Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 |
Citeertitel | Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening leningverstrekking en garantieverlening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-02-2019 | Wijziging artt. 1, 2, 4, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 15, 17, 18, toelichting | 31-01-2019 | Rotterdams GBL nummer: 2019, nummer 14 | ||
01-01-2014 | 16-02-2019 | Geen | 19-12-2013 Gemeenteblad 2013-190 | Voorstel van burgemeester en wethouders van 19 november 2013 (raadsvoorstel nr. 1279689); raadsstuk 13GR3269 |
De Raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 november 2013 (raadsvoorstel nr. 1279689); raadsstuk 13GR3269;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende, dat de regelgeving met betrekking tot de verstrekking van leningen en verlening van garanties nadere uitwerking behoeft;
Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Paragraaf 1 Inleidende bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
garantie: borgtocht in de zin van artikel 7:850 BW waarbij de gemeente zich tegenover een geldgever gedurende een bepaalde looptijd krachtens een overeenkomst verbindt tot nakoming van de aan een geldgeverslening verbonden rente- en aflossingsverplichtingen voor zover de geldnemer hiermee in gebreke blijft;
geldnemer: rechtspersoon aan wie de gemeente een gemeentelening verstrekt of aan wie de geldgever een geldgeverslening verstrekt waarvoor de gemeente een garantie heeft verleend, alsmede diens rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel, voor zover de gemeente met rechtsopvolging heeft ingestemd;
Indien het bedrag van de aanvraag vermeerderd met het uitstaande bedrag waarvoor de gemeente in het verleden aan de aanvrager financieringssteun heeft verleend hoger is dan € 500.000,-, beslist het college niet tot toekenning van financieringssteun dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Paragraaf 2 Financieringssteun
Het college kan, naast de in de Awb genoemde gevallen, een aanvraag voor financieringssteun in ieder geval geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel:
de aanvrager een zodanige werkwijze toepast of over een zodanige organisatorische en administratieve opzet of over zodanig gekwalificeerde medewerkers beschikt, dat de gemeente redelijkerwijs mag verwachten dat de investeringen waarvoor de financieringssteun is aangevraagd niet bijdragen aan verwezenlijking van de beoogde publieke taak;
Paragraaf 4 Inhoud van de garantie
De garantie vervalt van rechtswege indien de gemeente en de geldgever niet binnen drie maanden na verzending van het besluit tot het verlenen van de garantie overeenstemming bereiken omtrent de inhoud van een akte van borgtocht. In een akte van borgtocht tussen de gemeente en de geldgever worden de voorwaarden vastgelegd waaronder de gemeente zich als borg tegenover een geldgever verbindt tot nakoming van de aan een geldgeverslening verbonden rente- en aflossingsverplichtingen voor zover de geldnemer hiermee in gebreke blijft.
Paragraaf 5 Verplichtingen van de geldnemer
Artikel 14 Informatieplicht van de geldnemer
De geldnemer doet tijdig schriftelijk opgave van een wijziging van de gegevens die hij bij de aanvraag om financieringssteun heeft overgelegd, alsmede van alle omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de financieringssteun, de overeenkomst van gemeentelening en de overeenkomst van garantieverlening.
Artikel 17 Intrekking of wijziging van het besluit tot het verstrekken van een gemeentelening
Het college kan het besluit tot het verstrekken van een gemeentelening, onverminderd het bepaalde in de Awb, intrekken of wijzigen in het geval van:
tekortkoming door een groepsmaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24b BW, in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen uit hoofde van enige overeenkomst van kredietverlening, gesloten met de gemeente of met een derde, indien dit, naar het oordeel van de gemeente, een materieel nadelig effect heeft of waarschijnlijk is dat dit een materieel nadelig effect zal hebben op de verhaalspositie van de gemeente;
een, naar oordeel van de gemeente, wezenlijke verslechtering van de financiële positie of verminderde kredietwaardigheid van de geldnemer die de gemeente gegronde vrees geeft dat het door de geldnemer uit hoofde van de overeenkomst van geldlening aan de gemeente verschuldigde niet of niet volledig zal worden voldaan;
het door de geldnemer of een dochtermaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24a BW zonder schriftelijke toestemming van de gemeente vervreemden (waaronder begrepen het in economisch eigendom overdragen) van een, naar oordeel van de gemeente, substantieel deel van zijn activa dan wel het zonder schriftelijke toestemming van de gemeente geheel of voor een aanmerkelijk deel in andere handen overgaan van de aandelen in het kapitaal van de geldnemer of een dochtermaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24a BW;
Artikel 18 Intrekking of wijziging van het besluit tot het verlenen van garantie
Het college kan het besluit tot het verlenen van een garantie, onverminderd het bepaalde in de Awb, intrekken of wijzigen zolang de overeenkomst van geldgeverslening en de akte van borgtocht nog niet tot stand zijn gekomen in het geval van:
tekortkoming door een groepsmaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24b BW in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen uit hoofde van enige overeenkomst van kredietverlening, gesloten met de gemeente of met een derde, indien dit, naar het oordeel van de gemeente, een materieel nadelig effect heeft of waarschijnlijk is dat dit een materieel nadelig effect zal hebben op de verhaalspositie van de gemeente;
een, naar oordeel van de gemeente, wezenlijke verslechtering van de financiële positie of verminderde kredietwaardigheid van de geldnemer die de gemeente gegronde vrees geeft dat het door de geldnemer uit hoofde van de overeenkomst van geldlening aan de geldgever verschuldigde niet of niet volledig zal worden voldaan;
het door de geldnemer of een dochtermaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24a BW zonder schriftelijke toestemming van de gemeente vervreemden (waaronder begrepen het in economisch eigendom overdragen) van een, naar oordeel van de gemeente, substantieel deel van zijn activa dan wel het zonder schriftelijke toestemming van de gemeente geheel of voor een aanmerkelijk deel in ander handen overgaan van de aandelen in het kapitaal van de geldnemer of een dochtermaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24a BW;
het niet of niet langer rechtsgeldig of afdwingbaar zijn van bedongen zekerheden en/of het niet hebben van de tussen de gemeente en de geldnemer overeengekomen rang van het zekerheidsrecht;
x. het niet langer rechtsgeldig of voor de geldnemer bindend zijn van enige verplichting onder de overeenkomst van garantieverlening;
Hoofdstuk 2 Overige bepalingen
De voorwaarden en verplichtingen gesteld aan de vóór de inwerkingtreding van deze verordening verstrekte leningen en verleende garanties, blijven van kracht.
Artikel 22 Terugwerkende kracht
Deze verordening heeft terugwerkende kracht ten aanzien van reeds voor de inwerkingtreding daarvan verstrekte leningen en garanties voor zover de ontvangende partij daardoor niet in een nadeliger positie wordt gebracht.
Toelichting bij de Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014
De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 strekt tot het verlenen van financieringssteun aan rechtspersonen. Tot financieringssteun wordt in deze Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 gerekend het door de gemeente verstrekken van een gemeentelening aan de aanvrager of het borg staan ten behoeve van de aanvrager voor de rente- en aflossingsverplichtingen uit hoofde van een geldgeverslening die de aanvrager jegens de geldgever is aangegaan. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt zowel het verlenen van geldleningen als het verlenen van garanties tot de subsidieverlening gerekend. Volgens artikel 4:21 Awb wordt onder een subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Een subsidieverhouding wordt vastgelegd in een beschikking, waarin essentiële elementen als aanduiding van de activiteiten, eventuele verplichtingen, het subsidiebedrag en de berekeningswijze daarvan zijn vastgelegd.
Het verlenen van een aanspraak op financiële middelen omvat niet alleen de subsidie-verlening “à fonds perdu”, maar ook het verschaffen van kredieten (bijvoorbeeld in de vorm van leningen). Overwogen is om bij de wetgeving de kredietverlening tegen commerciële voorwaarden buiten het subsidiebegrip te houden, maar daarvan is afgezien omdat de overheid slechts bij zeer hoge uitzondering zuiver commerciële kredieten verleent. De overheid pleegt kredieten te verschaffen juist omdat de markt daarin in onvoldoende mate voorziet. Dit impliceert dat het krediet vrijwel steeds wordt verschaft met het oog op wenselijk geachte activiteiten van de ontvanger en onder voorwaarden die gunstiger zijn dan de ontvanger op de vrije markt zou kunnen bedingen, zodat tevens een financieel voordeel wordt toegekend.
Het is niet zo dat pas van een subsidie wordt gesproken als er daadwerkelijk financiële middelen worden verstrekt. Voldoende is dat een aanspraak op financiële middelen wordt verstrekt. Indien een overheid rente en aflossing van een door een bank aan een derde verstrekt krediet garandeert, ontstaat een subsidieverhouding die, als de derde zijn verplichtingen nakomt, eindigt zonder dat de overheid ook maar één euro daadwerkelijk heeft uitgekeerd. Een garantie is in die zin in een bepaald opzicht vergelijkbaar met de subsidie voor een exploitatietekort.
Artikel 4:23 Awb eist dat subsidieverlening, en dus ook verlening van financieringssteun op een wettelijke grondslag berust. Hierbij moet aan een tweetal minimumeisen worden voldaan om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te bereiken. Allereerst wordt een omschrijving verlangd van de activiteiten waarvoor de financieringssteun kan worden verleend. Dit is essentieel om de reikwijdte van de wettelijke basis voor de financieringssteun te kunnen bepalen. In de tweede plaats moeten de verplichtingen worden vastgelegd die de gemeente aan de financieringssteun kan verbinden.
Leningverstrekking en garantieverlening vallen niet onder de reikwijdte van de Subsidieverordening 2014. Met reguliere subsidies wordt dekking in de exploitatie van de aanvrager beoogd ten behoeve van de uitvoering van activiteiten. Leningverstrekking is gericht op vermogensoverdracht aan de aanvrager en garantieverlening op zekerstelling ten behoeve van de aanvrager om bepaalde investeringen met geldleningen te kunnen financieren waarmee activiteiten kunnen worden uitgevoerd. Bij reguliere subsidies wordt de onderlinge verhouding tussen de gemeente en de aanvrager eenzijdig geformaliseerd in de vorm van een subsidiebeschikking. De bestuursrechtelijke overeenkomst bij leningverstrekking en garantieverlening komt ook tot stand in de vorm van een beschikking tot het verlenen van financieringssteun. Echter, hieraan wordt verdere invulling gegeven door een of meerdere tweezijdige privaatrechtelijke (uitvoerings)overeenkomsten. Zo zal bij leningverstrekking een overeenkomst van gemeentelening tussen de gemeente en de aanvrager van de geldlening worden gesloten. Bij garantieverlening zal een akte van borgtocht worden gesloten tussen de gemeente en de geldgever en er zal een overeenkomst van garantieverlening worden gesloten tussen de gemeente en de aanvrager van de garantie. Als dergelijke uitvoeringsovereenkomsten zijn gesloten met een derde, heeft intrekking of vernietiging van de subsidiebeschikking geen rechtstreekse gevolgen voor de privaatrechtelijke overeenkomsten. Die blijven bestaan.
In dit artikel is een aantal voorkomende begrippen in de Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 omschreven. Het begrip subsidie is niet gedefinieerd in Verordening leningverstrekking en garantieverlening, aangezien het begrip reeds in artikel 4:21, eerste lid, van de Awb wordt gedefinieerd.
De financieringssteun is een bijzondere vorm van subsidieverlening, waarop de Awb van toepassing is. In specifieke gevallen kan hiervan worden afgeweken. De Subsidieverordening Rotterdam 2014 voorziet niet in financieringssteun in de vorm van leningverstrekking of garantieverlening. Daarin voorziet de voorliggende Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 wel. Alleen indien in hogere regelgeving financieringssteun wordt voorgeschreven en daar specifieke voorschriften voor geeft, valt deze financieringssteun niet onder de werkingskracht van de Verordening leningverstrekking en garantieverlening.
Het uitgangspunt is dat ter bescherming van het gemeentelijk belang en ter bescherming van de organisatoren van de activiteiten alleen financieringssteun wordt verleend aan rechtspersonen. Tot rechtspersonen worden gerekend organisaties met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, zoals NV’s, BV’s, verenigingen, stichtingen, gemeenschappelijke regelingen. Natuurlijke personen of organisaties zonder rechtspersoonlijkheid, zoals commanditaire vennootschappen en maatschappen hebben een ander juridisch risicoprofiel en vallen niet onder deze verordening. Aanvragen om financieringssteun van deze partijen behoeven een andere wettelijke grondslag.
Alleen in bijzondere gevallen kan financieringssteun worden verstrekt aan een rechtspersoon in oprichting. Het derde lid regelt dat indien financieringssteun wordt verstrekt aan een rechtspersoon in oprichting het bepaalde in de Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 of de nadere regels van overeenkomstige toepassing zijn. Zo kan bepaalde informatie niet aan een rechtspersoon in oprichting worden gevraagd; hier valt bijvoorbeeld te denken aan een recente jaarrekening.
In dit artikel is de bevoegdheidsverdeling geregeld, die aansluit op de Wet dualisering gemeentebestuur. De bevoegdheid om te besluiten tot het verlenen of intrekken van financieringssteun wordt aan het college toegekend. De kaders voor de verlening van de financieringssteun worden bepaald door de raad.
Volgens artikel 169 lid 4 Gemeentewet neemt het college pas een besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen wanneer de financieringssteun ingrijpende gevolgen voor de gemeente kan hebben. Potentieel ingrijpende gevolgen zijn er bij een hoog solvabiliteitsrisico. Indien de geldnemer niet in staat is om aan rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen, leidt dit tot financiële schade voor de gemeente. De grens voor ingrijpende gevolgen wordt hier gesteld op € 500.000,-. Indien de nog uitstaande financieringssteun bij de aanvrager en de nieuwe aanvraag samen hoger zijn dan € 500.000,-, dan dient de raad in de gelegenheid te zijn om zijn wensen en bedenkingen met betrekking tot de gevraagde financieringssteun kenbaar te maken.
In dit artikel is verder bepaald dat het college door middel van delegatie van regelgevende bevoegdheid nadere regels kan stellen met betrekking tot de financieringssteun.
Artikel 4 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Artikel 4 regelt de aanvraag van financieringssteun. In het artikel is bepaald dat naast het in de Awb geregelde omtrent het aanvragen van financieringssteun de aanvrager nog aan een aantal extra verplichtingen moet voldoen. Het college stelt een uniform aanvraagformulier vast voor het aanvragen van financieringssteun. Dit zal leiden tot uniformering van het hele proces van aanvraag tot en met verleniing. In dit aanvraagformulier zullen tevens de vereisten van de aanvraag zoals deze zijn verwoord in de Awb worden vermeld. Zo wordt voorkomen dat de aanvrager te weinig of te veel gegevens overlegt. Het college kan op grond van artikel 3:2 en artikel 4:2 Awb daarnaast nadere informatie vragen die nodig is voor het beoordelen van de aanvraag. Op grond van artikel 4:5 Awb kan de aanvraag buiten behandeling blijven als de aanvraag niet heeft voldaan aan de eisen die aan de aanvraag zijn gesteld, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de gemeente gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
Ingevolge lid 2 moet de aanvraag ten minste een beschrijving van de voorgenomen investering bevatten alsmede een onderbouwing van de financieringsbehoefte en een financiële begroting met toelichting en een meerjarig kasstroomoverzicht waarin de aanvrager uiteenzet hoe hij structureel in staat is om de rente en aflossing van de benodigde financiering te kunnen dragen. De jaarrekeningen geven een inzicht in de huidige financiële positie van de aanvrager en kan onder andere gebruikt worden bij de bepaling van het risicoprofiel van de aanvrager en van de mogelijk te verlenen financieringssteun. Daarbij worden ook betrokken de zekerheden die ten behoeve van de gemeente kunnen worden gesteld. De aanvrager moet ten minste twee offertes of bankverklaringen overleggen waaruit blijkt dat er door de geldgevers geen lening tegen aanvaarbare voorwaarden wordt verstrekt zonder aanvullende overheidssteun. Lid 2 letter g regelt dat de statuten of het reglement van de geldnemer moet worden meegezonden met de aanvraag voor financieringssteun. Ook moet worden aangegeven hoe de bestuurssamenstelling eruit ziet.
Het college bepaalt in welke vorm de financieringssteun wordt verleend, leningverstrekking of garantieverlening. Deze afweging zal op individuele basis worden gemaakt. Dit is afhankelijk van de bestaande financieringsstructuur en afspraken met de bestaande geldgevers, maar ook van de zeggenschapsverdeling en sturingsmogelijkheden. Daarnaast kunnen marktcondities een rol spelen.
In de aanvraag kan de aanvrager wel zijn voorkeur aangeven. Wanneer er een voorkeur voor garantieverlening wordt aangegeven, dient er een concept-leningovereenkomst, afgestemd met de geldgever, te worden bijgevoegd bij de aanvraag.
De opsomming van gegevens en bescheiden die moeten worden overlegd is niet uitputtend. Het college is bevoegd om ook andere gegevens en bescheiden te vragen, indien dit noodzakelijk wordt geacht om op de aanvraag te kunnen besluiten.
In dit artikel is bepaald dat veertien weken voor het tijdstip waarop een geplande aanvang met de investering wordt gemaakt het aanvraagformulier door het college moet zijn ontvangen. De termijn van veertien weken is noodzakelijk om het college in staat te stellen de aanvraag te beoordelen. Het college kan ontheffing verlenen van de termijn. Uitdrukkelijk wordt nog vermeld dat het college aanvragen die te laat worden ontvangen kan afwijzen.
Artikel 6 Beslistermijn financieringssteun
Het eerste lid van dit artikel regelt de beslissingsbevoegdheid van het college en de daarbij door het college in acht te nemen beslistermijnen, die overigens als termijnen van orde moeten worden gezien. Het college beslist binnen acht weken nadat de aanvraag is ingediend. Als de raad voorafgaand aan het besluit van het college zijn wensen en bedenkingen moet kunnen uiten, bedraagt de beslistermijn veertien weken. Het college brengt de aanvrager voor het einde van de beslistermijn schriftelijk op te hoogte van de verlenging en noemt daarbij de termijn waarop de beslissing wel tegemoet kan worden gezien. Het college kan deze termijnen, ingevolge de Awb, verlengen. Dit kan voor zover de termijn binnen de grenzen van redelijkheid blijft.
Artikel 4:35 Awb bevat een aantal (niet limitatief opgesomde) weigeringsgronden. Artikel 7 vult dit artikel aan met andere weigeringsgronden.
Financieringssteun is alleen bedoeld voor investeringen in onroerende zaken of vervoermiddelen. Andere investeringen en activiteiten zijn in principe uitgesloten. Financieringssteun is niet bedoeld om (tijdelijke) tekorten in de exploitatie van de aanvrager te kunnen opvangen. De investering waarvoor financieringssteun wordt aangevraagd moet gedaan worden ten behoeve van activiteiten die in het belang zijn van de huishouding van de gemeente en derhalve geen privé-belang betreffen. Welke activiteiten dit zullen zijn wordt bepaald door het college, die daarbij gebonden is aan de publieke taak die door de raad wordt aangegeven. Er moet sprake zijn van een duidelijk direct of indirect gemeentelijk belang. De publieke taak moet zijn vastgelegd in besluitvorming van de raad, bijvoorbeeld in een verordening, de begroting, een beleidsnota of een individueel raadbesluit. Hierbij moet rekening zijn gehouden met het subsidiariteitsbeginsel (is de gemeente het juiste niveau voor de behartiging van dit publieke belang) en het territoriumbeginsel (heeft het publieke belang betrekking op de gemeente Rotterdam of op de ingezetenen van de gemeente Rotterdam). De aanvrager moet daarbij aannemelijk kunnen maken dat de doelstellingen die met de financieringssteun worden nagestreefd zullen worden bereikt.
Onderdeel b geeft de gemeente de daarmee corresponderende weigeringsgrond om financieringssteun te verlenen voor zover gegronde vrees bestaat dat de financieringssteun niet of in onvoldoende mate zal worden besteed aan investeringen gericht op de verwezenlijking van de publieke taak. De gemeente zal dit, gelet op het doel van de verordening, strikt toetsen.
Uitgangspunt bij financieringssteun is dat de gemeente optreedt als "lender of last resort". De gemeente treedt pas op als financier als er geen andere alternatieven meer zijn. De aanvrager moet allereerst aantonen over onvoldoende gelden te beschikken om de kosten van de investeringen te dekken, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden (bijvoorbeeld in de vorm van subsidies). Als er een waarborgfonds of andere (overheids)instelling garant wil staan of financiering wil verlenen, dan is er geen noodzaak voor financieringssteun. De gemeente Rotterdam verleent geen financieringssteun ten behoeve van investeringen op beleidsterreinen indien er op die beleidsterreinen landelijk opererende waarborgfondsen werkzaam zijn. Wanneer landelijk opererende waarborgfondsen niet tot 100% waarborgen (bijvoorbeeld Stichting Waarborgfonds Sport) kan de gemeente voor het resterende deel financieringssteun verlenen. De aanvrager moet daarnaast aantonen dat zelfstandig geen financiering kan worden verkregen. Hierbij dient hij ten minste twee offertes of bankverklaringen te overleggen waaruit blijkt dat er door de geldgevers geen lening tegen aanvaarbare voorwaarden wordt verstrekt zonder aanvullende overheidssteun. Het oordeel omtrent aanvaardbare voorwaarden is voorbehouden aan het college.
Uit de financiële bescheiden moet verder blijken dat de aanvrager voldoende financiële draagkracht heeft om de verschuldigde rente en aflossing gedurende de gehele looptijd van de financieringssteun te kunnen voldoen. Er moet sprake zijn van continuïteit in het voortbestaan van de aanvrager gedurende de looptijd van de financieringssteun. Daarnaast moet de aanvrager over de benodigde vergunningen beschikken om de investeringen te kunnen plegen.
Het college kan een aanvraag ook weigeren als deze betrekking heeft op het verlenen van andere zekerheden door de gemeente dan die van de betaling van rente en aflossing van een lening voor zover de geldnemer in gebreke blijft. Dit geldt ook wanneer een lening reeds is verstrekt door de geldgever vooruitlopend op een garantiebesluit van de gemeente of de aanvrager weigert zich te verplichten om door de gemeente gevraagde zekerheden aan de gemeente te verstrekken.
De aanvrager moet een zodanige werkwijze toepassen alsmede over een zodanige organisatorische en administratieve opzet en over zodanig gekwalificeerde medewerkers beschikken, dat de gemeente redelijkerwijs kan verwachten dat deze in staat is om de publieke taak op een behoorlijke wijze uit te voeren. Ook dient de aanvrager over voldoende capaciteiten te beschikken en de juiste rechtsvorm te hebben.
Onderdeel n geeft naast de in deze verordening en de Awb genoemde mogelijkheden een extra mogelijkheid om financieringssteun te weigeren op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
Ook kan aanvraag voor financieringssteun worden geweigerd als een verlening concurrentievervalsing veroorzaakt of dreigt te veroorzaken. De staatssteun- en mededingingsregels mogen niet worden overtreden en niet toegestane staatssteun moet worden voorkomen.
Daarnaast moet worden voorkomen dat financieringssteun wordt verstrekt aan geldnemers die niet integer zijn. Daarom wordt in onderdeel p geregeld dat een geldnemer zich dient te onthouden van gedragingen die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde en geen doelen mag nastreven die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde. Onder het onthouden van gedragingen wordt tevens verstaan het nalaten van bepaalde gedragingen waardoor strijd met de wet, het algemeen belang of de openbare orde ontstaat. Indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager in strijd met de wet, het algemeen belang of de openbare orde handelt of zal handelen, kan de aanvraag worden geweigerd.
Tenslotte mag de financieringssteun geen onacceptabel risico voor de gemeentelijke begroting met zich meebrengen en moet passen binnen het gemeentelijke beleid. De beoordeling of er in een voorkomend geval sprake is van een onacceptabel risico voor de gemeentelijke begroting is voorbehouden aan het college.
In een ideale situatie zal de geldnemer tijdig rente- en aflossingverplichtingen voldoen en krijgt de geldgever zijn geld terug. In dat geval zijn er voor de gemeente geen kosten verbonden aan de financieringssteun. Maar het feit dat deze geldnemers niet zelfstandig geld kunnen lenen, geeft al aan dat er sprake is van een hoger risicoprofiel. Daarnaast hebben leningen en garanties vaak een lange looptijd en kunnen gedurende deze looptijd wijzigende omstandigheden een (negatieve) invloed hebben op het risicoprofiel van de geldnemer en daarmee op de kans dat de gemeente schade leidt. Leningen en garanties zijn privaatrechtelijke overeenkomsten die de gemeente niet eenzijdig kan opzeggen, tenzij dit nadrukkelijk in de overeenkomsten is geregeld. Indien zich een risico manifesteert, dan resulteert dit in lasten voor de gemeente waarvoor geen budgettaire dekking is in de begroting. Hiermee zullen deze verliezen een aanslag doen op het gemeentelijke weerstandsvermogen. Op basis van een risico-analyse wordt bepaald of het risico dat gepaard gaat met de financieringssteun acceptabel is of niet.
Artikel 8 Overeenkomst van gemeentelening
De financieringssteun wordt steeds voorwaardelijk verleend. Zo wordt de gemeentelening verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat binnen drie maanden na het besluit tot het verstrekken van een gemeentelening een overeenkomst van gemeentelening tot stand komt.
In de overeenkomst van gemeentelening worden de privaatrechtelijk verhoudingen tussen de gemeente als geldgever en de aanvrager vastgelegd. De overeenkomst van geldlening wordt overeenkomstig een door of namens het college vastgesteld model opgesteld. De door het college vastgestelde Algemene Leningvoorwaarden zijn van toepassing op en maken deel uit van iedere overeenkomst van gemeentelening die valt onder de Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014. Met het oog op marktconformiteit van de voorwaarden en condities zijn deze Algemene Leningvoorwaarden gebaseerd op de voorwaarden en condities die worden gesteld door de Bank Nederlandse Gemeenten aan hun geldnemers.
Artikel 9 Rentepercentage en provisies
Financieringssteun moet voldoen aan Europese regelgeving. Voorkomen moet worden dat er bij financieringssteun sprake is van staatssteun als bedoeld in artikel 107 eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Hiervan is sprake als niet marktconforme voorwaarden en tarieven worden gehanteerd. Uitgangspunt bij leningverstrekking is het bij de geldnemer in rekening brengen van een marktconform rentepercentage. Dit rentepercentage bestaat uit de gemeentelijke inleenrente (de rente die de gemeente zelf voor een vergelijkbare lening op de markt moet betalen) vermeerderd met een kredietrisico-opslag. Deze kredietrisico-opslag wordt bepaald met behulp van een kredietrisicomodel. Op basis van de kredietwaardigheid van de geldnemer in combinatie met de zekerheden in de vorm van hypotheek, pandrecht of anderszins en de looptijd van de onderliggende lening kan het model een berekening maken van deze kredietrisico-opslag. Hierbij wordt rekening gehouden met de Europese staatssteunregels waarin het begrip marktconformiteit nader wordt uitgewerkt. De renteopslagen dienen als voeding voor de kredietrisicoreserve.
Voor Diensten van algemeen economisch belang (DAEB) geldt een specifiek staatssteunregime dat afwijkt van het gewone staatssteunregime. Daarom is het van belang dat als er door de financieringssteun sprake is van bevoordeling in de zin van de staatssteunregelgeving de raad de activiteiten waarvan de financiering wordt ondersteund ook specifiek aanwijst als DAEB. Gelet op de complexe definitie van staatssteun, de de-minimis vrijstelling en verschillende andere vrijstellingsverordeningen, de jurisprudentie en mededelingen van de Commissie zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld of sprake is of zou kunnen zijn van staatssteun en zo ja, of de financieringssteun moet worden gemeld bij de Europese Commissie. In het laatste geval geldt een stand-still bepaling: de financieringssteun kan niet worden verleend zolang de Europese Commissie niet akkoord is.
Indien er (passend binnen de Europese regelgeving) toch een “laagrentende” lening wordt verstrekt, dan dient binnen de begroting dekking te worden gevonden voor de voeding van de kredietrisicoreserve met de niet in rekening gebrachte kredietrisico-opslag. Dergelijke voordelen zijn immers geen “gratis geld” en dat moet ook duidelijk worden in de vorm van budgettaire dekking. Daarmee is ook sprake van een transparantere afweging binnen de bestuurlijke besluitvorming. In voorkomend geval moet in de subsidiebeschikking worden vermeld welk voordeel de aanvrager hiermee verkrijgt. Ook kan een bereidstellingsprovisie in rekening worden gebracht. Dit is een vergoeding over het deel van de lening dat (nog) niet door de geldnemer is opgenomen, maar waarover al wel renteafspraken zijn gemaakt bij opname. Als het moment van opname voor de gemeente onzeker is, loopt de gemeente namelijk een renterisico.
Het college kan besluiten om bij afsluiten van de lening een eenmalige (afsluit)provisie te rekenen ter dekking van eenmalige lasten die samenhangen met de leningverstrekking.
Artikelen 10 tot en met 12 Garantie en overeenkomsten
In plaats van leningverstrekking kan de gemeente er ook voor kiezen om op een andere wijze de noodzakelijke steun te geven voor de financiering van de geldnemer. Als een geldnemer geen financiering kan verkrijgen op eigen kracht, kan de gemeente namelijk zekerheid verstrekken aan de geldgever. De gemeente spreekt met de geldgever af dat als de geldnemer niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, de geldgever de gemeente kan aanspreken om de verschuldigde rente en aflossing te voldoen in plaats van de geldnemer. In dit artikel wordt de zekerstelling door de gemeente alleen beperkt tot de rente en aflossing.
Vroeger werden in het Burgerlijk wetboek (BW) twee rechtsfiguren beschreven, een borgtocht en een garantieovereenkomst, met ieder hun eigen juridische kenmerken. In het huidige BW is alleen nog de borgtocht opgenomen (Burgerlijk Wetboek 7, artikel 850 e.v.). Aan het begrip garantie is geen vaststaande betekenis meer toegekend. Omdat bij juridische geschillen de wettelijk geregelde borgtocht een betere uitgangspositie biedt, verdient het de voorkeur om, indien mogelijk, alleen garanties te verlenen in de vorm van een borgtocht. Daar waar in deze verordening gesproken wordt over ‘garantie’ wordt dan ook bedoeld ‘borgtocht in de zin van artikel 7:850 BW’, zie ook artikel 1 lid k.
Het recht op een garantie ontstaat respectievelijk vervalt, als de overeenkomsten, genoemd in de artikel 10 en 11, tot stand komen respectievelijk vervallen.
In de overeenkomst van garantieverlening worden de privaatrechtelijke verhoudingen tussen gemeente als borg en de aanvrager vastgelegd. De overeenkomst van garantieverlening wordt overeenkomstig een door of namens het college vastgesteld model opgesteld. De door het college vastgestelde Algemene Garantievoorwaarden zijn van toepassing op en maken deel uit van iedere overeenkomst van garantielening die valt onder de Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014. Aangezien de gemeente het risico dat de geldnemer niet aan zijn verplichting met betrekking tot de betaling van rente en aflossing overneemt van de geldgever, dient de gemeente zijn rechten jegens de geldnemer zo goed mogelijk te regelen.
In de akte van borgtocht worden de privaatrechtelijke verhoudingen tussen de gemeente als borg en de geldgever als financier van de aanvrager geregeld.
Artikel 13 Garantiepremie en provisies
Zoals het uitgangspunt bij leningverstrekking is dat bij de geldnemer een marktconform rentepercentage in rekening wordt gebracht (zie ook toelichting op artikel 10), is het uitgangspunt bij garantieverlening dat bij de geldnemer een marktconforme garantiepremie in rekening wordt gebracht. Deze garantiepremie is een vergoeding die wordt gerekend voor het risico dat de gemeente neemt. De garantstelling leidt voor de geldnemer tot een (betere) toegang tot de kapitaalmarkt en een voordeel in de rentekosten. Wanneer de gemeente zich garant stelt, dan zal de geldgever namelijk niet het risicoprofiel van de geldnemer als uitgangspunt nemen bij het bepalen van de hoogte van de rente, maar het risicoprofiel van de gemeente. Met gemeentegarantie is het rentepercentage van een lening voor een geldnemer slechts iets hoger dan het tarief waartegen de gemeente zelf op de markt kan lenen. Het risico wordt bijna volledig op de gemeente afgewenteld. Deze garantiepremie is gelijk aan het verschil tussen de rente die de geldnemer bij een gemeentelijke lening zou hebben betaald en de rente die voor een lening met gemeentegarantie wordt betaald. In principe wordt deze garantiepremie jaarlijks in rekening gebracht, maar het college kan besluiten om te kiezen voor een eenmalige verrekening bij aanvang van de lening.
Evenals bij leningverstrekking geldt bij garantieverlening dat, indien er (deels) wordt afgezien van het in rekening brengen van een marktconforme garantiepremie, binnen de begroting dekking dient te worden gevonden voor de voeding van de kredietrisicoreserve met de niet in rekening gebrachte garantiepremie. Het voordeel dat de aanvrager op deze wijze verkrijgt moet duidelijk worden gemaakt in de subsidiebeschikking.
Het college kan besluiten om bij het afsluiten van de lening provisies in rekening te brengen, zoals een eenmalige (afsluit)provisie ter dekking van eenmalige lasten die samenhangen met de garantieverlening.
De geldnemer dient de gemeente op eigen initiatief tijdig en schriftelijk te informeren over omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de besluiten tot het verlenen van financieringssteun en de overeenkomsten. Het college kan bepalen wat onder ‘tijdig’ wordt verstaan. Daarnaast is de geldnemer verplicht om mee te werken aan onderzoeken die door of namens de gemeente worden uitgevoerd. Deze onderzoeken kunnen onder andere betrekking hebben op de investeringen die de geldnemer verricht met de verleende financieringssteun, op de financiële positie van de geldnemer of op zekerheidsrechten die de geldnemer heeft verstrekt aan de gemeente.
Artikel 15 Nadere regels en overige verplichtingen
Het college kan nadere regels of verplichtingen stellen als geldgever of als borg om haar eigen financiële belangen te beschermen. Hierbij kan worden gedacht aan voorafgaande goedkeuring met betrekking tot de statuten, statutenwijzigingen en bestuurssamenstelling. Het college kan aanwijzingen geven met betrekking tot inrichting van de financiële administratie en informatieverstrekking. Daarnaast kan het college nadere regels stellen met betrekking tot de besteding van de door middel van de financieringssteun verkregen middelen. Hierbij moet worden gewaarborgd dat de te verlenen financieringssteun niet of in onvoldoende mate zal worden besteed aan investeringen die gericht zijn op de verwezenlijking van de publieke taak. De geldnemer is verplicht om de door de gemeente gevraagde zekerheidsrechten te verstrekken. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld hypotheekrecht en pandrecht. Nadere regels worden gesteld om te voorkomen dat deze zekerheidsrechten niet (meer) of onvoldoende voldoen op het moment dat de gemeente genoodzaakt is om deze in te roepen. De geldnemer dient alles in het werk te stellen om eventuele risico’s of waardeverminderingen van de te financieren objecten en tot zekerheden strekkende objecten te beperken. Het college kan daarom nadere regels stellen met betrekking tot verzekering, instandhouding, bestemming, bezwaring en vervreemding van deze objecten. De geldnemer kan ook worden verplicht om op eerste aanvraag van het college alle verlangde inlichtingen en inzage in boeken en bescheiden te verstrekken die het college nodig acht voor de beoordeling van het financiële beheer van de geldnemer. Zo dient de geldnemer jaarlijks de jaarrekening van het afgelopen boekjaar en de begroting van het komende boekjaar toe te zenden. Aan de hand van deze stukken kan onder andere de financiële positie van de geldnemer worden beoordeeld. Het college kan ook vaststellen welke informatieverstrekking plaats moet vinden met betrekking tot bepaalde voornemens tot het verrichten van bepaalde rechtshandelingen en overige bijzondere ontwikkelingen in de onderneming van de geldnemer. De geldnemer dient die handelingen na te laten die de financiële belangen van de gemeente als geldgever of borg schaden. In nadere regels wordt vastgesteld voor welke (rechts)handelingen de geldnemer voorafgaande goedkeuring behoeft van het college en wat de gevolgen zijn bij niet nakoming van de verplichtingen door de geldnemer.
De geldnemer moet verantwoording afleggen over de financieringssteun. In dit artikel is geregeld welke informatie hij moet verstrekken en binnen welke termijn hij dat moet doen. Als de geldnemer niet aan dit artikel voldoet, kan het college de financieringssteun intrekken.
Artikel 17 Intrekking of wijziging van het besluit tot het verstrekken van een gemeentelening
Dit artikel geeft aan wanneer de gemeente een besluit tot het verstrekken van een gemeentelening kan intrekken of wijzigen. De in dit artikel opgenomen opsomming van intrekkings- en wijzigingsgronden is niet limitatief en vormt een uitwerking van de in de Awb geregelde intrekkings- en wijzigingsgronden.
Artikel 18 Intrekking of wijziging van het besluit tot het verlenen van garantie
Bij garantieverlening ontstaat er een privaatrechtelijke verhouding tussen de gemeente en de geldgever door middel van de akte van borgtocht en een privaatrechtelijke verhouding tussen de gemeente en de geldnemer door middel van een overeenkomst van garantieverlening. Als een akte van borgtocht is gesloten met de geldgever, heeft intrekking of vernietiging van de subsidiebeschikking geen rechtstreekse gevolgen voor deze privaatrechtelijke overeenkomst. Die blijft bestaan. Het intrekken of wijzigen van een besluit tot het verlenen van garantie heeft dan ook alleen zin als de overeenkomst van geldlening tussen de geldnemer en de geldgever en de akte van borgtocht nog niet tot stand zijn gekomen.
In principe dient deze overeenkomst binnen drie maanden na verzending van het collegebesluit tot stand te komen (artikel 11 lid 1). In lid 2 worden de diverse intrekkings- of wijzigingsgronden genoemd. Deze zijn vergelijkbaar met de intrekkings- of wijzigingsgronden voor wat betreft verstrekte gemeenteleningen die zijn genoemd in artikel 17.
Dit artikel bevat een hardheidsclausule, waarin is bepaald dat het college gebonden is aan deze verordening en daarvan in principe niet kan afwijken. Er kan alleen worden afgeweken als er sprake is van:
De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot bijzondere gevallen en behoeft goedkeuring van de raad.
Dit artikel regelt dat, indien er besluiten zijn genomen op grond van een besluit waaraan de Uitvoeringsregels garantievoorwaarden 2006 ten grondslag ligt, daarop de Uitvoeringsregels garantievoorwaarden 2006 van toepassing blijven.
Artikel 21 Inwerkingtreding en toepassingsbereik
De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 treedt in werking op 1 januari 2014. Aanvragen waarvan de financieringssteun aanvangt op of na 1 januari 2014 worden beoordeeld op grond van de Verordening Leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014.
Artikel 22 Terugwerkende kracht
Voor zover nodig vormt deze verordening met terugwerkende kracht een wettelijke grondslag voor eerder verleende subsidie in de vorm van een gemeentelening of garantie in de zin van deze verordening. Echter, een subsidieontvanger mag niet met terugwerkende kracht in een nadeliger positie worden gebracht.
Als citeertitel van deze verordening wordt 'Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014' gebruikt.