Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Financiële Verordening Provincie Overijssel 2013 |
Citeertitel | Financiële Verordening Provincie Overijssel 2013 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | bijlage_II_beslisboom_begrotingswijzigingenbeleid.pdf (73 Kb) |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 11-12-2013
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad nr. PS/2013/549
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-01-2014 | 01-01-2013 | 16-07-2016 | nieuwe regeling | 11-12-2013 Provinciaal Blad nr. PS/2013/549 | 2013/0181571 |
Artikel 216 van de Provinciewet geeft aan dat Provinciale Staten een verordening vaststellen over de uitgangspunten van het financieel beleid, regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Het doel van het artikel 216 Provinciewet is, dat Provinciale Staten de uitgangspunten vastleggen voor de uitvoering van de financiële functie. De Financiële verordening 2013 bevat daarmee de kaders, waarbinnen Gedeputeerde Staten opereren.
Financiële Verordening Provincie Overijssel 2013
1.2 Begroting en verantwoording
Artikel 3. Planning & controlcyclus
Via de Statenplanning bieden Gedeputeerde Staten overzicht in de data door het aanbieden van de Jaarstukken, de Perspectiefnota, de tussentijdse rapportages en de Programmabegroting aan Provinciale Staten.
Artikel 4. Inrichting Programmabegroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen in activa per investering het benodigde investeringsbudget weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringsbudget en de raming van de uitputting van het budget in het lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 6b. Autorisatie investeringsbudgetten voor activa en wijzigingen daarop
Bij de begrotingsbehandeling geven Provinciale Staten aan van welke nieuwe investeringen in activa zij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringsbudget wil ontvangen. De vervangingsinvesteringsbudgetten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. Bij nieuwe investeringen in activa wordt expliciet vermeld of er na gebruik vervanginginvesteringen voorzien zijn.
Artikel 8. Financieringsfunctie
Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingen Gedeputeerde Staten zoveel mogelijk zekerheden. Gedeputeerde Staten motiveren in hun besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.
Artikel 10. Reserves, voorzieningen en doeluitkeringen
Voorzieningen worden ingesteld op grond van het BBV. Er zijn situaties waarin het verplicht is om een voorziening in te stellen. Wanneer een voorziening wordt ingesteld worden de volgende criteria gehanteerd: Gedeputeerde Staten stellen een voorziening in. In het voorstel tot instellen van een voorziening wordt ingegaan op:
Doeluitkeringen worden ingesteld, gewijzigd en opgeheven door Gedeputeerde Staten. Een doeluitkering wordt opgeheven als de middelen zijn besteed of zijn terugbetaald. Op de middelen rust een terugbetalingsverplichting. Daar waar het instellen, wijzigen of opheffen budgettaire consequenties met zich meebrengt blijft de goedkeuring van Provinciale Staten in stand.
Artikel 12. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de provincie Overijssel wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de provincie verleende diensten.
De gecalculeerde rente wordt bepaald door de omvang van het eigen vermogen en de voorzieningen per 1 januari van elk jaar te vermenigvuldigen met een vijfjarig gemiddelde van de percentages op 10-jarige Nederlandse Staatsleningen op 1 januari van het betreffende jaar en de vier daaraan voorafgaande jaren.
Artikel 13. Lokale heffingen en leges
Met leges wordt bedoeld de rechten als beschreven in artikel 223 van de Provinciewet. Leges worden geheven inzake een beschikking van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning op een aanvraag om een vergunning, ontheffing, toestemming, vrijstelling of ander beschikking, alsmede voor andere op aanvraag verstrekte diensten zoals drukwerken en dergelijke.
De tarieven van leges worden zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de leges kostendekkend zijn indien dit enigszins ‘redelijk en mogelijk' is. Voor het bepalen van de kosten worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de provincie verleende diensten. Dit kunnen zowel apparaatskosten zijn (overhead) als programmatische lasten.
In de Planning & Control documenten zal periodiek uiteengezet worden hoe de opbrengstenontwikkeling uit de motorrijtuigenbelasting zich ontwikkelt door inzicht te geven in de stand van het wagenpark, het geldende opcententarief en het door het Rijk maximaal vastgestelde opcentenniveau. Wijzigingen in het tarief van de provinciale opcenten voor het volgende jaar vinden in beginsel plaats in het voorjaar.
Artikel 14c. Onderhoud kapitaalgoederen
Gedeputeerde Staten bieden Provinciale Staten eens in de vier jaar een onderhoudsplan provinciale infrastructuur aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, wegen, waterwegen, onderkomens, kunstwerken en straatmeubilair. Provinciale Staten stelt het plan vast.
1.5 Financieel beheer en interne controle
De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de Programmabegroting en relevante wet- en regelgeving.
Gedeputeerde Staten zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld van het Jaarverslag en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen nemen Gedeputeerde Staten maatregelen tot herstel.
Gedeputeerde Staten zorgen voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de provincie met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-) vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de twee jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt Gedeputeerde Staten maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Deze verordening treedt in de plaats van de "Verordening financieel beheer provincie Overijssel 2003" zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel op 2 november 2003, "Activering en afschrijving van investeringen in materiële vaste activa zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel op 14 maart 2004, "Verplichtingenbeleid" zoals vastgesteld door Provinciale Staten in maart 2004 en de aanpassingen daarop vastgesteld op 30 oktober 2007 en het "Begrotingswijzigingenbeleid 2012" zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel op 16 mei 2012.
Artikel 20. Overgangsbepalingen
Investeringen die zijn geactiveerd voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingstermijnen en methodiek, voor zover Provinciale Staten niet heeft aangegeven dat deze investeringen onder deze verordening vallen of in het geval van investeringen in maatschappelijk nut vervroegd moeten worden afgeschreven.
1. Gedeputeerde Staten zijn in ieder geval bevoegd:
a het dagelijks bestuur van de provincie te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet provinciale staten of de commissaris van de Koning hiermee zijn belast;
b. beslissingen van provinciale staten voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de commissaris hiermee is belast;
c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de provincie, met uitzondering van de organisatie van de griffie;
d. ambtenaren, niet zijnde de griffier en de op de griffie werkzame ambtenaren, te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de provincie te besluiten;
f. te besluiten namens de provincie, provinciale staten of gedeputeerde staten rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij provinciale staten, voor zover het provinciale staten aangaat, in voorkomende gevallen anders beslissen.
1. De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regels.
2. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, worden tevens regels gesteld ten aanzien van:
a. door gedeputeerde staten vast te stellen documenten ten behoeve van de uitvoering van de begroting en de jaarrekening;
b. door gedeputeerde staten aan derden te verstrekken informatie op basis van de begroting en de jaarrekening en de controle van deze informatie.
3. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het periodiek verstrekken van informatie voor derden. In overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken kan worden bepaald dat de informatie voor derden wordt gezonden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek.
4. De informatie voor derden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt gezonden aan Onze Minister binnen de termijnen, bedoeld in de artikelen 195, tweede lid, en 204. Artikel 17a, vierde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.
5. Indien Onze Minister vaststelt dat de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, doet hij daarvan mededeling aan gedeputeerde staten.
6. Gedeputeerde staten kunnen tot twee weken voor het verstrijken van de termijnen, bedoeld in het vierde lid, schriftelijk en met redenen omkleed, aan Onze Minister verzoeken om uitstel voor de toezending van de informatie, tot uiterlijk een in dat verzoek te noemen datum. Onze Minister beslist binnen twee weken op dat verzoek.
7. Indien de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, geeft Onze Minister een aanwijzing aan gedeputeerde staten om binnen een maand alsnog informatie van voldoende kwaliteit te leveren.
8. Indien gedeputeerde staten nalaten de aanwijzing, bedoeld in het zevende lid, op te volgen, kunnen Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën besluiten de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet aan de betreffende provincie geheel of gedeeltelijk op te schorten gedurende ten hoogste zesentwintig weken. Artikel 17b, vierde, vijfde en zesde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.
[Toelichting: Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Provinciewet, de Wet Fido, het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.]
[Toelichting: Het artikel bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de Programmabegroting waarin de kaderstellende functie van Provinciale Staten tot uiting komt. Provinciale Staten leggen op basis van dit artikel een belangrijk deel van de inrichting van de Programmabegroting vast, evenals de kengetallen waarop zij wil sturen en controleren. Gebruikelijk is om de indeling voor een gehele Statenperiode vast te stellen. Provinciale Staten kunnen, als daar aanleiding toe bestaat deze indeling wijzigen. Voor de consistentie van de administratie en de vergelijkbaarheid van cijfers in de loop van de jaren is tussentijdse wijziging van de programma-indeling niet wenselijk. Ditzelfde geldt bij de start van een nieuwe Statenperiode om de relatie en consistentie met het verleden in tact te houden.
In het hoofdlijnenakkoord Kracht van Overijssel is gekozen om de Programma's volgend uit het rapport Lodders als indeling te gebruiken voor de Collegeperiode 2011-2015 . Programma's in de begroting zijn daarmee programma's als bedoeld in artikel 8 van het BBV.
De indicatoren (kengetallen) waarop Provinciale Staten willen sturen en controleren worden ook door Provinciale Staten vastgesteld. Een programma moet het antwoord geven op de drie W-vragen: Wat willen we bereiken; Wat gaan we daar voor doen; en Wat mag het kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van indicatoren kunnen Provinciale Staten hun kaderstellende functie invullen. Indicatoren zijn ook belangrijk voor de controlerende functie omdat deze Provinciale Staten de gelegenheid bieden de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen.]
[Toelichting: Het artikel bepaalt dat Gedeputeerde Staten ieder jaar aan Provinciale Staten overzicht bieden in de data waarop belangrijke financiële stukken in vergaderingen van Provinciale Staten worden geagendeerd. Provinciale Staten besluit in haar agendering rekening te houden met de wettelijke termijnen.]
[Toelichting: In de Planning & Controldocumenten worden de lasten en baten minimaal per beleidsdoel weergegeven. In dit artikel wordt de verplichting in het BBV om in de programmabegroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.]
[Toelichting: Dit artikel gaat over de kaders voor het opstellen van de Perspectiefnota en de meerjarenraming. Hierin staan een aantal uitgangspunten die Gedeputeerde Staten bij het opstellen van deze stukken in acht moet nemen. Dit in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 193 en 197 Provinciewet, het BBV en het achterliggende document bij het BBV ‘Uitgangspunten gemodificeerd stelsel van baten en lasten provincies en gemeenten' (in dit document staan in aanvulling op het BBV de basisregels voor het opstellen van de Perspectiefnota en de meerjarenraming).
Het eerste lid van het artikel bepaalt dat Gedeputeerde Staten vooraf aan het opstellen aan de Programmabegroting (voor de zomer) een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd.
Artikel 8, 6e lid van het BBV zegt dat het bedrag voor onvoorzien wordt geraamd voor de Programmabegroting in zijn geheel of per programma. In het tweede lid van artikel 5 wordt een nadere invulling aan deze wettelijke verplichtingen gegeven. De meeste gemeenten en provincies nemen een bedrag voor onvoorzien op onder de algemene dekkingsmiddelen als één totaalbedrag.
Het derde lid van het artikel bevat als aanvullend kader voor het opstellen van de Perspectiefnota dat de onderhoudsbudgetten worden geraamd op grond van de onderhoudsplannen zoals die door de Staten zijn vastgesteld. Indien een provincie geen onderhoudsplannen heeft voor de kaderstelling kan men hier het alternatief opnemen dat in de Perspectiefnota voor de onderhoudsbudgetten de geautoriseerde bedragen uit de vorige Programmabegroting worden overgenomen, waarbij deze bedragen voor inflatie worden gecorrigeerd.
In de Perspectiefnota worden de indexeringspercentages vastgesteld ter compensatie van inflatoire effecten. Meestal is dit één uniform percentages waarmee de indexeringsbedragen van de volgende onderdelen bepaald worden.
De volgende budgetten in de Programmabegroting worden niet geïndexeerd met vermelding van de redenen.
[Toelichting: In dit artikel is de besluitvorming over het begrotingswijzigingenbeleid, zoals op 16 mei 2012 besloten door Provinciale Staten (kenmerk PS/2012/155), verwerkt, met uitzondering van de besluitpunten 6 en 7. Deze laatste punten zijn in artikel 6b verwerkt. De beslisboom volgend uit het begrotingswijzigingenbeleid is als tweede bijlage in deze verordening opgenomen.
Het eerste lid van dit artikel behandelt de autorisatie van de budgetten in de Programmabegroting. Hiermee oefent Provinciale Staten haar budgetrecht uit en geven zij Gedeputeerde Staten de bevoegdheid de Programmabegroting uit te voeren en de geraamde middelen te besteden (oorspronkelijk beslispunt 1).
Het tweede lid van dit artikel dragen Gedeputeerde Staten op om in de besteding van de middelen én de realisatie van de beleidsdoelen evenwichtigheid te behouden (oorspronkelijk beslispunt 2).
Het derde lid van dit artikel behandelt wanneer wijzigingsvoorstellen voor budgetten en/of beleid aan Provinciale Staten moeten worden voorgelegd. Bij de tussentijdse rapportages worden in de regel wijzigingsvoorstellen voorgelegd (dit wordt via de monitor(en) aangebracht).
Het vierde lid van dit artikel perkt de autorisatie zoals genoemd in lid 1, sub a in, waarbij begrotingswijzigingen binnen een programma slechts beperkt door Gedeputeerde Staten mogen worden doorgevoerd. Autorisatie vindt plaatst via de tussentijdse rapportages. Dit betekent overigens dat overschrijdingen en onderschrijdingen binnen een programma in de realisatie tussen beleidsdoelen niet meer dan € 500.000 mogen bedragen met inachtneming van de rechtmatigheid per programma.
Het vijfde lid van dit artikel is bedoeld om het aantal wijzigingsvoorstellen te verminderen en tevens het verschil tussen het planningsinstrument dat Programmabegroting is en de realisatie zoals opgenomen in de Jaarstukken inzichtelijk te maken. In dit lid is ter verduidelijking van het oorspronkelijke besluit (oorspronkelijk beslispunt 4) een passage gewijzigd. De passage ‘lasten eenzijdig te verlagen' vervangt ‘de Programmabegroting neerwaarts bij te stellen'. Ten opzichte van de oude passage sluit de huidige passage beter aan op het tweede deel van dit lid en is tevens een exactere formulering.
Het zesde lid van dit artikel geven Gedeputeerde Staten de bevoegdheid de Programmabegroting te actualiseren zonder een expliciet besluit vooraf van Provinciale Staten. Dit is ter vereenvoudiging en vermindering van het aantal wijzigingsvoorstellen dat aan Provinciale Staten worden voorgelegd.
Het achtste lid van dit artikel beoogt het voorkomen van een ‘boeggolf' aan niet bestede delen van structurele budgetten. ‘Niet-uitgeputte' is vervangen door ‘niet bestede delen van', omdat dit een exactere formulering betreft.]
[Toelichting: Naast lopende uitgaven doet de provincie investeringen in activa. Voor de autorisatie van nieuwe investeringsbudgetten is in het eerste lid gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen. Het tweede lid van dit artikel behandelt wanneer wijzigingsvoorstellen voor investeringsbudgetten voor activa aan Provinciale Staten kunnen worden voorgelegd.
Het derde lid behandelt de wijze waarop met niet bestede (delen van) investeringsbudgetten voor activa wordt omgegaan.
Soms komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens in activa op tafel die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.]
[Toelichting: Een belangrijk onderdeel van de Planning en Controlcyclus voor de Staten zijn de tussenrapportages. Op basis van tussenrapportages worden de Staten geïnformeerd over de uitputting van budgetten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Vanaf 2012 wordt hiervoor de monitor Overijssel als instrument gehanteerd.
Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Het derde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de Programmabegroting Gedeputeerde Staten zich in de rapportage moet verantwoorden.]
[Toelichting: In dit artikel zijn de wijze van waarderen en afschrijven gedefinieerd voor zover afwijkend van of aanvullend op artikel 59 t/m 65 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten. Bij de bepaling van de afschrijvingstermijnen van materiële vaste activa is uitgegaan van de minimale economische levensduur. Ten aanzien van het afschrijven op het disagio (lid 6) kiest het College er voorzichtigheidshalve voor de disagio pas te verwerken op het moment dat de winst (disagio) wordt gerealiseerd.]
[Toelichting: In dit artikel zijn de wijze van instellen, wijzigen en opheffen van reserves, voorzieningen en doeluiterkingen toegelicht.
Reserves zijn vermogensbestandsdelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en vrij besteedbaar zijn. Reserves worden alleen gevormd, gewijzigd en opgeheven via een Statenbesluit en worden gevormd door bestemming van het resultaat. Reservevorming is slechts mogelijk onder bepaalde voorwaarden en er wordt niet meer gereserveerd dan nodig is om het aanvaarde beleid uit te voeren.
Op basis van de indeling van het BBV worden reserves gesplitst in algemene reserves en bestemmingsreserves. Toevoegingen mogen niet lager en onttrekkingen aan reserves niet hoger zijn dan het in de actuele begroting (primitieve begroting inclusief begrotingswijzigingen) vastgestelde bedrag, tenzij Provinciale Staten expliciet heeft besloten hiervan af te wijken, bijvoorbeeld door de onttrekking te koppelen aan bepaalde uitgaven (conform uitzonderingspositie art 27 BBV).
In Overijssel speelt dit voor het pMJP (Reserve ILG) en de reserve Uitvoering Kracht voor Overijssel (Statenvoorstel PS/2012/155). Gedeputeerde Staten van Overijssel mogen via een GS-begrotingswijziging binnen een bepaalde prestatie schuiven met middelen tussen de verschillende jaarschijven die daarbij genoemd staan. GS mogen niet schuiven tussen prestaties. De hierdoor gecreëerde budgetflexibiliteit biedt de mogelijkheid om met snelheid, uitvoeringsgerichtheid en aanpassingvermogen adequaat in te spelen op de kansen en wensen van de gebieden in Overijssel. De mutaties worden in het lopende boekjaar achteraf door Provinciale Staten geautoriseerd.
Voorzieningen worden gevormd voor min of meer onzekere verplichtingen die te zijner tijd tot schulden kunnen worden (zoals garantstellingen), of voor schattingen van de lasten voortvloeiend uit risico's die samenhangen met de bedrijfsvoering (zoals rechtsgedingen en reorganisaties). Ook kunnen voorzieningen worden gevormd ter egalisatie van de in de tijd onregelmatig gespreide lasten (zoals groot onderhoud). Kenmerkend voor een voorziening is dat:
- Deze moet worden gevormd vanuit een verplichting volgend uit bedrijfsactiviteiten;
- Deze een verplichte bestedingsrichting heeft;
- Deze tot het vreemde vermogen behoort.
Voor de gevolgen van toekomstige gebeurtenissen, die niet in causale relatie staan tot de bedrijfsvoering in de periode voorafgaande aan de balansdatum, kunnen geen voorzieningen worden gevormd. Het is ook niet toegestaan om voorzieningen te vormen voor jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen van een vergelijkbaar volume.
Een wijziging in het BBV heeft ertoe geleid dat niet bestede middelen van Europese en Nederlandse overheidslichamen, die moeten worden besteed aan een specifiek doel, vanaf 1 januari 2008 niet meer als voorziening op de balans mogen worden opgenomen. Deze gelden worden op de balans als schuld verantwoord onder het kopje overlopend passief en als doeluitkering geclassificeerd.
Als in latere begrotingsjaren de bestedingen alsnog worden gerealiseerd kunnen deze als last in het overzicht van baten en lasten worden geraamd en verantwoord. Niet bestede middelen moeten aan het eind van de regeling in principe worden terugbetaald.
Een overlopend passief valt niet onder het begrip voorzieningen omdat hierbij geen onzekerheid bestaat over de omvang van de verplichting.]
[Toelichting: In 2007 is het verplichtingenbeleid voor het laatste maal in Provinciale Staten behandeld. De richtlijnen zijn in deze verordening geïntegreerd en worden vanaf nu niet meer afzonderlijk aan PS aangeboden. Rond de toepassing van het baten/lasten stelsel lopen op dit moment veel landelijke discussies. Wij hebben naar aanleiding van deze discussies onze richtlijnen verder geëxpliciteerd en aangescherpt.
Lid 2 bepaalt de lastneming bij inkopen. Bij opdrachtverstrekking binnen programmabudgetten worden programmakosten toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Om op balansdatum een verplichting op de balans op te nemen moet de prestatie geheel zijn geleverd. Indien diensten niet in één begrotingsjaar plaatsvinden worden de uitgaven zo goed mogelijk toegerekend aan de twee begrotingsjaren. In het vigerende verplichtingenbeleid mag de last volledig ten laste worden gebracht van het lopende boekjaar, wanneer de verplichting voor meer dan 75% aantoonbaar is gerealiseerd. Met ingang van deze verordening is dit beleid aangepast. De last wordt genomen op het moment dat de onderliggende prestatie voor een verkregen factuur geheel is gerealiseerd.
Bij subsidies (lid 3) wordt het uiteindelijk toekennen van een subsidie gezien als prestatie van het subsidieproces. Om de last te verantwoorden dient te zijn vastgesteld dat voldaan is aan desubsidievoorwaarden en dat sprake is van een adequaat subsidieproces. Hierbij dient onder elke beschikking een deugdelijke subsidieaanvraag te liggen (inclusief bestek, planning e.d.). Dit resulteert in een voorlopige toekenning. Door het aangaan van een voorlopige toekenning wordt een onherroepelijke verplichting aangegaan. Op basis van het voorzichtigheidsprincipe is in principe dit het moment dat de last in onze provinciale jaarrekening dient te worden verantwoord.
De lasten als gevolg van voorlopige toekenningen worden genomen op het moment van het beschikken (afgeven van de beschikking), tenzij:
a. De hoogte van de subsidie expliciet is verbonden aan de te leveren prestaties (p x q subsidies), voorbeeld hiervan is een vast bedrag aan subsidie per aangelegd bushokje. Bij deze subsidie isinzicht in de realisatie noodzakelijk om de subsidie te kwantificeren. De last kan worden verantwoord op basis van een schatting van de prestaties. Gedurende het jaar dient op basis van het subsidiemonitoringproces (en de daarin beschikbare informatie) een best mogelijke inschatting te worden gemaakt van de last. Indien op basis van verkregen informatie blijkt dat de werkelijke prestaties afwijken van de schatting, dan dienen de lasten hierop te worden aangepast;
b. De subsidie op basis van de subsidiebeschikking expliciet toe te rekenen is aan volgende begrotingsjaren (bijvoorbeeld (1) een subsidie jeugdzorg toegekend in 2012, maar voor exploitatiejaar 2013, (2) een toekenning in 2012 van een beschikking voor een project, maar in de beschikking wordt expliciet aangegeven dat het project uitgevoerd zal worden in 2014);
c. Het subsidietoekenningsproces niet geheel via de gebruikelijke procedure verlopen is en er bijvoorbeeld aan de subsidiebeschikking geen deugdelijke aanvraag (inclusief eventueel bestek, planning, plan) ten grondslag ligt;
d. Per balansdatum reeds een betrouwbare schatting kan worden gemaakt van de eventueel terug te vorderen subsidie (dit corrigeren op de last).]
[Toelichting: Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten heeft de provincie een keuzemogelijkheid voor de te hanteren renteomslagsystematiek. De keuze bestaat uit geen renteomslag toepassen, alleen de werkelijk te betalen rente in de omslagrente opnemen of de te betalen rente en de bespaarde rente in de renteomslag opnemen. De commissie BBV heeft een voorkeur uitgesproken voor de laatste keuze. Mede gelet op het belang voor bepaling van de incidentele lasten en baten volgt Overijssel de voorkeur van de commissie.
Voor de bepaling van het percentage voor berekening van de bespaarde rente bij de Programmabegroting wordt een verwachte rente gehanteerd. Bij het Jaarverslag van het daaraan voorafgaande jaar wordt de gecalculeerde rente herzien naar het daadwerkelijke percentage van het betreffende jaar.]
[Toelichting: Het eerste lid van artikel 13 regelt, dat de provinciale tarieven, heffingen en prijzen vastgelegd worden in een provinciale verordening en wat daarin opgenomen moet worden. In artikel 225 Provinciewet, artikel 15.44 Wet milieubeheer (heffing nazorg gesloten stortplaatsen, artikel 48 Grondwaterwet (grondwaterheffingsverordening 2000) en artikel 21f Ontgrondingenwet (heffingsverordening ontgrondingen 2000) worden randvoorwaarden gesteld aan de hoogte van de tarieven en heffingen. De tarieven en heffingen mogen het bedrag van de geraamde kostprijs niet te boven gaan. In afwijking van het voorgaande is bij meer producten en diensten opgenomen in één verordening het mogelijk dat een bepaald product hoger wordt geprijsd dan de geraamde kostprijs zolang het totaal van de geraamde opbrengst de totale kosten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening.
In dit artikel worden in het derde lid de uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven. Uitgangspunt daarbij is dat de leges in principe kostendekkend dienen te zijn. Het derde lid bepaalt, dat naast de direct toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die rechtstreeks samenhangen met de te leveren dienst worden meegenomen voor de kostprijsbepaling. Voor de meeste in rekening te brengen leges gaat het daarbij om de directe programmatische lasten en de directe en indirecte (overhead) apparaatskosten van de ambtenaren die werkzaamheden verrichten in het kader van de uitvoering van de legesgrondslag (meestal een wet).]
[Toelichting: Het eerste lid gaat in op het eigen belastinggebied van de provincie: de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. In de P&C cyclus zullen de ontwikkelingen van het wagenpark en de daarmee samenhangende opbrengstontwikkeling worden geprognosticeerd en verantwoord. Het tweede lid regelt over welke feiten aangaande de provinciale heffingen de Staten in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken worden geïnformeerd. Het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten schrijft de minimumeisen voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:
[Toelichting: In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 12 welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten. De navolgende leden bevatten de bepaling dat Gedeputeerde Staten tenminste eens in de vier jaar Provinciale Staten onderhoudsplannen aanbieden over het onderhoud openbare ruimte, het onderhoud riolering en het onderhoud gebouwen. Hiermee kunnen Provinciale Staten de kaders voor het toekomstig onderhoudsniveau vaststellen.]
[Toelichting: In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 16 welke informatie de paragraaf Grondbeleid in elk geval moet bevatten. Voor de verwerving van gronden worden verwervingsplannen opgesteld. In geval de raming van de te verwerven gronden binnen het verleende projectbudget past hebben Gedeputeerde Staten de ambtelijke organisatie gemandateerd de verwervingsplannen vast te stellen. Er dient ook een onderbouwing te worden opgenomen waarom ruilgronden op de balans onder de voorraden of onder de materiële vast activa worden verantwoord. De hoogte van de Algemene Reserve Grond wordt opgebouwd uit 10% van de boekwaarde van alle gronden binnen het provinciaal grondbezit plus 10% van de geraamde kosten voor tijdelijk beheer (deze kosten worden geraamd in de verwervingdplannen).
Het tweede lid bepaalt dat Gedeputeerde Staten eens in de vier jaar aan Provinciale Staten een nota grondbeleid aanbieden. Met de nota kunnen de Provinciale Staten de kaders voor het toekomstig grondbeleid vaststellen.]
[Toelichting: De accountant toetst jaarlijks van de provinciale rekening of deze een getrouw beeld geeft van de provinciale financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 16 dragen Gedeputeerde Staten op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de provincie zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.]
[Toelichting: Artikel 17 bepaalt dat in provinciale regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van provinciale regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een provinciale subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant.]
[Toelichting: Artikel 18 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid c van artikel 158 Provinciewet zijn het Gedeputeerde Staten bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de provincie, met uitzondering van de organisatie van de Griffie. Gedeputeerde Staten worden onder c van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten. De regels bedoeld onder de letter c hebben Gedeputeerde Staten gezamenlijk vastleggen in een organisatieregeling. ]
[Toelichting: De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 216 van de Provinciewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De Jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.]