Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harlingen

Beleidsregels Opiumwet 13b Damoclesbeleid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarlingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Opiumwet 13b Damoclesbeleid
CiteertitelWet Damocles
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-02-2014Onbekend

14-01-2014

Harlinger Courant (18-02-2014) Extra (19-02-2014)

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Opiumwet 13b Damoclesbeleid

 

 

1. INLEIDING

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met drugshandel vanuit woningen 1 of (niet-) openbare gelegenheden. Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) is het juridisch instrument om bestuurlijk op te treden tegen deze illegale verkooppunten. Afgezien van de strafbaarheid ervan betekent drugshandel een aantasting van het woon- en leefklimaat en de sociale en/of fysieke veiligheid van burgers, met name die burgers die in de nabije omgeving van de handel wonen. Het brandgevaar wordt aanzienlijk verhoogd als het gaat om hennepkwekerijen in woningen. Daarom is het, mede gelet op de totstandkoming van de bevoegdheid tot sluiting van woningen in artikel 13b Opiumwet, wenselijk beleidsregels te formuleren ten aanzien van de toepassing van de bevoegdheid om woningen of (niet-) openbare gelegenheden te kunnen sluiten.

Zonder beleid is handhaven weliswaar mogelijk maar worden (veel) hogere eisen gesteld aan de motivering van het besluit. Daarnaast weten burgers, door publicatie van het beleid, welke uitgangspunten gelden voor het opleggen van bestuursrechtelijke sancties als drugshandel in of vanuit een pand wordt geconstateerd.

 

In dit document staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van het bestuurlijke dwangmiddel bij drugshandel vanuit woningen. Een strikte handhaving is noodzakelijk om overlast en andere negatieve verschijnselen tegen te gaan.

 

Het doel van dit beleid is om:

- Te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

- Te bewerkstellingen dat er door de gekozen bestuursdwangmaatregel een einde komt aan de verboden situatie ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat;

- Te bewerkstellingen dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen;

- Kenbaar te maken aan de burger welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding.

 

2. JURIDISCH KADER

 

Opiumwet

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de uitoefening door de burgemeester van de in artikel 13b Opiumwet neergelegde bevoegdheid ten aan zien van:

  • 1.

    Voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven;

  • 2.

    Niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven;

  • 3.

    Woningen en bijbehorende erven.

 

Coffeeshopbeleid

Het coffeeshopbeleid geldend in Harlingen, beschrijft het toepassen van de Opiumwet wanneer drugs wordt verhandeld in voor publiek toegankelijke lokalen waarin een coffeeshop is gevestigd. Momenteel zitten er twee coffeeshops in de binnenstad. Voor de handel in softdrugs moet de coffeeshop beschikken over een geldige gedoogverklaring. Nadere afspraken zijn vastgelegd in een convenant.

De beleidsregels Damocles gelden niet voor zover in dit onderwerp wordt voorzien in de Nota coffeeshopbeleid gemeente Harlingen.

 

Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet

De Opiumwet stelt de in- en uitvoer van drugs, de vervaardiging, de verkoop, het bezit en het vervoer van drugs strafbaar. De strafrechtelijke kant van de Opiumwet is gericht op de aanpak van de handel en de handelaren. Het Openbaar Ministerie heeft niet de mogelijkheid om te beletten dat een lokaal of een woning gebruikt wordt voor drugshandel. De burgemeester heeft deze bevoegdheid wel.

Artikel 13b van de Opiumwet is dan ook een bestuursrechtelijk element in de Opiumwet. Handel, gebruik en aanwezigheid van drugs hebben een nadelig effect op de openbare orde. Bij de handel in drugs wordt de aantasting van de openbare orde zonder meer aangenomen. De aantasting van de openbare orde is geabstraheerd, met andere woorden de openbare ordeverstoring hoeft niet door middel van feiten of omstandigheden te worden aangetoond. Voor toepassing van artikel 13b Opiumwet is uitdrukkelijk gesteld dat aantasting van de openbare orde of overlast niet hoeft te worden aangetoond.

Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of woning te beëindigen en beëindigd te houden. De toepassing is dan ook meer gericht op de locatie (lokaal of woning) en in mindere mate op de belanghebbende.

 

Algemeen Plaatselijke Verordening

De gemeente Harlingen heeft een verbod op het binnentreden van een gesloten pand opgenomen in artikel 2.41 APV.

 

Artikel 2.41 luidt: 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden. 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden. 3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is. 4. De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.

 

3. INKADERING BELEID

 

Om op te treden tegen hennepteelt geldt regionaal het hennepconvenant Fryslân 2013. Deze werkt aanvullend ten opzichte van deze notitie.

 

Het inzetten van artikel 13b Opiumwet is uitzonderlijk. Meestal betreft het dan een ernstige situatie waarbij het opleggen van een dwangsom geen toegevoegde waarde heeft. De maatregel wordt alleen ingezet als ultimum remedium in ernstige situaties in het kader van de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit (oftewel; georganiseerde drugshandel).

De maatregel is een herstelsanctie en niet bedoeld als straf. Sluiting is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel in georganiseerd verband in en vanuit woningen en lokalen. Het doel daarbij is om de bekendheid van de woning/het lokaal als drugspand, binnen het drugscircuit, te doorbreken. Ook is het doel om te verhinderen dat de woning of het lokaal wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel.

 

Van een ernstige situatie is sprake als het aannemelijk is dat drugshandel in georganiseerd verband in of vanuit een woning of lokaal plaatsvindt, of als de aanwezigheid van drugs hierop duidt. Om te kunnen nagaan of er sprake is van een dergelijke aannemelijkheid is onderstaande indicatorenlijst samengesteld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van enkele indicatoren kan aannemelijkheid aan de orde zijn. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid.

 

Indicatorenlijst:

 

a.  De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I of lijst II van de Opiumwet. Daarbij ligt de grens bij de hoeveelheid die volgens het Openbaar Ministerie als voorraad voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Dit is voor harddrugs één bolletje, één pil of 0,5 gram. Voor softdrugs is dit maximaal 5 gram.  Indien meer dan dergelijke hoeveelheden wordt aangetroffen, kan op grond van de jurisprudentie aangenomen worden dat het gaat om handel en hoeft er geen sprake te zijn van daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking. Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) geld, weegschaal.

 

b. De mate waarin de woning betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband.

 

c. Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicte

n.

d. Er is sprake van één of meer (vuur) wapen (s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie.

 

e. Er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkenen.

 

f. Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkenen verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name worden gedacht aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernietiging of diefstal e.d. kunnen een rol spelen.

 

g. Er is sprake van recidive

.

h. Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet.

 

i. De mate van gevaar voor in de omgeving, mate van risico voor omwonenden.

 

j. De mate van overlas

t.

k. Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt.

 

l. Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duid

t.

m. Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband.

 

4. PROCEDURE

 

Voorbereiding:

De politie constateert aan de hand van een melding (bijvoorbeeld via Meld Misdaad Anoniem), een klacht van derden of door eigen onderzoek illegale drugshandel vanuit een woning of een lokaal. De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden. Voor zover lopende onderzoeken niet in gevaar worden gebracht en mits niet in strijd met de Wet Justitiële en strafvordelijke gegevens, verstrekt de politie alle meldingen en feitelijke constateringen van drugshandel aan de gemeente. De gemeente verzamelt en bundelt deze samen met eventuele waarschuwingsbrieven aan de bewoners, eigenaar of exploitant. Op grond van deze feiten kan de burgemeester uiteindelijk overgaan tot sluiting van de woning of lokaal. De casus wordt vervolgens besproken in de driehoek.

 

Belangenafweging

De burgemeester zet voor het nemen van het besluit de gevolgen van zijn besluit af tegen de gevolgen die het met zich meebrengt voor de overtreder. De grondrechten van de overtreder (het huisrecht en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer) worden meegewogen in het uiteindelijke besluit.

De toepassing van de bevoegdheid voortvloeiend uit 13b Opiumwet is een ultimum remedium. Voordat de burgemeester besluit om een woning te sluiten is vastgesteld dat er geen ander probaat middel is dat niet of in mindere mate ingrijpt in de privacy van de bewoners.

 

Waarschuwing vooraf

Bij bestudering van de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet, komt naar voren dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet echter worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.

 

Proportionaliteit

Bij daadwerkelijke sluiting zal beoordeeld moeten worden of volstaan kan worden met een deel van de woning en/of het erf. Indien blijkt dat een op het erf van de woning gelegen opstal (bijvoorbeeld schuur/garage e.d) het middelpunt is van de handel en niet de woning zelf, dan ligt het in de rede om alleen de op het erf gelegen opstal te sluiten.

Indien de woning zelf gebruikt wordt voor de handel, dient bezien te worden of volstaan kan worden met het sluiten van een deel van de woning. Dit kan bijv. aan de orde zijn als het deel van de woning waarin de handel plaatsvindt fysiek afgescheiden is/kan worden van het woongedeelte (bijvoorbeeld ingeval van een aanbouw/bijbouw, verdieping met een eigen opgang, kamerverhuur e.d.)

 

Bezwaar en beroep

Het bevel tot sluiting van een lokaal of woning is een besluit in de zin van artikel 1: 3 Awb. De overige bepalingen van deze wet zijn dan ook van toepassing. Alle belanghebbenden kunnen tegen het besluit bezwaar aantekenen en vervolgens, na beslissing op het bezwaarschrift, beroep bij de bestuursrechter instellen. Belanghebbenden zijn in ieder geval de bewoners en gebruikers van de woning of het lokaal en/of de eigenaar. Het horen van de belanghebbenden kan zowel schriftelijk (bijvoorbeeld met het concept voorgenomen besluit) als mondeling (evt. telefonisch).

5. SLUITING

 

Bekendmaking sluitingsbevel

Het sluitingsbevel op grond van artikel 13b Opiumwet wordt op schrift gesteld en aangetekend verzonden. In het bevel tot sluiting worden de volgende elementen opgenomen;

a.Sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet;

b.Welk pand het betreft;

c. Waarom tot sluiting is overgegaan (proportionaliteit en subsidiariteit);

d.De termijn van de sluiting;

e. De begunstigingtermijn;

f. Welke dwangmiddelen zullen worden toegepast;

g. Dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

 

De kosten van de sluiting kunnen op grond van artikel 5: 25 eerste lid, Awb op de overtreder worden verhaald.

 

Feitelijke sluiting

Bij effectuering van de maatregel zal in beginsel aan betrokkenen enige tijd gegund worden voordat de woning daadwerkelijk gesloten wordt, zodat zij in de gelegenheid worden gesteld om bijv. persoonlijke spullen, huisraad, bederfelijke waar e.d. uit de woning te verwijderen. Gelet op de ernst van de situatie ligt het in de rede dat dit niet langer kan zijn dan hooguit enkele dagen. Voor deze termijn kan aangesloten worden bij de termijn die ligt tussen het bekendmaken van het voornemen tot sluiting en het definitieve besluit. Bij spoedeisendheid kan direct gesloten worden.

 

Indien de sluiting niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot feitelijk handelen door te sluiten. Door zelf uitvoering te geven aan deze effectueringstermijn kan de eigenaar slechts voorkomen dat de burgemeester feitelijke bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangepast.

 

Bij de uitvoering van de sluiting zijn de diverse betrokken partijen aanwezig. Het pand wordt ontruimd, zo nodig ontsmet, de nutsvoorzieningen worden afgesloten en de deuren en ramen worden zo nodig dichtgetimmerd en verzegeld. Het doorbreken van een zegel levert een strafbaar feit op, artikel 199 Wetboek van Strafrecht.

Tevens wordt een bekendmaking op de toegangsdeur opgehangen met daarop de mededeling dat het pand op last van de burgemeester gesloten is.

 

Bij kamerverhuurpanden wordt indien nodig overgegaan tot gedeeltelijke sluiting van afzonderlijke kamers of een gedeelte van het pand. Het kan voorkomen dat bewoners die niet met de drugshandel in en rond het pand te maken hebben getroffen worden door een sluitingsbevel op grond van artikel 13b. Deze bewoners wordt een vervangende woonruimte geboden, op basis van artikel 8 ERVM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens).

 

Geen verlenging van het termijn.

In verband met de rechtszekerheid wordt de termijn van sluiting direct bij oplegging van de maatregelen bepaald. Tussentijdse verlenging is niet aan de orde. Indien zich gedurende een sluitingstermijn nieuwe feiten of omstandigheden voordoen, die een sluiting rechtvaardigen, bestaat wel de mogelijkheid dat opnieuw een besluit tot toepassing van bestuursdwang wordt genomen. Ook kan na afloop van de termijn een nieuw besluit worden genomen waarbij wederom gesloten wordt indien zich opnieuw feiten en omstandigheden voordoen, die een sluiting rechtvaardigen.

 

Registratie op grond van de WKPB.

Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende onroerende zaken bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register. Kostenverhaal De kosten van de sluiting van een woning of lokaal worden de overtreder in het geheel of gedeeltelijk toegerekend. In de dwangbeschikking wordt hier melding van gemaakt. Het bestuursorgaan stelt de hoogte van de verschuldigde kosten vast (artikel 5:25 Awb). Betrokkenen kunnen tegen dit besluit in bezwaar gaan bij het bestuursorgaan, gevolgd door de mogelijkheid van beroep en hoger beroep.

 

Minderjarigen

Indien er sprake is van minderjarige bewoner(s)/betrokkene(n) wordt melding bij Bureau Jeugdzorg gedaan.

 

Opvang/huisdieren

Betrokkene(n) dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren of alternatieve huisvesting te zorgen.

 

6. SANCTIES

 

Op grond van de voorgaande overwegingen gelden ten aanzien van bewoonde en niet-bewoonde panden de volgende uitgangspunten ten aanzien van het gebruik van de bevoegdheid op grond artikel 13b Opiumwet.

 

Als het gaat om de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van softdrugs in/vanuit bewoonde panden:

 

a. handel in softdrugs t/m 500 gram: bij een handelshoeveelheid tot en met 500 gram wordt een sanctie opgelegd die varieert van een waarschuwing tot een sluiting voor een duur van maximaal 3 maanden.

b. handel in softdrugs meer dan 500 gram: bij een handelshoeveelheid van meer dan 500 gram wordt een sanctie opgelegd die varieert van een waarschuwing tot een sluiting voor een duur van maximaal 6 maanden.

c. handel in softdrugs (in de vorm van als handelshoeveelheid aan te merken hennepteelt): een sanctie die varieert van een waarschuwing tot een sluiting voor een duur van maximaal 6 maanden.

d. 2e constatering handel in softdrugs binnen 3 jaren na 1e constatering: ongeacht de bij de 1e en 2e constatering aangetroffen handelshoeveelheid softdrugs wordt een sanctie opgelegd van sluiting voor een duur van maximaal 12 maanden;

e. 3e constatering handel in softdrugs binnen 3 jaren na 2e constatering: ongeacht de bij de 1e, 2e en 3e constatering aangetroffen handelshoeveelheid softdrugs wordt een sanctie opgelegd van sluiting voor onbepaalde tijd;

 

Als uitgangspunt geldt dat de hiervoor genoemde maximumsanctie wordt opgelegd, tenzij naar het oordeel van de burgemeester de omstandigheden van het concrete geval nopen tot het opleggen van een lichtere sanctie.

 

Als een sluiting voor onbepaalde tijd is opgelegd kunnen belanghebbenden, na het verstrijken van 2 jaren sinds de sluiting is bevolen, de burgemeester om opheffing van de sluiting verzoeken.

 

Constateringen die langer dan 3 jaren na de eerdere constatering(en) worden gedaan worden benaderd overeenkomstig 1e constateringen.

 

Als het gaat om de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van harddrugs in/vanuit bewoonde panden:

 

a. handel in harddrugs: een sanctie die varieert van een waarschuwing tot een sluiting voor een duur van maximaal 12 maanden.

b. 2e constatering handel in harddrugs binnen 3 jaren na de 1e constatering: ongeacht de bij de 1e en 2e constatering aangetroffen handelshoeveelheid harddrugs wordt een sanctie opgelegd van sluiting voor een duur van maximaal 3 jaren;

c. 3e constatering handel in harddrugs binnen 3 jaren na de 2e constatering: ongeacht de bij de 1e, 2e en 3e constatering aangetroffen handelshoeveelheid harddrugs wordt een sanctie opgelegd van sluiting voor onbepaalde tijd;

 

Als uitgangspunt geldt dat de hiervoor genoemde maximumsanctie wordt opgelegd, tenzij naar het oordeel van de burgemeester de omstandigheden van het concrete geval nopen tot het opleggen van een lichtere sanctie.

 

Als een sluiting voor onbepaalde tijd is opgelegd kunnen belanghebbenden, na het verstrijken van 2 jaren sinds de sluiting is bevolen, de burgemeester om opheffing van de sluiting verzoeken.

 

Constateringen die langer dan 3 jaren na de eerdere constatering(en) worden gedaan worden benaderd overeenkomstig 1e constateringen.

 

NB: Als sprake is van zowel handel in softdrugs als handel in harddrugs gelden de uitgangspunten zoals verwoord ten aanzien van de handel in harddrugs. *

 

 Als het gaat om de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs in of vanuit niet-bewoonde panden:

 

a. handel in soft- en/of harddrugs: er wordt een sanctie opgelegd van sluiting voor een duur van maximaal 12 maanden.

b. 2e constatering handel in soft- en/of harddrugs binnen 3 jaren na 1e constatering: ongeacht de bij de 1e en 2e constatering aangetroffen handelshoeveelheid soft- en/of harddrugs wordt een sanctie opgelegd van sluiting voor onbepaalde tijd;

 

Als uitgangspunt geldt dat de hiervoor genoemde maximumsanctie wordt opgelegd, tenzij naar het oordeel van de burgemeester de omstandigheden van het concrete geval nopen tot het opleggen van een lichtere sanctie.

 

Als een sluiting voor onbepaalde tijd is opgelegd kunnen belanghebbenden, na het verstrijken van 2 jaren sinds de sluiting is bevolen, de burgemeester om opheffing van de sluiting verzoeken.

 

Constateringen die langer dan 3 jaren na de eerdere constatering(en) worden gedaan worden benaderd overeenkomstig 1e constateringen.

 

7. Praktische afspraken

 

Afwijking beleid

Afwijking van dit beleid is mogelijk (inherente afwijkingsbevoegdheid is neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht). Afwijking van het beleid kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn indien zich bijzondere feiten of omstandigheden voordoen. Toepassing van deze maatregel is immers maatwerk (bijzondere persoonlijke omstandigheden van betrokkenen, zoals de mate van zelfredzaamheid kunnen hier bijvoorbeeld in meegenomen worden).

 

Samenloop

Het Hennepconvenant Fryslân 2013 wordt regulier toegepast bij ontdekking van hennepplantages. Sluiting van woningen op grond van artikel 13b in samenhang met dit beleid is, gelet op het ultimum remedium karakter, in beginsel niet aan de orde indien het doel van de sluiting wordt bereikt door uitvoering van het hennepconvenant of toepassing van andere middelen. Dit neemt niet weg dat zich situaties kunnen voordoen waarbij maatregelen naast elkaar of opeenvolgend worden ingezet (bijv. in het geval de huuropzegging enige tijd in beslag neemt, maar de spoedeisendheid een directe sluiting vereist.

 

Informatie uitwisseling

Indien er sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet rapporteert de politie schriftelijk aan de burgemeester ten behoeve van de bestuurlijke handhaving. Op grond van de Wet Politiegegevens worden politiegegevens aan de burgemeester verstrekt voor zover deze gegevens nodig zijn in het kader van de handhaving van de Openbare Orde (artikel 16, lid 1 onder d).

 

De informatie die door de politie wordt verstrekt bevat bijvoorbeeld : - De contactgegevens van de behandelend politieambtenaar; - De contactgegevens van de overtreder, met daarbij tenminste de naam, het verblijfadres en/of het adres waar de overtreding is geconstateerd, het telefoonnummer en de geboortedatum; - De registratie (procesverbaal) van de overtreding;

- Een beschrijving van de omstandigheden;

- Heeft de pandeigenaar zelf melding gedaan bij de politie of is de politie naar aanleiding van een melding (bijv. veel aanloop) in actie gekomen?

 

Meldingen of klachten die binnenkomen bij de gemeente kunnen ook aanleiding zijn om de politie om nadere informatie te vragen.

 

Dossiervorming

Van iedere casus wordt een dossier opgesteld bestaande uit alle relevante informatie. Vanuit de gemeente worden alle relevante documenten toegevoegd, waaronder eventuele klachten en meldingen. De informatie van de politie wordt eveneens toegevoegd aan het dossier. Het totale dossier is de basis voor het door de burgemeester te nemen besluit.

 

Informatieplicht

De burgemeester en de teamchef van de politie zullen bestuurlijke maatregelen ter informatie inbrengen in het driehoeksoverleg.

 

Wijziging

Indien daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld op grond van jurisprudentie, veranderde wetgeving of inzichten, zal dit beleid wordt gewijzigd.

 

1 Met woning wordt ook bedoeld het daarbij behorende erf en daarop aanwezige opstallen. Onder woning kan ook een boot, caravan, woonwagen e.d. worden verstaan.