Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pekela

Verordening kwijtschelding gemeentelijke heffingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePekela
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening kwijtschelding gemeentelijke heffingen
CiteertitelVerordening kwijtschelding gemeentelijke heffingen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Onbekend
  2. Gemeentewet, art. 255
  3. besluit nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen
  4. Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, art. 28

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2013nieuwe regeling

05-03-2013

Elektronisch gemeenteblad, 20 maart 2013

2013R0015

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening kwijtschelding gemeentelijke heffingen

De raad van de gemeente Pekela

 

gelet op artikel 255 van de Gemeentewet, het Besluit nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen en artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende:

 

Verordening kwijtschelding gemeentelijke heffingen

Verordening kwijtschelding
Artikel 1. Toepassing

Deze regeling vindt toepassing met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen verschuldigd door een natuurlijk persoon die geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep uitoefent.

Artikel 2. Heffingen waar kwijtschelding voor mogelijk is

Kwijtschelding is uitsluitend mogelijk van afvalstoffenheffing – alleen het vastrechtgedeelte.

Artikel 3. Kosten van bestaan

In afwijking van de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door de Minister van Financiën bij ministeriële regeling gestelde regels en met inachtneming van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij ministeriële regeling gestelde regels, wordt bij de berekening van de betalingscapaciteit

  • a.

    voor belastingschuldigen die op het moment van indiening van het verzoek de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt, het bedrag van de kosten van bestaan gesteld op 100 procent van de normuitkering (bijstandsnorm) die de belastingschuldige naar de maatstaven van de Wet werk en bijstand (medio 2014 Participatiewet) per maand telkens zou kunnen ontvangen;

  • b.

    voor een echtpaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet werk en bijstand, voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en bijstand, die op het moment van indiening van het verzoek de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene ouderdomswet heeft bereikt, het bedrag van de kosten van bestaan gesteld op 100 procent van het toepasselijke bruto-ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, zesde lid, van die wet, verminderd met de verschuldigde loonbelasting, de premies voor de volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet (netto AOW-norm), en verhoogd met

  • .

    het eerste bedrag, genoemd in artikel 16, tweede lid, onderdeel a van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, voor een echtpaar waarvan beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt,

  • .

    het bedrag, genoemd in artikel 16, tweede lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder, of voor een echtpaar waarvan één van de echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

Artikel 4. Eigen bijdrage kinderopvang
  • 1.

    Bij de beoordeling van een kwijtscheldingsverzoek wordt bij het bepalen van het netto-besteedbare inkomen als uitgaven als bedoeld in artikel 15, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, mede in aanmerking genomen de overeenkomstig artikel 1.7, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalde kosten van kinderopvang verminderd met de kinderopvangtoeslag of met de tegemoetkoming van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de te betalen kosten van kinderopvang, bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 2, van die wet.

  • 2.

    Voor de berekening van de kosten wordt gerekend met de maximum-uurprijs zoals vermeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in de kosten kinderopvang.

Artikel 5. Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven omtrent de uitvoering van het kwijtscheldingsbeleid.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking tot 1 januari 2013.

  • 2.

    Het besluit van november 1999 (Vaststellen norm kwijtschelding, nummer 101), worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum van ingang, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op verzoeken om kwijtschelding die vóór die datum zijn ingediend.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening kwijtschelding gemeentelijke heffingen”.

  • Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 5 maart 2013.

     

    De voorzitter,

     

    M. Schollema

     

    De griffier,

     

    W.E. Meffert