Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels loonkostensubsidies Wet werk en bijstand 2014 |
Citeertitel | Beleidsregels loonkostensubsidies Wet werk en bijstand 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt Beleidsregels loonkostensubsidies Wet werk en bijstand 2013
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-02-2014 | 31-12-2014 | Nieuwe regeling | 04-02-2014 Gemeenteblad, 2014 | 2014-02468 |
De Wet Werk en Bijstand (WWB) kent de arbeidsplicht. Dit betekent dat iedereen die een WWB-uitkering ontvangt verplicht is zich in te spannen om zo snel mogelijk weer in zijn eigen onderhoud te voorzien. Hierbij bestaat, overeenkomstig de ‘Re-integratieverordening werk en bijstand’ recht op ondersteuning van het college, waaronder recht op een naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze ondersteuning wordt niet alleen geboden aan personen die algemene bijstand ontvangen, maar ook aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) en niet-uitkeringsgerechtigden (Nug-gers).
Een van de instrumenten die gebruikt kunnen worden om een uitkeringsgerechtigde naar werk te bemiddelen is het inzetten van een loonkostensubsidie. De loonkostensubsidieregeling is bedoeld om werkgevers te stimuleren uitkeringsgerechtigden die een re-integratietraject hebben doorlopen, hebben deelgenomen aan een werkgelegenheidsproject of door de klantmanager Werk en Inkomen worden bemiddeld naar werk, aan te nemen door het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten. De inzet van de loonkostensubsidie moet naar het oordeel van het college bijdragen aan het toetreden tot de arbeidsmarkt van de uitkeringsgerechtigde. De werkgever wordt door het ontvangen van de loonkostensubsidie gecompenseerd voor het (tijdelijk) gemis aan arbeidscapaciteit (loonwaarde) van de werknemer. De werkgever moet hierbij de intentie hebben de uitkeringsgerechtigde uiteindelijk ‘regulier’, dus zonder loonkostensubsidie in dienst te nemen.
Bij het verstrekken van een loonkostensubsidie moet sprake zijn van een zekere tot grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt. Dit betekent dat de uitkeringsgerechtigde naar verwachting niet op korte termijn – dat wil zeggen binnen zes maanden – regulier (ongesubsidieerd) werk kan vinden of kan worden bemiddeld kan worden naar regulier werk.
Binnen de arbeidsmarktregio Haaglanden (H5; bestaande uit de gemeenten Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Rijswijk en Westland) zijn recent afspraken gemaakt om, vooruitlopend op de invoering van de Participatiewet, te streven naar een gelijkluidend beleid ten aanzien van de loonkostensubsidies. Door het regionaal gelijktrekken van de voorwaarden voor en de hoogte van de loonkostensubsidies kunnen de werkgeversservicepunten alle werkzoekenden in de regio onder dezelfde voorwaarden bemiddelen naar werk. Het biedt hiermee duidelijkheid voor werkgevers, potentiële werknemers en de uitvoerenden.
Op grond van artikel 10, lid 3 en artikel 11, lid 3 van de ‘Re-integratieverordening werk en bijstand’ stelt het college de regels vast met betrekking tot:
In de bijgevoegde ‘Beleidsregels loonkostensubsidies Wet Werk en Bijstand 2014’ zijn de bestaande voorwaarden voor de loonkostensubsidies aangepast aan de regionaal gemaakte afspraken.
Voorwaarden loonkostensubsidie
Aan de loonkostensubsidies als bedoeld in artikel 10 en 11 van de ‘Re-integratieverordening werk en bijstand’ worden de volgende voorwaarden verbonden:
De loonkostensubsidie bedraagt € 4.000,- op basis van een halfjaarcontract en € 7.500,- op basis van een jaarcontract, waarbij de werkzoekende geen beroep meer doet op een (aanvullende) bijstandsuitkering. In de situatie dat het dienstverband minder dan 32 uur bedraagt, wordt de subsidie naar rato toegekend.
De subsidieverlening kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien degene aan wie de verlening is gedaan onjuiste informatie heeft verstrekt, ofwel heeft nagelaten wijzigingen ten opzichte van eerder verstrekte informatie aan de subsidieverstrekker door te geven. Een en ander voor zover hij wist of behoorde te weten dat die informatie van belang was voor het voortbestaan van het recht op subsidie.