Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Deelverordening Subsidieregeling peuterspeelzaalwerk inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Leiden 2014 |
Citeertitel | Deelverordening Subsidieregeling peuterspeelzaalwerk inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Leiden 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-02-2014 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 23-01-2014 Stadskrant, 5 februari 2014 | RV 13.0132 |
De raad van de gemeente Leiden:
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (rv.nr. 13.0132 van 2013), mede gezien het advies van de commissie, besluit:
1.Vast te stellen de deelverordening “subsidieregeling peuterspeelzaalwerk inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Leiden 2014” waarin regels gesteld worden aan het subsidiëren van:
HOOFDSTUK 3 SUBSIDIE VOOR REGULIER PEUTERSPEELZAALWERK
Artikel 5 Hoogte van de subsidie
Het college stelt subsidie voor peuterspeelzaalwerk beschikbaar per peuterplaats. De subsidie is bedoeld voor een tegemoetkoming in de kosten van de volgende producten:
Subsidiabel is het verschil tussen de kostprijs van een peuterplaats en de ouderbijdrage tot een maximaal normbedrag. Dit normbedrag wordt door het college vastgesteld en jaarlijks geïndexeerd conform de door de Raad vastgestelde indexatie.
Artikel 6 Subsidieverplichtingen
De peuterspeelzaal waarop de subsidie voor peuterplaatsen wordt aangevraagd:
HOOFDSTUK 5 SUBSIDIE VOOR VVE IN KINDERCENTRA
Artikel 11 Hoogte van de subsidie voor kindercentra
Het college stelt subsidie vast per groep kinderdagopvang waarop VVE plaatsvindt.
De subsidie is bedoeld voor een tegemoetkoming in de kosten van de volgende producten:
Het college stelt hiervoor een normbedrag vast, dat jaarlijks geïndexeerd wordt conform de door de Raad vastgestelde indexatie.
HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN
Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze regeling niet voorziet. Het college is bevoegd om in bijzondere gevallen gemotiveerd van deze regeling af te wijken.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen toegelicht, dat in de verordening wordt gehanteerd.
Ad 2: de Leidse definitie van het begrip doelgroepkind is verder uitgewerkt in het lokale beleidsplan OnderwijsKansen “Samen werken aan OnderwijsKansen 2014-2017”.
Artikel 2 Doel van de verordening
Ad a: Door middel van de subsidieregeling voor peuterspeelzaalwerk wil de gemeente een aanbod in de stad realiseren dat:
Dit peuterspeelzaalwerk levert een pedagogische bijdrage aan de opvoeding en ontwikkeling van kinderen van 2 jaar tot de leeftijd waarop zij naar het basisonderwijs gaan. Daarnaast biedt het peuterspeelzaalwerk een solide basis voor het lokale OnderwijsKansenbeleid (ad b).
Ad b en c: Door VVE te subsidiëren wil de gemeente ontwikkelingsachterstanden bij kinderen verkleinen en / of voorkomen en een betere instroom in het basisonderwijs faciliteren.
De gemeente streeft naar 100% bereik onder doelgroepkinderen en wil daarom een educatief voorschools aanbod realiseren voor alle doelgroepkinderen tussen de 2,5 en vier jaar.
Ad d: deze subsidie wordt toegekend aan een peuterspeelzaal en niet aan de ouders. Hiermee betaalt de gemeente de ouderbijdrage voor het derde en vierde dagdeel voor doelgroepkinderen en wordt het derde en vierde dagdeel dus kosteloos aangeboden aan (ouders van) doelgroepkinderen.
Artikel 5 Hoogte van de subsidie
De kostprijs van het Leidse peuterspeelzaalwerk is gebaseerd op praktijkervaringen van de afgelopen jaren. De kosten worden conform de uitgangspunten van de brancheorganisatie verdeeld over huisvesting, groepsleiding, overheid en materiaal-/activiteitenkosten. Daarnaast hanteert Leiden al jaren een in overleg met de houders opgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdragentabel. Voor de berekening van de subsidiabele component van de kostprijs wordt met een gemiddeld gerealiseerde ouderbijdrage gerekend.
Artikel 6 Subsidieverplichtingen
Ad 1: Leidse peuterspeelzalen worden primair gesubsidieerd voor Leidse kinderen. Vanuit de randgemeenten gaat een aantal kinderen in Leiden naar school. Zij bezoeken soms ook een voorschoolse voorziening (peuterspeelzaal of kinderdagverblijf) in Leiden. Aan de andere kant bezoekt een aantal kinderen uit Leiden ook een basisschool of voorschoolse voorziening in een randgemeente.
Ad 2: Dit bezettingspercentage is gebaseerd op ervaringen van de afgelopen jaren en ligt rond het landelijke gemiddelde.
Ad 4: In het peuterspeelzaalwerk worden landelijk de volgende drie ambitieniveaus erkend:
In Leiden wordt van oudsher op VVE-peuterspeelzalen gewerkt met ambitieniveau 2, op reguliere peuterspeelzalen met ambitieniveau 1. Gestreefd wordt om de komende jaren alle peuterspeelzalen om te vormen naar ambitieniveau 2.
Ad 5: Peuterspeelzalen worden conform de wet getoetst op kwaliteitseisen. Indien er tekortkomingen zijn, start de gemeente een handhavingstraject met als doel verbetering van de kwaliteit. Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert, heeft de gemeente als uiterste instrument de mogelijkheid om een peuterspeelzaal uit te schrijven uit het LRP.
Ad 6: Gemeente Leiden heeft vanuit het jeugdbeleid en het OnderwijsKansenbeleid een stadsbreed protocol opgesteld voor overdracht van kinderen van de voorschoolse naar schoolse voorzieningen. Het gaat dan met name om zorgkinderen en doelgroepkinderen VVE. Partners uit het onderwijsveld, voorschoolse voorzieningen, welzijn en zorg en gemeente werken hierin samen.
Ad 8: Indien op verzoek van de gemeente Piramide als VVE-programma wordt ingevoerd, kan de gemeente daarvoor middelen beschikbaar stellen. De kaders hiervoor zijn vastgelegd in het lokale OnderwijsKansenbeleid.
Artikel 7 Verdeelsleutel voor peuterspeelzaalwerk
Ad 1: De kwaliteit van de Leidse peuterspeelzalen wordt jaarlijks getoetst door de GGD Hollands Midden. Dit gebeurt op landelijk vastgestelde criteria zoals veiligheid, gezondheid, groepsgrootte, aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen, pedagogische werkwijze, etc. Ook wordt de lokale regelgeving op het gebied van aantal vierkante meters per kind en inrichting van de omgeving getoetst.
Vanaf 2014 zal de GGD Hollands Midden als toezichthouder een beoordeling van het kwaliteitsniveau opnemen. Hieruit is af te leiden of een peuterspeelzaal minimaal voldoet, voldoet of boven de kwaliteitseisen uitstijgt. Het college heeft voorkeur voor peuterspeelzalen die een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau realiseren. Pedagogische kwaliteit is daarbij doorslaggevend.
Ad 2: Voor een goede spreiding van peuterspeelzalen over de stad moeten aanbod en vraag op elkaar afgestemd zijn. Niet in elke wijk is vraag naar een peuterspeelzaal, dit is vaak afhankelijk van het aantal 2-4 jarigen woonachtig in een wijk en de aanwezigheid van een basisschool. Peuterspeelzalen moeten op verzoek van de gemeente kunnen aantonen dat er vanuit de wijk waar zij gevestigd zijn, vraag is naar de voorziening (door middel van het aanleveren van postcode-informatie van de peuters).
Artikel 8 Hoogte van de subsidie
Ad 1: Indien de gemeente als gevolg van het subsidieplafond niet in staat is om voor 100% van de doelgroepkinderen een VVE -aanbod te realiseren, kan het college de verdeling van de middelen voor het OnderwijsKansenbeleid herzien. Het college kan dan besluiten om een hogere investering te doen in de voorschoolse periode.
Ad 2: Een VVE-programma is het meest effectief wanneer doelgroepkinderen minimaal 10 uur per week (is vier dagdelen) deelnemen. Om ouders hiervoor te motiveren worden in Leiden het derde en vierde dagdeel peuterspeelzaalwerk gratis toegankelijk gesteld voor doelgroepkinderen.
De houder kan voor alle doelgroepkinderen een subsidie voor het derde en vierde dagdeel aanvragen, die gelijk staat aan de gemiddelde ouderbijdrage per peuterplaats. Hiermee betaalt de gemeente de ouderbijdrage voor het derde en vierde dagdeel voor doelgroepkinderen en biedt de houder het derde en vierde dagdeel dus kosteloos aan aan (ouders van) doelgroepkinderen.
Artikel 9 Subsidieverplichtingen
Ad 3: 15% doelgroepkinderen wordt gesteld als ondergrens om de investering van een VVE-programma rendabel te achten.
Het percentage doelgroepkinderen kan per jaar verschillen en daardoor net onder of boven de 15% uitkomen. Afgesproken is dat wordt gekeken naar het percentage doelgroepkinderen van de afgelopen drie jaar, om niet te veel fluctuatie in het aanbod aan te brengen en daarmee het risico te lopen om de opgebouwde expertise te verliezen.
Ad 4: Leiden heeft samen met de partners op het gebied van VVE afspraken gemaakt over de methodieken. Hierin is afgesproken dat zowel voorschoolse als schoolse VVE-voorzieningen de methode Piramide gebruiken. Dit bevordert de doorgaande leerlijn van het kind bij de overgang van peuterspeelzaal of kinderdagverblijf naar het basisonderwijs.
Ad 5: De gemeente heeft een inspanningsverplichting om 100% doelgroepkinderen toe te leiden naar een VVE-aanbod. Bij het ontstaan van wachtlijsten is het daarom wenselijk om doelgroepkinderen voorrang te geven op VVE-peuterspeelzalen. Hierbij geldt dat deze doelgroepkinderen tijdig moeten zijn ingeschreven (voor zij 3 jaar 6 maanden zijn).
Ad 6: zie toelichting artikel 6 lid 6.
Artikel 10 Verdeelsleutel voor VVE-peuterspeelzalen
Ad 1: Zie toelichting artikel 7 lid 1.
Ad 2: Het college heeft als doelstelling een aanbod en bereik van 100% doelgroepkinderen. Locaties met veel doelgroepkinderen hebben de voorkeur. Het resultaat hiervan is een spreiding over de stad die aansluit bij de vraag naar voorschoolse educatie.
Artikel 11 Hoogte van de subsidie
Zie toelichting artikel 8 lid 1.
Artikel 12 Subsidieverplichtingen
Ad 2: Op een kindercentrum kan niet gestuurd worden op het totaal aantal Leidse kinderen. Het Leidse OnderwijsKansen beleid is gericht op Leidse kinderen met een mogelijke onderwijsachterstand. Vandaar dat de ondergrens gesteld wordt op 15% Leidse doelgroepkinderen. Zie verder toelichting artikel 9 lid 2.
Ad 3: zie toelichting artikel 9 lid 3.
Ad 4: zie toelichting artikel 6 lid 6.
Artikel 13 Verdeelsleutel voor kindercentra
Ad 1: De kwaliteit van de Leidse kindercentra wordt jaarlijks getoetst door de GGD Hollands Midden. Dit gebeurt op landelijk vastgestelde criteria zoals veiligheid, gezondheid, groepsgrootte, groepsruimte, aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen, pedagogische werkwijze, etc.
Vanaf 2014 zal de GGD Hollands Midden als toezichthouder een beoordeling van het kwaliteitsniveau opnemen. Hieruit is af te leiden of een kindercentrum minimaal voldoet, voldoet of boven de kwaliteitseisen uitstijgt. Het college heeft voorkeur voor kindercentra die een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau realiseren. Pedagogische kwaliteit is daarbij doorslaggevend.
Ad 2: Het college heeft als doelstelling een aanbod en bereik van 100% doelgroepkinderen. Locaties met veel doelgroepkinderen hebben de voorkeur. Het resultaat hiervan is een spreiding over de stad die aansluit bij de vraag naar voorschoolse educatie.
Ad 1: Een eerste stap in het gemeentelijke handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen is een aanwijzing. Dit handhavingsinstrument zal nog niet van invloed zijn op het al dan niet toekennen van een subsidiebeschikking.
Mogelijke vervolginstrumenten zijn een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang of exploitatieverbod. Deze instrumenten worden in principe alleen ingezet indien een houder zich niet voldoende inzet of niet bij machte is om de gewenste kwaliteitsverbetering te realiseren. Subsidieverlening is in dit geval onwenselijk.