Organisatie | Limburg |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Nadere subsidieregels Leefbaarheid en Groen 2013-2015 |
Citeertitel | Nadere subsidieregels Leefbaarheid en Groen 2013-2015 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | leefomgeving, subsidies, zorg en welzijn |
Geen
Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-08-2013 | 12-09-2014 | nieuwe regeling | 20-08-2013 Provinciaal Bled, 2013, 74 | onbekend |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
. Leefbaarheid: de door de inwoners ervaren kwaliteit van de sociale en fysieke woon- en leefomgeving. De sociale aspecten betreffen actief burgerschap, sociale cohesie, zorg voor kwetsbare medeburgers en sociale veiligheid. Bij fysieke aspecten gaat het om de bereikbaarheid en kwaliteit van gemeenschapsvoorzieningen en de kwaliteit van de openbare ruimte en de natuurlijke omgeving van woongebieden.
. Groenvoorzieningen: landschapselementen (bomen, tuinen, grasvelden, waterpartijen) en recreatieve voorzieningen (straatmeubilair, informatiepanelen, parkeervoorzieningen, wandel- en fietspaden) die de toegankelijkheid en belevingswaarde van de natuur voor bewoners in de directe omgeving van stad en dorp verhogen.
. Social Return On Investment (SROI): het opnemen van sociale voorwaarden in aanbestedingstrajecten zodat leverancier en subsidieontvanger een bijdrage leveren aan het provinciaal beleid ten aanzien van het bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De concrete invulling hiervan gebeurt aan de hand van reguliere banen, leerwerkplekken, stageplekken en (werk)ervaringsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder startkwalificatie.
Het verbeteren van de leefbaarheid door middel van strategische lokale acupunctuur projecten, zoals omschreven in artikel 1.
Rechtspersonen (privaatrechtelijk en publiekrechtelijk) behorend tot de doelgroep bewonersorganisaties, verenigingen, instellingen, lokale maatschappelijke organisaties, gemeenten en (overheids-)organisaties die gericht zijn op het verbeteren van de sociale veiligheid, kunnen voor subsidie in aanmerking komen.
HOOFDSTUK 2 VOORWAARDEN/CRITERIA
Artikel 4 Algemene subsidiecriteria
Om voor een subsidie in aanmerking te kunnen komen, gelden de volgende algemene criteria:
Artikel 5 Specifieke aandachtsgebieden
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend voor minimaal één van de volgende aandachtsgebieden:
Artikel 6 Specifieke subsidiecriteria
. Projecten voor sociale leefbaarheid dienen te voldoen aan de volgende criteria:
Versterking van de samenwerking tussen burgers, verenigingen, lokale maatschappelijke organisaties en overheid op het grensvlak van verschillende maatschappelijke sectoren en thema’s, zoals zorg, welzijn, cultuur, sport, onderwijs en sociale veiligheid zoals onder meer opgenomen in het regionaal beleidsplan van de regionale politie-eenheid Limburg.
HOOFDSTUK 3 FINANCIËLE ASPECTEN
. De maximale subsidiebedragen voor projecten op het gebied van fysieke leefbaarheid en groenvoorzieningen bedragen respectievelijk € 250.000,00 en € 100.000,00 per project voor (ver)bouw-, aanleg- en inrichtingskosten. Daarnaast wordt maximaal € 25.000,00 verleend per project voor het totaal van proceskosten en kosten van een haalbaarheidsonderzoek. Voor projecten op het gebied van sociale leefbaarheid geldt een maximum subsidiebedrag van € 100.000,00. Bij projecten sociale veiligheid kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van dit maximum. Bij de bepaling van het subsidiebedrag houden Gedeputeerde Staten naast de begroting tevens rekening met de mate waarin het project een bijdrage levert aan de invulling van het provinciaal beleid.
. De subsidieaanvraag dient een volledig ingevuld en rechtsgeldig ondertekend standaard aanvraagformulier te bevatten en te zijn voorzien van de bijlagen zoals aangegeven in het formulier en dient te worden verzonden naar het op het formulier aangegeven adres (Gedeputeerde Staten van Limburg, werkveld Uitvoering, Cluster Subsidies, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht).
De volgende bijlagen dienen in ieder geval aan het aanvraagformulier te worden toegevoegd:
Artikel 12 Termijnen voor indienen aanvraag
Subsidieaanvragen kunnen vanaf inwerkingtreding tot 1 maart 2015 worden ingediend.
Gedeputeerde Staten voornoemd, drs. Th.J.F.M. Bovens, voorzitter mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris Uitgegeven, 29 augustus 2013 De secretaris, mr. A.C.J.M. de Kroon
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Bij sociale aspecten van leefbaarheid worden met name “actief burgerschap en sociale cohesie” genoemd. Daarbij gaat het om actieve burgers die relaties met elkaar en anderen (organisaties of overheden) aangaan en actief verantwoordelijkheid nemen voor hun woon- en leefomgeving, onder meer door zorg- of onderhoudstaken op zich te nemen voor kwetsbare medeburgers of door het verbeteren van de sociale veiligheid in de openbare ruimte. Sociale veiligheid betreft veiligheid (niet zijnde fysieke veiligheid) voor en het veiligheidsgevoel van mensen in hun omgeving waarbij er bescherming is tegen gevaar dat veroorzaakt wordt door of dreigt door menselijk handelen in de openbare ruimte oftewel leefomgeving. Sociale veiligheid kan worden onderscheiden in objectieve en subjectieve veiligheid. Objectieve veiligheid heeft betrekking op negatieve incidenten, zoals mishandeling, diefstal en vernieling. Subjectieve veiligheid heeft te maken met het gevoel van veiligheid van mensen en is niet te herleiden uit geregistreerde incidenten. Projecten kunnen betrekking hebben op een of beide aspecten.Behalve sociale veiligheidsprojecten die een integraal onderdeel vormen van bredere leefbaarheidsopgaven op wijk- en buurtniveau, kunnen op basis van deze subsidieregeling ook veiligheidsprojecten gesubsidieerd worden die uitvoering geven aan de motie van Provinciale Staten d.d. 2-3-2012 inzake veiligheidsbeleid. Met “bereikbaarheid van gemeenschapsvoorzieningen” wordt hier gedoeld op zowel de bereikbaarheid per auto, fiets, openbaar vervoer als ook de fysieke toegankelijkheid voor kwetsbare groepen en de openingstijden van de accommodatie. Groenvoorzieningen: We onderscheiden de volgende categorieën van projecten en maatregelen: Groen en sport / recreatie: wandel- en fietsvoorzieningen rond stad en dorp, ter ontsluiting van natuurgebieden en stadsparken of speelbossen dicht bij huis. Investeringen kunnen zowel aanplant als groot onderhoud omvatten van bomen, gras, bewegwijzering (wandelroutes) en recreatieve voorzieningen. Groen en monumenten: het cultuurhistorisch erfgoed in Limburg is vaak gesitueerd in een groene omgeving, op de grens van stad en platteland, in kasteelparken, landgoederen of langs beken (molens). De provincie wil naast inzet van middelen voor restauratie van het ‘rode’ erfgoed ook aandacht besteden aan de groene aankleding en de toegankelijkheid van het monument: aanleg en verbetering van oprijlanen, parken, parkeerplaatsen, etc. Groen in de wijk: Groene voorzieningen kunnen een tijdelijke of permanente invulling geven aan terreinen die door sloop braak komen te liggen. Dit gebeurt met name in de z.g. herstructureringswijken, waar een sloopopgave ligt. We spreken dan van een ‘pocket park’ of een ‘bomenfabriek’. Bij de aanleg van groenvoorzieningen moet rekening gehouden worden met de eisen van sociale veiligheid, zodat geen gelegenheid tot onveilige situaties wordt gecreëerd. Vaak waarborgt een door de bevolking gedragen en onderhouden voorziening juist een betere sociale controle op de omgeving. Op wijk- en dorpsniveau zijn al veel vrijwilligers bezig met hun eigen groene omgeving en/of het landschap, meestal in groeps- of verenigingsverband (zoals lokale IVN en heemkundeverenigingen). In voorkomende gevallen worden ze daarbij professioneel ondersteund door CNME en de Stichting IKL. Hierbij is de wens van de bewoners (van dorp of wijk) het uitgangspunt. Groene elementen kunnen ook worden ingezet als sturingsmaatregel voor lokaal verkeer binnen stads- en dorpskernen (natuurlijk sturen). Hefboomwerking op het omliggende gebied: hiervan is sprake indien het project niet alleen positieve maatschappelijke effecten oplevert op de locatie van het project zelf, maar ook een positieve uitstraling heeft naar het omliggende woongebied, bij voorkeur op meerdere maatschappelijke gebieden.
Artikel 3 Doelgroepen Onder “instellingen en lokale maatschappelijke organisaties” vallen ook kerkelijke instellingen die betrokken zijn bij de herbestemming van een kerk- of kloostergebouw. Voorbeelden van “(overheids-)organisaties gericht op het verbeteren van de sociale veiligheid” zijn o.a. veiligheidshuizen en regionale platforms criminaliteitsbestrijding.
Artikel 4 Algemene subsidiecriteria Criterium 2: “Het project past in het beleid van de betrokken gemeente(n) en wordt door de gemeente(n) ondersteund”: dit dient te blijken door een brief van de gemeente formeel ondertekend door of namens het College van Burgemeester en Wethouders (zie ook artikel 11, derde lid, derde bullit).. In het geval van een regionaal project sociale veiligheid is een formeel ondertekende brief van de betrokken gemeentebesturen niet nodig. Criterium 3: “Het project heeft een aantoonbaar breed draagvlak”: dit is het geval indien het project wordt ondersteund door tenminste twee andere organisaties of instellingen of indien het breed draagvlak op een andere wijze wordt aangetoond. Criterium 4: Stimuleren leereffecten: Aandacht gaat vooral uit naar projecten die een leereffect hebben. De provincie wil haar meerwaarde juist ook inbrengen door het ondersteunen van innovatie en experimenten en het verspreiden van de kennis die daarbij wordt opgedaan. Dat vraagt ook om bredere toepasbaarheid op provinciaal niveau van de nieuwe inzichten (leereffect zinvol in groter verband). Het leereffect wordt dus kleiner (en de prioriteit minder) wanneer vergelijkbare projecten zich achtereenvolgens aandienen. De overdraagbaarheid van een project met voorbeeldfunctie is gebaat bij een eindevaluatie van het project. Hierin worden de uitvoering en de resultaten van het project beschreven en vergeleken met het projectplan en worden aanbevelingen gegeven voor volgende projecten. De evaluatie wordt uitgevoerd door middel van het invullen van het evaluatie format. Regio: De regio is hier de woonregio. Limburg is verdeeld in acht woonregio’s: Maastricht en Mergelland, Maasduinen, Midden-Limburg Oost, Westelijke Mijnstreek, Parkstad Limburg, Venlo e.o., Venray e.o., Weerterkwartier. Artikel 5 Specifieke aandachtsgebieden 2. Levensloopbestendigheid in wijk of dorp Het zodanig inrichten en toerusten van woongebieden dat oudere en zorgbehoevende bewoners er zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven wonen. Het gaat dan om specifieke voorzieningen op het gebied van levensloopbestendig wonen, de woonomgeving (zoals toegankelijke buitenruimte en bereikbaarheid openbaar vervoer) en benodigde voorzieningen op het gebied van zorg, dienstverlening en welzijn.
Artikel 6 Specifieke subsidiecriteria Tweede lid: Aantoonbare bijdrage aan de verbetering van duurzaamheid: Het project heeft bijvoorbeeld voor energiebesparing en/of duurzame energieopwekking een aantoonbare hogere ambitie dan de wettelijke vereisten. Dit kan blijken uit de EPC-waarde of E-label van de gebouwen; De EPC-waarde is bijvoorbeeld (gemiddeld) tenminste 10% beter dan de wettelijk voorgeschreven waarde (vanaf 2011 geldt een EPC-grenswaarde van 0,6). Het Energielabel van het project is (gemiddeld) bij voorkeur ‘groen’ (label A, B of C) of er wordt (gemiddeld) een verbetering van bijvoorbeeld 2 labelsprongen gemaakt . Het project heeft een ambitie voor het sluiten van kringlopen voor grondstoffen en materialen, door bijv. het werken met gesloten grondbalans en vrijkomende materialen uit gebouwen te hergebruiken. Doelgroepen van Social Return on Investment zijn: 1. Alle uitkeringsgerechtigden; 2. Werkzoekenden werkzaam in een gesubsidieerde arbeidsplaats; 3. Vroegtijdig schoolverlaters en jongeren met onvoldoende kwalificaties; 4. Leerlingen in het kader van BOL/BBL opleidingen; 5. Leerlingen in het kader van maatschappelijke stage; en/of 6. Niet uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (zgn. NUGGERS). Derde lid: Natuurlijke kwaliteit van het woongebied en regionale landschapskaders: De waarde van groene voorzieningen rond stad en dorp voor de leefbaarheid is in de afgelopen jaren onomstotelijk aangetoond. Bewoners van stad en dorp hechten veel waarde aan een groene omgeving. Niet alleen zijn er directe baten die terug te voeren zijn op schone lucht, recreatieve voorzieningen dicht bij huis, en de eetbare producten van bomen, struiken en (moes-)tuinen, maar ook indirecte effecten op bijvoorbeeld de gezondheid en de waarde van woningen. Investeren in groen levert uiteindelijk geld op. Het programma Leefbaarheid is primair gericht op “natuur voor de mensen”, bij voorkeur in samenhang met andere maatschappelijke sectoren en de aanpak van herstructureringswijken. Regionale landschapskaders: Groenvoorzieningen buiten de stad en het dorp dienen te passen in het bestemmingsplan voor het buitengebied en ingepast te worden in de bestaande of gewenste landschapsstructuur. Deze is voor Noord- en Midden-Limburg beschreven in het “Landschapskader Noord- en Midden-Limburg (http://www.limburg.nl/dsresource?objectid=12398&type=org) en voor Zuid-Limburg in de “Landschapsvisie Zuid-Limburg” (www.limburg.nl/Beleid/Natuur_en_Landschap/Landschap/Landschapsvisie_Zuid_Limburg). In de praktijk betekent het dat nieuwe groenvoorzieningen de bestaande landschapsstructuren (heggen, wegenpatroon, bomen en bossen) versterken en geen grote visuele veranderingen in het bestaande landschap teweeg brengen. Tweede en derde lid Social Return on Investment op basis van haalbaarheid en realisme. Bij projecten met een looptijd van minimaal 6 maanden en langer, alsmede bij projecten bij een minimale loonsom van € 250.000,00 excl. BTW is SROI onverkort van toepassing. Indien SROI in alle andere gevallen niet kan worden toegepast, dient onderbouwd te worden waarom dit niet mogelijk is. Artikel 9 Subsidiebedrag Het tekort wordt bepaald op basis van de ingediende begroting: zowel de kostenkant als de inkomstenkant. In het derde lid staat dat Gedeputeerde Staten bij de bepaling van het subsidiebedrag rekening houden met de mate waarin het project een bijdrage levert aan de invulling van het provinciaal leefbaarheidsbeleid. Daarvoor zal vooral gekeken worden naar de omvang van de leefbaarheidsproblematiek en de eigen kracht die in een wijk of dorp aanwezig is. De problematiek kan eenvoudig en enkelvoudig van aard zijn, maar ook ingrijpend zijn en bestaan uit een opeenstapeling van sociale, fysieke en economische problemen. Bij eigen kracht gaat het om het zelforganiserend vermogen en de verantwoordelijkheid van burgers maar ook van de maatschappelijke instituten, organisaties en ondernemingen in het gebied. Door het combineren van de variatie aan problematiek en eigen kracht ontstaat het onderstaande kwadrant: De Provincie beoogt een beweging op gang te krijgen in de richting van het kwadrant rechtsboven (zie de grijze pijlen). Die beweging loopt via de verticale dimensie (knelpunten oplossen, voorzieningen verbeteren) en via de horizontale dimensie (benutten en versterken van sociale cohesie en burgerinitiatief). Elk initiatief dat bijdraagt aan deze bewegingsrichting, zal de Provincie trachten te ondersteunen, maar bij het bepalen van de hoogte van het subsidiebedrag kan rekening gehouden worden met het gewicht van deze bijdrage. Artikel 11, derde lid Brief van gemeente. Dat dient een brief te zijn formeel ondertekend door of namens het College van Burgemeester en Wethouders.