Organisatie | Apeldoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening 2014 (APV) |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-01-2024 | artikel 4:43, 4:44 | 21-12-2023 | |||
01-01-2024 | 06-01-2024 | artikel 1:1, 1:2, 1:4, 1:5, 1:6, 2:3, 2:10, 2:11, 2:12, 2:21, 2:25, 2:28, 2:29, 2:39D, 2:40E, 2:60, 2:61, 2:65c, 2:65e, 2:71, 2:72, 2:73A, 3:6, 3:13, 4:6, 4:10, 4:11, 4:11E, 4:17, 4:18, 4:33, 4:35, 4:37, 4:38, 5:5, 5:6, 5:18, 5:20, 5:23, 5:24, 5:25, 5:26, 5:28, 5:33, 5:34, 5:45, 5:48, 5:49, 5:53, 6:2 | 21-12-2023 | ||
31-12-2023 | 01-01-2024 | artikel 2:24, 2:48a, 4:1, 4:18, 5:45 | 21-12-2023 | ||
02-03-2023 | 31-12-2023 | artikel 2:47, 2:58A, 2:60, 2:65, 2:77D, 5:12 | 16-02-2023 | ||
17-09-2022 | 07-10-2021 | 02-03-2023 | artikel 5:47 | 15-09-2022 | 101-2022 |
05-08-2022 | 17-09-2022 | paragraaf 1, 2, 3, 4, 6, artikel 2:26, 2.73a, 2.50a, 4.20, 4:21, 4:22, 4:23, 4:24, 4:25, 4:26, 4:27, 4:28, 4:29, 4:30, 4:31, 4:32, 4:33, 4:34, 4:35, 4:36, 4:37, 4:38, 4:39, 4:40, 4:41, 4:42, 6:1 | 07-07-2022 | Nr. 79-2022 | |
29-12-2021 | 05-08-2022 | artikel 2:73A | 23-12-2021 | Nr. 140-2021 | |
25-12-2021 | 29-12-2021 | hoofdstuk 2, 5, afdeling 5, artikel 2:24, 2:33A, 2:34A, 2:48, 2:48A, 2:74A, 2:79, 3:5, 4:17, 4:18, 4:19 | 23-12-2021 | Nr. 126-2021 | |
12-10-2021 | 07-10-2021 | 25-12-2021 | artikel 5:46, 5:48, 5:49 | 07-10-2021 | |
29-07-2021 | 12-10-2021 | artikel 2:73 | 08-07-2021 | dos-2021-631554 | |
24-07-2021 | 29-07-2021 | artikel 2:26, 2:50a, 2:73A, 2:74, 4:33, | 08-07-2021 | 1945 | |
25-12-2020 | 24-07-2021 | artikel 2:73A | 23-12-2020 | ||
08-10-2020 | 25-12-2020 | wijziging regeling | 24-09-2020 | ||
19-12-2019 | 08-10-2020 | wijziging | 28-11-2019 | 107-2019 | |
07-11-2019 | 19-12-2019 | wijziging artikel 2.73 | 17-10-2019 | 92-2019 | |
13-08-2019 | 20-07-2017 | 07-11-2019 | wijziging | 18-07-2019 | |
21-02-2019 | 13-08-2019 | div. wijzigingen | 20-12-2018 | 129-2018 | |
16-08-2018 | 21-02-2019 | art. 1:3, art 1:8, art 2:28, art 2:77, art 2:77A t/m 2:77D, art 6:5 | 12-07-2018 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-168708.html | 2018-168708 | |
14-12-2017 | 16-08-2018 | art. 1:3, art 1:8, art 2:28, art 2:77, art 2:77A t/m 2:77D, art 6:5 | 09-11-2017 Officiele bekendmakingen, d.d. 5 december 2017 | 114-2017 | |
14-06-2016 | 14-12-2017 | art. 2:38, art. 2:57, art. 2:58, art. 2:59 en art. 4:11 | 26-05-2016 Officiele bekendmakingen, d.d. 6 juni 2016 | 32-2016 | |
02-06-2016 | 14-06-2016 | art. 2.12, art. 2.28B, art. 2.73A, 4.3, 5.24 | 17-12-2015 Officiele bekendmakingen, d.d. 22 december 2015 | 115-2015 | |
23-12-2015 | 14-06-2016 | art. 2.12, art. 2.28B, art. 2.73A, 4.3, 5.24 | 17-12-2015 Officiele bekendmakingen, d.d. 22 december 2015 | 115-2015 | |
07-10-2015 | 23-12-2015 | art. 4:21, nieuwe afd. hst 4.: afdeling 7 Afvoer hemelwater, art. 5:15, art. 6:1, art. 6:5 | 17-09-2015 Officiele bekendmakingen, d.d. 29 september 2015 | 73-2015 | |
16-07-2015 | 01-07-2015 | 07-10-2015 | hst. 5, afdeling 11 , art. 6:5 | 09-07-2015 Officiele bekendmakingen, d.d. 15 juli 2015 | 70-2015 |
06-03-2015 | 25-12-2014 | 01-07-2015 | 2:38A tot en met 2:38L, 2:40B, 2:40C | 05-03-2015 Officiele bekendmakingen, d.d. 6 maart 2015 | 17-2015 |
29-12-2014 | 25-12-2014 | art. 2:10, 2:25, 2:38B, 2:40, 2:40B, 2:40C2:48, 3:5, 4:1, 4:2, 4:3, 4:13, 5:15, 5:16, 5:26, 5:33, 5:34 | 18-12-2014 Officiele bekendmakingen, d.d. 24 december 2014 | 141-2014 | |
18-02-2014 | 29-12-2014 | Onbekend | 19-12-2013 Officiele bekendmakingen, d.d. 10 februari 2014 | 114-2013 |
Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu
Artikel 2:3: Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
Afdeling 4 Toezicht op openbare inrichtingen
In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
Artikel 2:28 Exploitatie terras bij een openbare inrichting
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een terras bij de openbare inrichting.
Bij de toepassing van de weigeringsgrond genoemd in het vorige lid houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van een terras bij de openbare inrichting.
Artikel 2:28A Opheffing vergunningenplicht
De burgemeester kan bepalen dat artikel 2:28 niet geldt voor terrassen bij een of meer in het besluit aangeduide soorten openbare inrichtingen in de gehele gemeente dan wel in een of meer daarin aangewezen gedeelten van de gemeente.
Artikel 2:28B Verwijdering terras
Als naar het oordeel van de burgemeester in verband met de openbare orde en veiligheid verwijdering van een terras noodzakelijk is, zorgt de exploitant of de leidinggevende onmiddellijk of binnen de daartoe gestelde termijn voor de verwijdering.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
De burgemeester kan nadere regels stellen die strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning voor het alcoholvrije bedrijf is vereist.
Artikel 2:33C Vergunning alcoholvrij bedrijf
Bij overlijden van de vergunninghouder kan de exploitatie van het alcoholvrije bedrijf door of namens één van zijn rechtsopvolgers worden voortgezet tot drie maanden na het overlijden of, indien binnen die termijn terzake een nieuwe vergunning is aangevraagd, tot het tijdstip waarop op deze aanvraag onherroepelijk is beslist.
Artikel 2:33E Aanwezigheid leidinggevende
Het is verboden een alcoholvrij bedrijf voor het publiek geopend te houden zonder dat een op de vergunning vermelde leidinggevende aanwezig is.
In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats,dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 7 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39C Gedragseisen exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder van een speelgelegenheid:
Artikel 2:39F Sluitingstijd en tijdelijke sluiting
Het in de artikelen 2:29, 2:30, 2:31 en 2:33 van deze verordening bepaalde is onverminderd van toepassing op speelgelegenheden die niet tevens als horecabedrijf als bedoeld in artikel 2:27 van deze verordening zijn aan te merken.
Artikel 2:39G Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan de burgemeester de vergunning, als bedoeld in artikel 2:39A, eerste lid, intrekken indien:
Artikel 2:39H Beëindiging exploitatie
De vergunning vervalt zodra de schriftelijke mededeling als bedoeld in het eerste lid is ontvangen, tenzij daarbij is aangegeven dat de exploitatie van de speelgelegenheid door een andere exploitant wordt voortgezet en een aanvraag om vergunning voor die speelgelegenheid binnen twee weken na ontvangstdatum van de in het eerste lid gedane mededeling wordt ingediend.
Artikel 2:39I Het college als bevoegd orgaan
Indien de speelgelegenheid niet in een voor publiek toegankelijk gebouw is gevestigd, worden de in dit hoofdstuk aan de burgemeester toegekende bevoegdheden uitgeoefend door het college.
Afdeling 7A Speelautomatenhallen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.
Artikel 2:40C Aanvraag vergunning
De exploitant dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:
Afdeling 8 Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.
Artikel 2:58A Verontreiniging door paarden
Degene die zich met een paard op een door het college aangewezen openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van dat paard zo spoedig mogelijk worden verwijderd, maar in ieder geval binnen zes uur.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
Afdeling 8a Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
Artikel 2:65b Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten
Artikel 2:65c Vergunning uitoefening bedrijf
Artikel 2:65e Intrekking en wijziging van een vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken of wijzigen indien:
Artikel 2:65h Uitgestelde werking aanwijzingsbesluiten voor bestaande gevallen
In afwijking van het eerste lid van artikel 2:65c geldt het aldaar gestelde verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het in artikel 2:65b genoemde aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
Artikel 2:65i Positieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:65j Sluiting voor het publiek openstaande gebouwen
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk sluiten.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en/of naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Afdeling 9 Bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling 10 Consumentenvuurwerk
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.74A Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere plaats of in een voor het publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 12 Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
is bevoegd om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij deze verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn;
Artikel 2:77C Nieuwe situaties vast cameratoezicht
Alleen die gebieden komen voor cameratoezicht met vaste camera’s in aanmerking waar uit een veiligheidsanalyse de noodzaak tot cameratoezicht is gebleken, dan wel gebieden waar uit evaluatie van reeds toegepast cameratoezicht met vaste camera’s de noodzaak tot voortzetting van dit middel is gebleken.
Artikel 2:77D Tijdelijk en flexibel cameratoezicht
Tijdelijke of flexibele camera’s mogen worden geplaatst:
op een openbare plaats waar ernstige verstoring van de openbare orde heeft plaatsgevonden of sprake is van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan en andere methoden om dit te beëindigen of te voorkomen onvoldoende effect hebben mits hierover overleg is geweest met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet.
Artikel 2:78 gebiedsontzegging
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die, hetzij alleen, hetzij in groepsverband, de openbare orde ernstig verstoort door het plegen van strafbare feiten, anderszins personen lastig valt of schade toebrengt, of bij ernstige vrees daarvoor, het bevel geven zich te verwijderen en zich verwijderd te houden van of uit een door de burgemeester bij bevel gegeven plaats of gebied gedurende de in het bevel genoemde tijd.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen straatprostitutie
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het college kan maximaal 12 dagen per kalenderjaar vaststellen waarop het een inrichting is toegestaan een incidentele festiviteit te houden, waarbij de voorschriften 2.17,2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting op een door het college te bepalen termijn voor de aanvang van de incidentele festiviteit het college daarvan melding heeft gedaan. Het college houdt hierbij rekening met het aantal aangewezen collectieve festiviteiten als bedoeld in artikel 4.2.
Het college kan maximaal 12 dagen per kalenderjaar vaststellen waarop het een inrichting is toegestaan een incidentele festiviteit te houden waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting op een door het college te bepalen termijn voor de aanvang van de incidentele festiviteit het college daarvan melding heeft gedaan. Het college houdt hierbij rekening met het aantal aangewezen collectieve festiviteiten als bedoeld in artikel 4.2.
Artikel 4.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Het verbod geldt eveneens niet als sprake is van (onderhouds)werkzaamheden aan (spoor)wegen en andere infrastructurele werken, die in het algemeen belang noodzakelijk zijn, mits de opdrachtgever het college ten minste vier weken voor aanvang van de werkzaamheden schriftelijk daarvan in kennis heeft gesteld. Het schriftelijk in kennis stellen kan achterwege blijven als sprake is van werkzaamheden met een spoedeisend karakter die worden uitgevoerd om een onveilige (verkeers)situatie te beëindigen.
Afdeling 2 Bodem-, weg-, milieuverontreiniging of natuurschade
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats ziin natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
vellen: onder vellen wordt mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, kandelaberen en knotten, tenzij dit als regulier onderhoud geschiedt, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Dit verbod is niet van toepassing op:
een alleenstaande wilg, - populier, - ceder, - douglas, - berk en - fijnspar waarvan de stam op een hoogte van 1.30 meter boven het maaiveld een omtrek heeft van 95 centimeter of minder, tenzij zodanige boom is geplant ingevolge een herplantplicht als bedoeld in artikel 4:11A, tweede lid, of artikel 4:11D van deze verordening;
Artikel 4:11B Spoedeisend belang
Het bevoegd gezag kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of spoedeisend belang.
Artikel 4:11D Herplant/instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand, waarop het verbod tot velling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze is teniet gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond of aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een houtopstand, waarop het verbod tot velling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt of aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn maatregelen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4:11F Bijzondere bomen
Het college deelt haar besluit omtrent plaatsing op de lijst van bijzondere bomen schriftelijk mede aan de eigenaar en andere zakelijk gerechtigde en, voor zover van toepassing, aan degene die om plaatsing heeft verzocht. Besluiten met betrekking tot de lijst van bijzondere bomen worden in ieder geval openbaar gemaakt door publicatie in een lokaal dag- of weekblad.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Paragraaf 2 Huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4:24 Aanwijzing van de inzamelplaats
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.
Artikel 4:28 Tijdstip van aanbieding
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dag en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.
Paragraaf 3 Bedrijfsafvalstoffen
Artikel 4:30 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
Burgemeester en wethouders kunnen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen op grond van artikel 4:22.
Paragraaf 4 Zwerfafval en overige
Artikel 4:35 Zwerfafval rondom inrichtingen
Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
Artikel 4:36 Afval en verontreiniging op de weg
Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt, of diens opdrachtgever, zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 4:37 Geen opslag van afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen in de open lucht op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden, achterlaten of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen. Het verbod geldt niet als voor de opslag van afvalstoffen een omgevingsvergunning is afgegeven.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Afdeling 1 Parkeerexcessenen stopverbod
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan 72 uur achtereen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan 72 uren achtereen binnen de bebouwde kom op de weg te plaatsen of te hebben.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 6 Openbaar wateren waterstaatswerken
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, het Wetboek van Strafrecht of het Binnenvaartpolitiereglement.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen,die bij de gemeente in beheer zijn.
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het verbod is eveneens niet van toepassing in de periode van 31 december 10.00 uur tot 1 januari 2.00 uur op het stoken van een vuur in een oliedrum (brandvat) met een maximale inhoud van 200 liter, mits wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorwaarden voor inhoud, brandplaats, omgeving en afstanden.
Afdeling 10 Straatnaamborden, huisnummer e.d.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
Artikel 5:42 Gedoogplicht naamborden
Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van de openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Afdeling 11 Kamerverhuurpanden
In deze afdeling wordt verstaan onder:
eigenaar: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van woonruimte of een gebouw. Onder ‘eigenaar in de zin van het Burgerlijk Wetboek’ wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen mede verstaan: de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woonruimte is verleend;
kamerverhuurpand: gebouw of een deel van een gebouw met of geschikt te maken voor drie of meer kamers, niet vallende onder het begrip logiesgebouw of logiesverblijf als bedoeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving, welke kamers als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door niet in het verband van een huishouden levende personen. Begeleid wonen wordt niet beschouwd als kamerverhuurpand;
Artikel 5.47 Vergunningvereiste
Het is verboden om een zelfstandige woonruimte zonder vergunning van het college om te zetten in drie of meer onzelfstandige woonruimtes dan wel zelfstandige woonruimte als kamerverhuurpand te exploiteren of te doen exploiteren.
Artikel 5.48 Aanvragen voor een omzettingsvergunning
Van de in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde bevoegdheid om de aanvraag wegens onvolledigheid niet te behandelen, kan slechts gebruik worden gemaakt, indien de aanvrager binnen vier weken na de ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen. De door het college ingevolge dat artikel te stellen termijn bedraagt vier weken.
Het college verleent de gevraagde omzettingsvergunning voor een in de beschikking aan te geven maximale termijn die niet langer kan zijn dan vijf jaar en na verloop van een periode van vijf jaar met inachtneming van artikel 5.49 van deze verordening op aanvraag telkens met een nieuwe periode van maximaal vijf jaar kan worden verlengd.
Artikel 5.49 Gronden tot weigering van een omzettingsvergunning
In afwijking van artikel 1:8 weigert het college een vergunning, indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de omzettingsvergunning leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in het gebouw en in de omgeving van het gebouw. Hiervan is in ieder geval sprake indien:
de aanvraag betrekking heeft op een pand dat, rondom dat pand gemeten vanaf de dichtstbijzijnde gevelwanden, is gelegen op minder dan vijftig meter van een geregistreerd kamerverhuurpand, rondom gemeten van gevel tot gevel, dan wel van een pand waarvoor een aanvraag tot registratie of omzettingsvergunning is ingediend;
Artikel 5.50 Bijzonder woningcomplex
Het college kan in afwijking van artikel 5.49 een omzettingsvergunning verlenen:
Artikel 5.51 Intrekken van de omzettingsvergunning
Het college gaat niet tot intrekking van de vergunning over, voordat degene tegen wie het besluit tot intrekking wordt genomen bij aangetekende brief in kennis is gesteld dat het voornemens is, dat het de vergunning zal intrekken, indien voor een nader te bepalen datum niet zodanige maatregelen of voorzieningen zijn getroffen, dat alsnog aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening wordt voldaan en hij/zij in de gelegenheid is gesteld zich door of namens het college te doen horen.
Artikel 5.52 Hardheidsclausule
Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van de verordening.
Artikel 5.53 Voortzetting gebruik als kamerverhuurpand
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
In afwijking van het eerste lid is een gedraging in strijd met de volgende artikelen een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º van de Wet op de economische delicten: 2:10 en 2:11 als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, 2:12, 4:11, 4:23, 4:25, 4: 27 tot en met 4:29, 4:31, 4:33 tot en met 4:39.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening 2006, vastgesteld op 5 oktober 2006 en laatstelijk gewijzigd op 10 januari 2013 wordt ingetrokken.
Artikel 6:5 Overgangsbepalingen
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening op grond van artikel 5.2.4 van de verordening bedoeld in artikel 6:4 een aanvraag om een vergunning is ingediend voor een snuffelmarkt als bedoeld in artikel 5:24 van deze verordening en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6:4