Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Súdwest-Fryslân

Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSúdwest-Fryslân
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2014
CiteertitelVerordening Parkeerbelastingen 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpvaststellen verordening Parkeerbelastingen 2014

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 225 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-2015aanvullen ontbreken tarieventabel

14-11-2013

Ta jo tjinst

-
01-01-201418-06-2014gewijzigde regelgeving

14-11-2013

Ta jo tjinst

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2014

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 30 september 2013;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Verordening Parkeerbelastingen 2014

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.  parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

b.  motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

c.  houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

d.  parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

e.  gehandicaptenparkeerkaart: parkeervergunning verstrekt ingevolge artikel 13, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 49 en 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de artikelen 85 en 86 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 juncto de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

a.  een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b.  een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

 

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

     

  • 2

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

        1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

        2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

     

  • 3

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

     

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

 

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel bij wege van aanslag.

     

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3

    Indien de belastingplicht bedoeld in artikel 3, lid 4, in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4

    Indien de belastingplicht bedoeld in artikel 3, lid 4, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. Indien de belasting bij wege van aanslag wordt geheven moet de belasting binnen een maand na dagtekening van het aanslagbiljet worden betaald.

  • 3

    Een naheffingsaanslag moet binnen een maand na dagtekening van de kopie naheffingsaanslag worden betaald.

     

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

 

Artikel 9 Vrijstelling gehandicapten

Houders van een gehandicaptenparkeerkaart zijn voor de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, vrijgesteld, mits deze gehandicaptenparkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats, direct achter de voorruit van het

motorvoertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient de gehandicaptenparkeerkaart op een van buitenaf zichtbare plaats leesbaar te worden aangebracht.

 

Artikel 10 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 58,00.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1

    De “Verordening Parkeerbelastingen 2012” van 15 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang 1 januari 2014.

  • 3

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Parkeerbelastingen 2014”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 november 2013

drs. H.H. Apotheker, voorzitter

G.W. Stegenga, wnd. griffier

Tarieventabel behorende bij de 'Verordening Parkeerbelastingen 2014'

 

Artikel 1 Sneek:

 

1.1 Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in

artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

 

In het gebied

Tarief

Per

tijdseenheid

Straten en terreinen binnen de stadsgrachten

(kort parkeren)

€ 1,00

50 min.

Straten en terreinen buiten de stadsgrachten

(kort parkeren)

€ 1,00

uur

Straten en terreinen buiten de stadsgrachten

(lang parkeren)

 

€ 1,00

€ 2,00

€ 12,00

uur

dag

week

 

1.2 De tarieven in de parkeergarage Boschplein, vallend onder “Straten en terreinen buiten de stadsgrachten (lang parkeren)”, zijn inclusief omzetbelasting.

 

1.3 Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2,

onderdeel b, bedraagt:

a. voor een bewonersvergunning, bij parkeerapparatuurp n

binnen de stadsgrachten, per (kalender)jaar € 106,00

b. voor een bedrijfsvergunning, bij parkeerapparatuurplaatsen

binnen de stadsgrachten, per (kalender) jaar € 495,00

c. voor een dagkaart, bij parkeerapparatuurplaatsen binnen de

stadsgrachten, per dag € 5,00

  • 1.

    voor een bewonersvergunning, bij parkeerapparatuurplaatsen buiten de

    stadsgrachten (kort parkeren), per (kalender) jaar € 106,00

  • 2.

    voor een bedrijfsvergunning bij parkeerapparatuurplaatsen buiten de

stadsgrachten (kort parkeren), per (kalender)jaar € 495,00

e. voor een vergunning bij parkeerapparatuurplaatsen buiten de

stadsgrachten (lang parkeren)

I voor een maand € 30,00

II voor een (kalender)jaar € 300,00

 

Artikel 2 Bolsward:

 

2.1 Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in

artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

 

In het gebied

Tarief, per tijdseenheid

Straten en terreinen in het centrum (kort parkeren) m.u.v. de marktstraat

€ 0,20 voor de eerste 15 minuten

€ 0,10 voor elke volgende eenheid van 7 minuten

Marktstraat

€ 0,50 voor de eerste 8 minuten

€ 0,50 voor de volgende eenheid van 7 minuten

 

2.2 Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2,

onderdeel b, bedraagt:

a. voor een bedrijfsvergunning, bij parkeerapparatuurplaatsen

in het centrum, per (kalender) jaar € 412,50

c. voor een dagkaart, bij parkeerapparatuurplaatsen in het centrum,

per dag € 5,00

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 14 november 2013,

 

De griffier,

2014-06-18