Organisatie | Ooststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels schuldhulpverlening |
Citeertitel | Beleidsregels schuldhulpverlening |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
In 2013 heeft de raad het beileidsplan schuldhulpverlening vastgesteld. Deze beleidsregels vloeien daaruit (één op één) voort.
Wet gemeenschappelijke schuldhulpverlening, art. 2 en 3
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-02-2014 | 01-01-2014 | Nieuwe beleidsregels | 11-02-2014 | College, 11-02-2014, nr. 5.1 |
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening
Alle inwoners van de gemeente Ooststellingwerf van 18 jaar en ouder, kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.
Het college legt, in aanvulling op verplichtingen voortvloeiend uit de wet, in het plan van aanpak of de beschikking tot toekenning van de voorzieningen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c en d, in elk geval de navolgende algemene verplichtingen op:
zowel bij de aanvraag als tijdens de dienstverlening in het kader van schuldhulpverlening, aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op deze dienstverlening;
Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot afwijzing of beëindiging van de schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel c en d indien:
de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager, niet (langer) passend is, of op grond van – zo later is gebleken – onjuiste gegevens schuldhulpverlening is toegekend, terwijl indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;
In december 2012 heeft de gemeenteraad de notitie ‘Schulden. Gekantelde schuldhulpverlening. Beleidsnotitie 2013-2016’ vastgesteld. In deze beleidsnotitie zijn de uitgangspunten van de gemeente Ooststellingwerf neergelegd op het terrein van schuldhulpverlening. Deze beleidsregels zijn een nadere concretisering hiervan. De burger weet hierdoor wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de gemeentelijke schuldhulpverlening en waaraan hij zich dient te houden. De gemeente op haar beurt weet welke verplichtingen zij aan de burger mag opleggen en wanneer zij de toegang tot de onderdelen van de schuldhulpverlening kan weigeren of beëindigen.
Het is van belang om te benadrukken dat de afwijzing van de aanvraag of de beëindiging van schuldhulpverlening, de toegang tot Financiële schuldhulpverlening en Stabilisatie betreft. De gemeentelijke schuldhulpverlening valt sinds 1 juli 2012 onder het regime van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De overige onderdelen van integrale schuldhulpverlening (faciliteren, informeren, psychische hulp, sociale hulp en noodhulp) zijn toegankelijk en inzetbaar zonder formele aanvraagprocedure.
De begripsbepalingen van dit artikel zijn grotendeels afkomstig uit de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en het beleidsplan van de gemeente Ooststellingwerf ‘Schulden. Gekantelde schuldhulpverlening. Beleidsnotitie 2013-2016’
Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening
Conform de visie op schuldhulpverlening zoals neergelegd in het beleidsplan is schuldhulpverlening, behoudens een paar uitzonderingen, toegankelijk voor alle inwoners van de gemeente Ooststellingwerf. De volgende personen zijn echter uitgesloten van schuldhulpverlening via de gemeente Ooststellingwerf:
Alleen vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven komen voor schuldhulpverlening in aanmerking. Illegalen komen dus niet voor schuldhulpverlening in aanmerking.
Alleen ingezeten die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie in onze gemeente zijn ingeschreven komen voor schuldhulpverlening in aanmerking. Personen zonder woonadres als bedoeld in artikel 1 van de Wet GBA (dak- en thuislozen), worden in het kader van bijstandsverlening bediend door bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) aangewezen centrumgemeenten. Zij worden in onze regio bediend door de gemeente Leeuwarden.
Voor dak- en thuislozen geldt dat de schuldhulpverlening wordt verleend door het college van B en W van de gemeente waar de dakloze zich bevindt op het moment dat hij zich tot de gemeente wendt. In de praktijk zal dit betekenen dat de centrumgemeenten voor dak- en thuislozen de schuldhulpverlening voor deze groep op zich zullen nemen. Dan is gegarandeerd dat de zorg voor dak- en thuislozen, inclusief het eventueel verstrekken van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en de schuldhulpverlening door dezelfde gemeente plaatsvindt. Wij verwijzen dak- en thuislozen voor schuldhulpverlening dan ook door naar de gemeente Leeuwarden.
De regering is van mening dat gemeentelijke schuldhulpverlening niet toegankelijk kan zijn voor zelfstandigen met een nog functionerende onderneming. Indien het voortbestaan van een onderneming in gevaar is vanwege te hoog oplopende schulden zal de zelfstandige veelal bij een bank aankloppen om extra krediet. Indien het niet mogelijk is het benodigde extra krediet bij een bank te verkrijgen, kan een zelfstandig beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz2004). In het geval dat de zelfstandige besluit te stoppen met de onderneming kan hij zich wenden tot de gemeente voor schuldhulpverlening. Voorwaarde voor schuldhulpverlening is dat de zelfstandige feitelijk met zijn onderneming stopt en zich uitschrijft bij de Kamer van Koophandel. Verder zijn voor zelfstandigen afspraken in de maak met Zuidweg en partners.
Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening
De zelfredzame burger is in staat, met behulp van digitale ondersteuning, zijn schuldhulpvraag te beantwoorden en zelf zijn schulden te regelen. Heeft de burger ondersteuning nodig van een professional, dan kan hij een aanvraag voor schuldhulpverlening indienen bij Kredietbank Nederland (KBNL). KBNL beziet vervolgens of de aanvrager in aanmerking komt voor Financiële schuldhulpverlening. Voor degenen die daar (nog) niet voor in aanmerking komen, wordt beoordeeld of Stabilisatie noodzakelijk is. Bij het vermoeden van psychosociale problematiek, zal de casus van de aanvrager eveneens worden ingebracht in het Sociaal Team.
De gekantelde schuldhulpverlening doet eerst een beroep op wat de burger zelf kan doen om zijn schuldhulpvraag te beantwoorden. Voorwaarde voor het inzetten van voorzieningen is dat de burger zijn probleem niet zelfstandig kan op lossen. Deze voorwaarde geldt ook voor het inzetten van voorzieningen door KBNL. Van KBNL wordt verwacht dat zij de aanvraag voor schuldhulpverlening toetsen aan de gekantelde schuldhulpverlening.
Artikel 4. Aanvraag schuldhulpverlening
Sinds de invoering van de Wgs op 1 juli 2012 heeft het college de directievoorzitter van KBNL mandaat gegeven om namens het college besluiten te nemen in over toekenning of afwijzing van schuldhulpverlening.
De directievoorzitter van Kredietbank Nederland kan deze bevoegdheid doormandateren aan klantmanagers van Kredietbank Nederland.
Artikel 5. Financiële schuldhulpverlening
KBNL verzorgt voor onze inwoners de Financiële schuldhulpverlening. Daarbij horen diverse producten, die afhankelijk van de persoonlijke situatie van de klant kunnen worden ingezet. Deze dienstverlening is echter per definitie tijdelijk (de maximale periode is in de meeste gevallen ongeveer 3 jaar). Structurele ondersteuning (bijvoorbeeld structureel inkomensbeheer) valt onder Stabilisatie.
Recidivisten en klanten die verwijtbaar uitvallen bij een traject voor het regelen van schulden, kunnen uitsluitend nog aanspraak maken op Stabilisering. Zij kunnen geen aanspraak meer maken op Financiële schuldhulpverlening. Dat wil zeggen: niet op kosten van de gemeente. Hieronder wordt ook verstaan het al doorlopen hebben van een traject in of betaald door een andere gemeente of via een andere (Krediet)bank.
Slechts in zeer bijzondere omstandigheden kan het college in het individuele geval besluiten toch meer dan één keer Financiële schuldhulpverlening aan te bieden. Een beroep op deze zeer bijzondere omstandigheden kan worden besproken binnen het Sociaal Team.
Het aantonen of iemand geschikt wordt geacht het relatief zware schuldhulpverleningstraject te doorlopen is lastig. Daar gelden geen harde criteria voor. De feiten en omstandigheden verschillen van persoon tot persoon. Dit zou aangetoond kunnen worden door:
Geen enkele inwoner van onze gemeente is uitgesloten van schuldhulpverlening. Dit betekent echter niet dat alle onderdelen van de schuldhulpverlening voor iedereen onbeperkt toegankelijk zijn. Niet in alle gevallen is Financiële schuldhulpverlening direct mogelijk of wenselijk. In die gevallen kan de gemeente het instrument “Stabilisatie” inzetten. Stabilisatie is er op gericht dat de burger, ondanks het bestaan van schulden, gebruik kan blijven maken van de elementaire voorzieningen. Stabilisatie is een vangnetvoorziening die (verdere) escalatie van problematiek moet voorkomen.
Met de schulden wordt tijdens de Stabilisatie niets gedaan. Schuldeisers kunnen beslag op het inkomen leggen. De beslagvrije voet - het deel van het inkomen waarop de schuldeiser geen beslag mag leggen - vormt de ondergrens waar de schuldenaar van moet leven. Uiteraard moet de beslagvrije voet wel correct zijn vastgesteld.
Stabilisatie richt zich op het stabiliseren van het leven van de schuldenaar (huis, gas, elektrisch, water, ziektekostenverzekering, leefgeld), het voorkomen van nieuwe schulden, het bevorderen (of onderhouden) van participatie, beheer van het inkomen (indien noodzakelijk), het treffen van een betalingsregeling (wanneer wenselijk) en doorgeleiding naar schuldregeling (wanneer tijdelijk niet geschikt voor schuldregeling).
Door Stabilisatie zijn ook gezinnen met kinderen die (tijdelijk) zijn uitgesloten van een schuldregeling verzekerd van de elementaire voorzieningen.
Stabilisatie voldoet aan de volgende uitgangspunten:
In het tweede lid, onder b, wordt gesproken over het feit dat iemand onvoldoende gemotiveerd is voor het doen slagen van een schuldregeling. Het aantonen of iemand voldoende gemotiveerd is, is lastig. Daar gelden geen harde criteria voor. De feiten en omstandigheden verschillen van persoon tot persoon, houding en gedrag spelen hierin een rol. De gemotiveerdheid zou kunnen blijken door:
De aantoonplicht omtrent de gemotiveerdheid aan te tonen ligt primair bij de belanghebbende.
De burger is en blijft verantwoordelijk voor zijn eigen financiële probleem. Hierbij hoort dat burgers waar mogelijk de Stabilisatie (naar draagkracht) zelf betalen. In beginsel wordt van de burger verwacht, dat hij 35% van het inkomen boven de relevante bijstandsnorm én 100% van het vermogen boven de in artikel 34, lid 3 WWB genoemde relevante vermogensgrens aanwendt om de kosten van Stabilisatie zelf te betalen. Wij zoeken wat dit betreft aansluiting bij de draagkrachtregels van de bijzondere bijstand.
Met dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid van de hulpvrager voorop gesteld. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van mensen zelf om tijdig de benodigde, recente informatie te geven en medewerking te verlening. Dit zowel in de fase van aanvraag als gedurende de looptijd van een traject. Op grond van het tweede lid opgelegde aanvullende bijzondere verplichtingen dienen relevant te zijn voor de schuldhulpverlening.
Iedere schuldensituatie vraagt een eigen op maat gesneden benadering. Schuldhulpverlening is met andere woorden maatwerk. Dit kan betekenen dat de schuldhulpverlening wordt beëindigd als bijvoorbeeld de vorm van hulpverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager. De aanvrager die in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren, hoeft niet te worden ondersteund met Financiële schuldhulpverlening of Stabilisatie.
Als de aanvrager niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals genoemd in artikel 4, lid 1 en lid 2, kan besloten worden om schuldhulpverlening te weigeren, aan te passen of te beëindigen.
De aanvrager die zich misdraagt ten opzichte van de medewerkers, belast met dienstverlening in het kader van schuldhulpverlening, kan zijn recht op schuldhulpverlening verspelen. Dit is alleen mogelijk wanneer het agressieve gedrag plaatsvindt binnen het kader van het onderzoek naar het vaststellen van het recht op schuldhulpverlening. Van belang is dat het college (in de besluitvorming) de afweging maakt dat door het agressieve gedrag van de cliënt deze de schuldhulpverlening belemmert. Artikel 6 is geformuleerd als een zogenaamde ‘kan’-bepaling. Dit betekent dat het bestuur de bevoegdheid heeft tot weigering of beëindiging, maar niet een verplichting. Dit biedt voldoende ruimte om bij de besluitvorming alle individuele omstandigheden mee te wegen.
KBNL hanteert zelf ook regels voor screening. Deze zijn als volgt:
Om te voorkomen dat er een schuldregeling opgestart wordt terwijl al voorzien kan worden dat dit niet leidt tot een schuldenvrije toekomst doet de klantmanager in het eerste gesprek van de intakefase een check op belemmeringen. De meest voorkomende belemmeringen zijn:
Als van (één van) deze voorwaarden sprake is dan wordt de schuldhulpverlening beëindigd.