het gesprek zowel door de betrokkene als door de mantelzorger een aanvraag wordt ingediend, dient het verslag door beiden te zijn ondertekend.

  • 2.

    Het verslag van het gesprek bevat in ieder geval:

    • a

      Een omschrijving van de beperking, het chronisch psychisch probleem en/of het psychosociaal probleem zoals ervaren door belanghebbende of diens omgeving;

    • b

      De mogelijkheden die belanghebbende heeft of kan ontwikkelen ondanks dit probleem;

    • c

      De belemmeringen die belanghebbende ondervindt vanwege dit probleem;

    • d

      De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de in artikel 2 omschreven terreinen;

    • e

      Hetgeen belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande problemen op te lossen;

    • f

      De mogelijkheden die belanghebbende nog heeft om oplossingen te bewerkstelligen door middel van eigen mogelijkheden, via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, collectieve voorzieningen of andere al dan niet wettelijk voorliggende voorzieningen;

    • g

      De individuele voorzieningen die uiteindelijk nodig zijn om de geformuleerde doelstellingen te bereiken.

De onder f en g genoemde oplossingen en mogelijkheden noemt men het arrangement.

3.Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende, gebruik makend van het ondertekende verslag van het gesprek dat in die situatie als aanvraagformulier dient, een aanvraag indienen voor een individuele voorziening als genoemd in artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

Artikel 7. De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag van een individuele voorziening moet schriftelijk plaatsvinden.

  • 2.

    Bij de aanvraag wordt, als er een gesprek is gevoerd, het ondertekende verslag van dit gesprek als aanvraagformulier beschouwd.

Hoofdstuk 4 Compensatieplicht

Artikel 8. Uitvoering compensatieplicht

    • 1.

      Met het oog op het bereiken van een of meerdere resultaten als genoemd in artikel 2, verstrekt het college individuele voorzieningen waarmee belanghebbende naar het oordeel van het college in aanvaardbare mate zelfredzaam is en in staat is tot maatschappelijke participatie.

    • 2.

      Het te bereiken resultaat, als bedoeld in lid 1, is maatwerk en houdt rekening met persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en diens sociale omgeving.

    • 3.

      Het college betrekt bij de beoordeling omtrent de noodzaak een voorziening te verstrekken:

  • a

    De vastgestelde beperkingen in maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid die

belanghebbende ondervindt op één of meerdere resultaatgebieden als genoemd in artikel 2;

bDe woon- en gezinssituatie van belanghebbende en de verdere sociale structuur om de

belanghebbende heen;

  • c

    De feitelijke beschikbaarheid van mantelzorg en overige hulp;

  • d

    De eigen mogelijkheden om de beperkingen te compenseren;

  • e

    De beschikbaarheid van algemene en voorliggende voorzieningen waarmee het resultaat (deels) behaald kan worden;

  • f

    De keuzes die belanghebbende maakt, waarbij verwacht mag worden dat hij keuzes maakt die passend en verantwoord zijn gelet op zijn individuele situatie.

Hoofdstuk 5 Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 5.1 Algemene regels

Artikel 9. Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    De noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat;

  • b.

    De te verstrekken voorziening als de goedkoopst compenserende voorziening aan te merken is;

  • c.

    De te verstrekken voorziening in overwegende mate individueel is gericht;

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend:

  • a.

    Indien de voorziening algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    Indien de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente Son en Breugel. Uitzondering hierop is de buiten de gemeente Son en Breugel wonende mantelzorger;

  • c.

    Wanneer de zorgvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst compenserend aan te merken valt;

  • d.

    Wanneer een voorziening als die waarop de zorgraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, niet voor het risico van belanghebbende komen of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

  • e.

    Wanneer er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarop de zorgvraag betrekking heeft;

  • f.

    Wanneer belanghebbende de beperkingen die hij ondervindt kan opheffen of verminderen door het anders organiseren van het dagelijks leven waaronder het huishouden, eventueel met behulp van huisgenoten of anderen uit zijn sociale omgeving;

  • g.

    Indien de compensatie betrekking heeft op een niet zelfstandige woonvorm of een Awbz instelling;

  • h.

    Indien deze voor de gebruiker onveilig is;

  • i.

    De voorziening anti-revaliderend werkt;

  • j.

    Indien de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het standaard uitrustingsniveau (Bij woningen niveau sociale woningbouw);

  • k.

    Indien en voor zover op grond van de verstrekte gegevens niet kan worden vastgesteld dat recht op een voorziening of hulpmiddel bestaat;

  • l.

    Voor zover op grond van een andere wettelijke bepaling aanspraak op een voorziening bestaat.

Artikel 10. Het maken van een afweging

  • 1.

    Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden neemt het college het verslag van het gesprek als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

  • 2.

    Alle eigen mogelijkheden, mogelijkheden van het netwerk dan wel wettelijk voorliggende, anderszins voorliggende, algemeen gebruikelijke, collectieve en algemene voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn worden eerst beoordeeld. Voor zover die niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of indien geen gesprek heeft plaatsgevonden.

Paragraaf 5.2 De te bereiken resultaten

Artikel 11. Een schoon en leefbaar huis

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is (dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten).

  • 2.

    Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

  • 3.

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen zal dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld worden conform de Richtlijn individuele voorzieningen en het protocol gebruikelijke zorg bij hulp bij het huishouden.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 12. Wonen in een geschikt huis

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt of gaat beschikken en waar men hoofdverblijf heeft (dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon). Uitzondering hierop is het bezoekbaar maken van de woning ten behoeve van iemand die woonachtig is in een AWBZ-instelling. In artikel 19 Bvmo zijn hierover nadere regels opgenomen.

  • 2.

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

Het toe te kennen bedrag voor een woonvoorziening is gemaximeerd op een bedrag als genoemd in artikel 18 van het Bvmo.

  • 3.

    Bij woningaanpassingen waarbij het gaat om een uitbreiding van de woning gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      voor zover de belanghebbende binnen een redelijke termijn kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning waarbij deze verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden;

    • b.

      indien verhuizen niet aan de orde is, kan het college een herplaatsbare losse woonunit in bruikleen verstrekken.

  • 4.

    Voor zover de belanghebbende kan beschikken over opgebouwd vermogen in de eigen woning en er een middelgrote of grote woningaanpassing nodig blijkt te zijn, dan zal bezien worden of belanghebbende zelf in deze kosten kan voorzien aangezien deze als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt.

  • 5.

    Bij woningaanpassingen geldt dat de kosten van renovatie (gedeeltelijk bij niet volledig afgeschreven voorzieningen) gedragen moeten worden door de eigenaar (of verhuurder) van de woning.

  • 6.

    Voor zover de in het lid 3 en 4 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

  • 7.

    Een financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten zoals vermeld in artikel 21 van het Bvmo kan verstrekt worden indien blijkt dat de woning voor belanghebbende niet adequaat kan worden aangepast, waardoor verhuizen noodzakelijk wordt.

  • 8.

    Het college kan een voorziening zoals vermeld in lid 7 verlenen aan een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met een beperking de woning ontruimt.

  • 9.

    Het bepaalde in lid 1 en 2 is niet van toepassing op het treffen van bouwkundige en bouwtechnische voorzieningen:

    • a.

      aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingstehuizen, kloosters, vakantiewoningen, recreatiewoningen, tweede woningen en kamerverhuur;

    • b.

      aan specifiek op personen met beperkingen en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten;

    • c.

      die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden;

    • d.

      aan woonwagens en woonschepen die een technische levensduur hebben van minder dan 5 jaar;

    • e.

      aan woningen die binnen een termijn van 5 jaar gesloopt worden;

    • f.

      aan woningen waarvan volgens andere wet- en regelgeving een andere partij voor verantwoordelijk is.

Artikel 13. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding en het aanreiken van maaltijden kan hieronder vallen.

  • 2.

    Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 14. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en bed- en linnengoed

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van gewassen, zo nodig gestreken en zo nodig opgevouwen of opgehangen kleding en bed- en linnengoed.

  • 2.

    Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en bed- en linnengoed kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

  • 3.

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare was- en strijkservice die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

  • 5.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 15. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor de leefeenheid.

  • 2.

    Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 16. Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

  • 2.

    Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 17. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 2.

    Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootmobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 18. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan

recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten binnen de directe regio.

  • 2.

    Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

  • 5.

    Personen met een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de belanghebbende zelf bezocht kan worden en waarvan het bezoek voor de belanghebbende noodzakelijk is om sociaal isolement te voorkomen en beschikken over een CVV-pas, kunnen in aanmerking komen voor een bovenregionale vervoersvoorziening. In het Bvmo neemt het college nadere bepalingen op over onder meer het toe te kennen aantal ritten, de hoogte van de bijdrage per kilometer en de voorwaarde waaraan de ondersteuningsbelanghebbende dient te voldoen om voor het bovenregionaal vervoer in aanmerking te komen

Hoofdstuk 6 Verstrekkingwijze, eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 19. Mogelijke verstrekkingwijzen

  • 1.

    De te treffen individuele voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

  • 2.

    Belanghebbende heeft de keuzevrijheid om in plaats van de voorziening in natura een persoonsgebonden budget te ontvangen, tenzij het een situatie betreft als beschreven in artikel 22.

Artikel 20. Verstrekking in natura

  • 1.

    Een voorziening in natura wordt verstrekt in eigendom, in bruikleen of als persoonlijke dienstverlening, ter beoordeling aan het college.

  • 2.

    Indien een voorziening in bruikleen wordt verstrekt wordt aan de belanghebbende de verplichting opgelegd akkoord te gaan met de voorwaarden waaronder de voorziening wordt verstrekt.

  • 3.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is;

    • b.

      hoe de voorziening in natura wordt verstrekt;

    • c.

      of er sprake is van een te betalen eigen bijdrage.

Artikel 21. Verstrekking persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget wordt, indien noodzakelijk, aangevuld met een vergoeding voor aanvullende kosten, zoals vastgelegd in het Bvmo.

  • 3.

    De wijze van vaststelling en de hoogte van het persoonsgebonden budget worden vastgelegd in het Bvmo.

  • 4.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a

      Voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een program van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

    • b

      Wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

    • c

      De voorwaarden voor uitbetaling van het persoonsgebonden budget en de wijze van uitbetaling van het persoonsgebonden budget;

    • d

      Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is; en

    • e

      Welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

  • 5.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Artikel 22. Gronden voor weigering van een persoonsgebonden budget

Belanghebbende heeft niet de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget als er overwegende bezwaren zijn als bedoeld in artikel 6 van de wet. Daarvan is in ieder geval sprake als zich een van de volgende situaties voordoet:

  • a.

    Er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat de voorziening niet voor de gehele afschrijvingstermijn van de voorziening gebruikt zal worden of voor de hele periode een compenserende oplossing is. In het geval dat dit ertoe leidt dat de kosten van het verstrekken van een PGB aanmerkelijk hoger zijn dan van een voorziening in bruikleen (in natura);

  • b.

    Belanghebbende heeft zich eerder niet gehouden aan, bij eerdere verstrekking van een persoonsgebonden budget, opgelegde verplichtingen;

  • c.

    Belanghebbende zit in een financieel hulpverleningstraject of zou daarvoor in aanmerking kunnen komen;

  • d.

    Er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat belanghebbende zelf niet in staat is tot een verantwoord beheer en een verantwoorde besteding en er is geen adequate ondersteuning beschikbaar van een organisatie, de echtgenoot, wettelijke vertegenwoordiger, bewindvoerder of mentor.

Artikel 23. Verplichtingen bij verstrekking van het persoonsgebonden budget

Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget wordt belanghebbende de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    Hij gebruikt het persoonsgebonden budget uitsluitend voor het bereiken van het in de beschikking vastgelegde resultaat;

  • b.

    Het resultaat dat met de ingekochte dienstverlening of voorziening wordt bereikt voldoet aan hetgeen dat daarover in het bij de beschikking gevoegde programma van eisen is gesteld;

  • c.

    De voorziening of dienstverlening die met het persoonsgebonden budget wordt aangeschaft is kwalitatief verantwoord;

  • d.

    De voorziening of dienst die met het persoonsgebonden budget wordt aangeschaft heeft tenminste dezelfde gebruiksduur als een voorziening in natura.

In artikel 4 van het Bvmo zijn hier nadere regels over gesteld.

Artikel 24. Verantwoording besteding persoonsgebonden budget door belanghebbende

  • 1.Bij een eenmalig aan te schaffen voorziening dient belanghebbende de besteding van het persoonsgebonden budget binnen 2 maanden na dagtekening van de beschikking te verantwoorden door middel van het overleggen van een factuur en een bewijs van betaling. Een uitzondering hierop is de woningaanpassing. In artikel 24 van het Bvmo zijn hier nadere regels over gesteld.

  • 2.

    Voor de verantwoording van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening dient de belanghebbende een deugdelijke administratie bij te houden, waarin tenminste de volgende bewijsstukken zijn opgenomen:

  • a.

    Een arbeidsovereenkomst of een dienstverleningsovereenkomst waarin de aard en de omvang van de dienstverlening wordt beschreven;

  • b.

    Betaalbewijzen waaruit de besteding van het persoonsgebonden budget blijkt.

  • 3.

    Het college verricht steekproefsgewijs onderzoek naar de besteding van het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in lid 2.

  • 4.

    Belanghebbende is verplicht om de gevraagde bewijsstukken als genoemd in lid 2, per omgaande aan het college te verstrekken, nadat hierom is verzocht.

  • 5.

    Indien de verantwoording niet voldoende is of niet tijdig wordt ingeleverd, kan het college het recht op het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk intrekken.

Artikel 25. Verstrekking financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      Voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

    • b.

      Wat de duur van de verstrekking is.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel of eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Artikel 26. Eigen bijdragen

  • 1.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening is een eigen bijdrage verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • c.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • d.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • e.

      wonen in een geschikt huis;

    • f.

      zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

    • g.

      de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2.

    Het college legt in het Bvmo de hoogte en de duur van de te vragen eigen bijdrage vast.

Artikel 27. Eigen aandeel

  • 1.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening is een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten:

    • a.

      zich lokaal verplaatsen per collectief vraagafhankelijk vervoer (deeltaxi)

    • b.

      de mogelijkheid om per collectief vraagafhankelijk vervoer (deeltaxi) contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2.

    Het college legt in het Bvmo de hoogte van het te vragen eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 7 Procedurele bepalingen

Er wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen beschikkingen dan wel klachten in te dienen via:

  • 1.

    bezwaar en beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 2.

    de gemeente Son en Breugel, vallend onder de regionale ombudscommissie Zuidoost-Brabant (SRE-verband);

  • 3.

    de gemeentelijke klachtenregeling.

    Artikel 28. Beslistermijn op aanvraag individuele voorziening

    • 1.

      De wettelijke termijn waarbinnen een besluit op een aanvraag voor een individuele voorziening bedraagt maximaal 8 weken.

    • 2.

      Als de wettelijke termijn niet kan worden gehaald, zal het college aan belanghebbende melden binnen welke redelijke termijn een beslissing kan worden genomen.

    Artikel 29. Advisering

    • 1.

      Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg de leden van de leefeenheid:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

    • 2.

      Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      Het vermoeden bestaat dat de aanvraag om medische redenen wordt afgewezen;

    • b.

      Het college dat gewenst vindt.

    Artikel 30. Wijziging situatie

    Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

    Artikel 31. Heronderzoek en intrekking van een voorziening

    • 1.

      Het college is bevoegd regelmatig een heronderzoek te verrichten naar de voor de voortzetting van het recht op een voorziening van belang zijnde gegevens.

    • 2.

      Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

      • a.

        niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

      • b.

        beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

      • c.

        de aanvrager tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond;

      • d.

        blijkt dat gedurende een periode van meer dan drie maanden geen gebruik is gemaakt van de verstrekte voorziening.

    • 3.

      Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden of nog geen opdracht is gegeven tot levering van de dienst of het product.

    Artikel 32. Terugvordering

    • 1.

      Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

    • 2.

      Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

    • 3.

      Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

    • 4.

      Het is mogelijk om de het teruggevorderde bedrag te verrekenen op grond van artikel 4:93 Awb.

    • 5.

      Indien verrekening niet mogelijk is of als belanghebbende blijft weigeren te betalen kan het college besluiten om de terugvordering uit te besteden aan een deurwaarder of incassobureau.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 33. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 34. Beslissingen college in gevallen waarin de Verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de Wet betreffende, waarin deze Verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 35. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 april de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Son en Breugel geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het (landelijke) Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Artikel 36. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt jaarlijks geëvalueerd. Onderdeel van deze evaluatie is het klanttevredenheidonderzoek. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid aangepast. Het college zendt hiertoe uiterlijk 2 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 37. Inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 2.

    Op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2014 zijn de bepalingen van de Verordening individuele voorzieningen gemeente Son en Breugel 2013 van toepassing.

Artikel 38. Intrekking oude regeling

De Verordening individuele voorzieningen gemeente Son en Breugel 2013 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 39. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening verstrekkingen maatschappelijke ondersteuning gemeente Son en Breugel 2014”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Son en Breugel d.d. 19 december 2013.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

mr. F. den Hengst drs. J.F.M. Gaillard