Organisatie | Utrecht (Utr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening 2008, incl. 1e wijziging |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening 2008, incl. 1e wijziging |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | subsidie |
Deze regeling wordt vervangen door de Algemene Subsidieverordening 2008 (1e en 2e wijziging).
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-07-2012 | 05-07-2012 | intrekking | 21-06-2012 Gemeenteblad van Utrecht, 2012, 41 | Raadsvoorstel jaargang 2012, nr. 39 | |
19-11-2009 | 05-07-2012 | Wijziging artt.1,3,7, 11,16,18,24,25,28,32,37 + toelichting op deze artikelen; vervallen: artikel 13 en 33, lid 4 | 05-11-2009 Gemeenteblad van Utrecht 2009, nr. 58 | Raadsvoorstel jaargang 2009, nr. 127 | |
19-11-2009 | 19-11-2009 | Wijziging artt.1,3,7, 11,16,18,24,25,28,32,37 + toelichting op deze artikelen; vervallen: artikel 13 en 33, lid 4 | 05-11-2009 Gemeenteblad van Utrecht 2009, nr. 58 | Raadsvoorstel jaargang 2009, nr. 127 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Het college kan met inachtneming van de bedragen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze regeling voor iedere effectdoelstelling uit de Programmabegroting een subsidieplafond voor een bepaalde periode vaststellen zoals staat in artikel 4:22 en 4:25 van de Awb. Indien in het besluit waarbij het subsidieplafond is vastgesteld niet anders is bepaald, zal het beschikbare budget op basis van de criteria “bijdrage aan de doelstellingen”en de “prijs- kwaliteitsverhouding” verdeeld worden.
Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verlagen en/of bepalen dat in tranches subsidie kan worden verleend ten laste van het op een begrotingspost voor subsidieverstrekking beschikbare budget. Dit besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als de onderhavige verordening bekend is gemaakt.
Artikel 5 Begrotingsvoorbehoud
Subsidies die zullen worden bekostigd ten laste van een begroting die nog niet door de gemeenteraad is vastgesteld of ten laste van middelen die nog door middel van een wijziging van de begroting door de raad beschikbaar dienen te worden gesteld, worden verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de begroting c.q. de begrotingswijziging die voor hun bekostiging noodzakelijk is, door de raad wordt vastgesteld.
Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag
Artikel 7 Algemene eisen die gelden voor de aanvrager en de activiteiten
Het college kan afwijken van dat wat bepaald is in het eerste lid. Het college kan dan subsidie verlenen aan activiteiten van rechtspersonen die het maken van winst nastreven om op die manier bepaalde doelstellingen te bereiken. Dit kan alleen als deze activiteiten niet door non-profit of not-for-profit-organisaties worden uitgevoerd.
De aanvraag van de subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college en gaat in ieder geval vergezeld van een:
activiteitenplan. Dit is niet nodig als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is. Het activiteitenplan is een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de doelstellingen die met die activiteiten worden nagestreefd. Per activiteit staat vermeldt welke personele en materiële middelen nodig zijn;
Hoofdstuk 3 De subsidieverlening
Artikel 9 Besliscriteria subsidies
De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd als:
De beschikking tot subsidieverlening bevat tenminste een zo concreet mogelijke omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, de periode waarover subsidie wordt verleend, het maximale bedrag van de subsidie per activiteit en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en de verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn gebonden.
Het college neemt een beslissing over een volledige aanvraag voor een jaarlijkse subsidie op een zodanig tijdstip, dat dit besluit aan de aanvrager bekend wordt gemaakt vóór aanvang van het jaar, waarop de subsidie betrekking heeft. Voorwaarde hiervoor is dat de aanvrager een volledige subsidieaanvraag heeft ingediend uiterlijk 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.
Het college kan op verzoek van de aanvrager beslissen om af te wijken van de in het eerste lid genoemde termijn van het indienen van de aanvraag. De aanvrager moet dit verzoek dan wel voor het verstrijken van de genoemde termijn indienen. Aanvragen die zonder voorafgaande toestemming van het college niet zijn ontvangen binnen de termijn genoemd in het eerste lid van dit artikel, worden afgewezen.
Hoofdstuk 4 Verplichtingen subsidieontvanger
Artikel 16 Toepasselijkheid artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht
Indien artikel 4:71 van de Awb bij de subsidieverlening van overeenkomstige toepassing is verklaard, geldt in aanvulling op het bepaalde in artikel 4:71, eerste lid, aanhef en onder c. van de Awb, dat de begunstigde zonder winstoogmerk de voorafgaande schriftelijke toestemming van het college behoeft voor het vervreemden of het bezwaren van roerende zaken met een boekwaarde van meer dan EUR 25.000,00 indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden.
Artikel 17 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht
Als er in de verleningsbeschikking geen uitzondering is bepaald, dan gelden de onderstaande bepalingen voor het zorgvuldig beheer en de verzekeringsplicht:
Artikel 18 Tegengaan vervreemdingen
Een object waar een subsidie voor is verleend, mag niet binnen een periode van 10 jaar na realisering daarvan worden vervreemd, verhuurd, met hypotheek of andere zakelijke rechten worden bezwaard dan wel geheel of gedeeltelijk aan de in de aanvraag omschreven bestemming worden onttrokken, tenzij het college daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft verleend. In het laatste geval kan het college bepalen dat een vergoeding is verschuldigd, waarbij bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van het object.
Artikel 20 Vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd is, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de begunstigde is ontvangen.
Het college kan op een daartoe strekkend verzoek bepalen dat geen vergoeding is vereist, indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met gelijke of nagenoeg gelijke doelstellingen en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.
Als er sprake is van ontbinding van een rechtspersoon die subsidie heeft ontvangen, of als er, naar het oordeel van het college, sprake is van een kennelijke beëindiging van de activiteiten en als de instelling naar het oordeel van het college niet in staat is de eventuele resterende gelden of (on)roerende zaken in overeenstemming met de doelstelling van de instelling aan te wenden, wordt het positief liquidatiesaldo ter beschikking gesteld van de gemeente Utrecht. Dit gebeurt alleen als een eventueel batig saldo van de door een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, BW opgestelde liquidatierekening dit toelaat.
Artikel 21 Inlichtingen verplichtingen
Een aanvrager die een subsidie heeft aangevraagd c.q. een begunstigde waaraan een subsidie is verleend, doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van (wijzigingen van) omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.
Hoofdstuk 5 De subsidievaststelling
Artikel 24 Bij vaststelling van een subsidie over te leggen gegevens
Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet ook een activiteitenverslag zijn bijgevoegd dat de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend beschrijft. Het activiteitenverslag maakt inzichtelijk in hoeverre de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Tevens bevat de aanvraag tot vaststelling een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde activiteiten en/of resultaten zoals aangegeven in de verleningsbeschikking, een toelichting op de verschillen, en een financiële verantwoording over de besteding van de subsidie.
De jaarrekening c.q. financiële verantwoording moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de aanvraag tot subsidieverlening, tenzij het college anders bepaalt. Bij jaarlijkse subsidieverlening boven de EUR 50.000,00 is een jaarrekening verplicht. Bedraagt de subsidieverlening meer dan EUR 400.000,00 dan is de jaarrekening opgesteld in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 “Organisaties zonder winststreven”.
Als het gaat om een subsidie van minder dan EUR 5.000,00 dan zijn het eerste tot en met vijfde lid van dit artikel niet van toepassing en is het voldoende dat aanvrager aantoont dat de activiteiten hebben plaats gevonden in overeenstemming met de aan de verleningsbeschikking verbonden verplichtingen.
Artikel 25 Accountantsonderzoek
De verslagen en verantwoordingen als bedoeld in artikel 24 dienen, behoudens het in het hierna in het derde lid genoemde geval, voorzien te zijn van een verklaring/rapportage van een accountant zoals aangegeven in het Controleprotocol Gemeente Utrecht ASV 2008 van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4:78 van de Awb is van overeenkomstige toepassing.
Bij het onderzoek, betrekt de accountant tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, in overeenstemming met de door het college gegeven aanwijzingen, zoals in het Controleprotocol Gemeente Utrecht ASV 2008 en de verleningsbeschikking omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de door de accountant uit te oefenen controle.
Indien het totaal van de te verlenen subsidie aan een instelling minder bedraagt dan EUR 50.000,00 per jaar dan is dit artikel niet van toepassing en bepaalt het college in de verleningsbeschikking de controle die daarvoor in de plaats komt. Het college kan ook andere instellingen voor één of meer jaren ontheffen van de in dit artikel geformuleerde verplichting om een verklaring/rapportage van een accountant bij te voegen.
Hoofdstuk 6 Intrekken en wijzigen subsidieverlening en subsidievaststelling
Artikel 31 Bij een aanvraag om verlening van een gemeentegarantie over te leggen gegevens
één offerte van een geldverstrekker als de hoofdsom van de af te sluiten lening niet meer dan EUR 50.000,00 bedraagt. Als de aanvrager er niet in slaagt voldoende offertes van geldverstrekkers te laten zien, kan in plaats van een offerte ook de schriftelijke verklaring van één of meer geldverstrekkers worden overlegd waaruit blijkt dat deze(n) niet bereid is c.q. zijn een lening aan de aanvrager te verstrekken.
2.Als de aanvraag betrekking heeft op het beleidsveld sport, dan moet er bij de aanvraag ook een verklaring van de Stichting Waarborgfonds Sport zijn opgenomen. In deze verklaring moet staan dat de Stichting Waarborgfonds Sport bereid is de helft van het risico dat aan de lening is verbonden, te dragen.
Artikel 32 Reikwijdte en voorwaarden van het besluit tot verlenen van een gemeentegarantie
Een garantie wordt verder alleen verleend als:
een geldnemer in staat is geheel of gedeeltelijk zekerheid te verschaffen op basis van een onderpand dat daartoe kan dienen. Als een aanvrager de beschikking heeft over een onroerende zaak moet deze eerst als onderpand worden verstrekt. Als na een taxatie blijkt dat de waarde van een onderpand niet toereikend is, kan voor het tekort een garantie van de gemeente Utrecht worden aangevraagd;
Artikel 34 Verplichting tot gegevensverstrekking
Een geldnemer en een geldverstrekker zijn te allen tijde verplicht om aan het gemeentelijke bestuursorgaan dat de garantie heeft verstrekt,desverlangd alle gevraagde gegevens te verstrekken. Het gaat dan om gegevens die het bestuursorgaan nodig heeft om toezicht te houden op de naleving van de aan de garantie verbonden voorschriften. Het gaat ook om gegevens die het bestuursorgaan nodig heeft voor het beoordelen van het actuele risico dat de gemeente Utrecht loopt door de verstrekte garantie.
Met ingang van hetzelfde tijdstip wordt de Algemene subsidieverordening 2002 ingetrokken. Deze is vastgesteld bij raadsbesluit van 4 juli 2002 (Gemeenteblad van Utrecht 2002, nr. 13.) met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies en op meerjarige subsidies die vóór of ten behoeve van het boekjaar 2008 zijn verleend en die een looptijd hebben die doorloopt na het boekjaar 2008.
Artikel 38 Vervallen overige subsidieverordeningen
Met ingang van 1 januari 2009 vervallen alle overige verordeningen die voorzien in Subsidieverstrekking door de gemeente Utrecht.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 11 januari 2008.
Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen
BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2009, NR. 69
In dit artikel wordt een aantal gebruikte begrippen uitgelegd. In de verordening wordt voor de belanghebbende(n) bij subsidies het begrippenpaar ‘aanvrager’ en ‘begunstigde’ gebruikt. De belanghebbende wordt tot aan het moment van subsidieverlening als aanvrager aangeduid en daarna als begunstigde. Voor wat betreft het begrip ‘subsidie’ wordt verwezen naar de Algemene wet bestuursrecht. In artikel 4:21 van de Awb wordt onder een subsidie ook verstaan een ‘geldelijke aanspraak’. Hierdoor vallen ook garanties onder dit begrip. Een geldelijke aanspraak brengt met zich mee dat feitelijk geldverkeer voor het bestaan van een subsidierelatie geen noodzakelijke voorwaarde is. Bij een garantie ontstaat er een aanspraak op geldelijke middelen, ook als deze aanspraak afhankelijk is van het in gebreke blijven van de debiteur.
Met dit artikel wil de gemeente een eenduidig juridisch regime creëren voor alle subsidies die door haar zelf worden verstrekt. Dit is niet alleen van belang voor de gemeente zelf, ook voor aanvragers en begunstigden zijn er voordelen verbonden aan een eenduidig subsidieregime. Als het gemeentelijke subsidiebeleid in één verordening is geregeld, is dit beter voor de herkenbaarheid. Daarnaast zijn er belanghebbenden die verschillende subsidies van de gemeente ontvangen uit verschillende budgetten. Voor hen zijn er voordelen aan verbonden dat deze zoveel mogelijk onder een eenduidig juridisch regime worden gebracht en dat ook aanvraag en vaststellingsprocedures zoveel mogelijk worden geharmoniseerd. In het artikel is sprake van subsidieverstrekking door bestuursorganen van de gemeente Utrecht. Dit betekent dat niet alleen het college van burgemeester en wethouders de verordening moeten toepassen maar ook commissies die subsidie verstrekken en ambtenaren die op basis van een mandaat bevoegdheden uitoefenen. De verordening geldt niet als subsidies rechtstreeks worden verstrekt op basis van een voorschrift van een hogere wetgever (zie bijvoorbeeld artikel 4:23, derde lid onder b. van de Algemene wet bestuursrecht). Deze verordening geldt wel als een wettelijk voorschrift bepaalt dat een gemeentelijk bestuursorgaan een regeling moet vaststellen voor het verstrekken van bepaalde subsidies. De Algemene subsidieverordening fungeert in die gevallen zoveel mogelijk als kader. Artikel 4:23 van de Awb schrijft voor dat slechts subsidie wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift, dat regelt voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt. Het is toegestaan om in de subsidieverordening een globale omschrijving van de activiteiten te geven als deze op een lager niveau in beleidsregels of plannen worden uitgewerkt in concrete activiteiten of doelstellingen.
In het kader van deze verordening worden diverse besluiten genomen: het betreft niet alleen het verlenen of (gedeeltelijk) weigeren van subsidies, maar ook besluiten zoals het toestaan van eigen vermogen. Het verlenen of weigeren e.d. van subsidies en garanties behoren, als geen subsidieverordening geldt, tot de autonome bevoegdheden van de gemeenteraad. De verordening geeft een kader voor de uitoefening van deze bestuursbevoegdheden. Daarnaast wordt via het systeem van subsidieplafonds en begrotingsvoorbehouden de koppeling gelegd met het budgetrecht van en de beleidsinhoudelijke sturing door de gemeenteraad. Het college van burgemeester en wethouders is originair bevoegd tot de uitvoering van deze verordening. Op grond van de Gemeentewet kan het college deze bevoegdheid overdragen aan een commissie (ex artikel 82 van de Gemeentewet). Ook kan het college bevoegdheden mandateren aan één of meer van zijn leden en/of aan een gemeenteambtenaar, bijvoorbeeld het hoofd van een gemeentelijke dienst. Het college bepaalt zelf of er tenminste één maal in de vijf jaar een verslag komt over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie volgens art. 4:24 Awb.
Op grond van artikel 4:25 van de Awb wordt subsidie geweigerd als het subsidieplafond door het verstrekken van de subsidie wordt overschreden. Op grond van artikel 4:25 van de Awb kan een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld. Op basis van die grondslag voorziet deze bepaling, die rechtstreeks van toepassing is, op alle subsidies die op basis van deze verordening (kunnen) worden verleend. Een subsidieplafond kan er in de praktijk toe leiden dat aanvragers die wel aan de inhoudelijke criteria voldoen toch een afwijzende beschikking krijgen omdat er geen middelen (meer) beschikbaar zijn. In de gemeentelijke praktijk zal het echter vaker voorkomen dat er behoefte is om aanvragen tegen elkaar af te wegen en een keuze te maken voor de aanvraag die het meest op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen aansluit. Er is voor gekozen om de verdeling ‘bijdrage aan de doelstellingen’ en ‘prijs- kwaliteitsverhouding’ als standaardverdeling van de subsidieplafonds te gebruiken.
Het college kan echter bij de bekendmaking van het subsidieplafond een andere wijze van verdeling vermelden. (artikel 4: 26 lid 2 van de Awb). De verdeling is nodig om te regelen hoe de beschikbare gelden worden verdeeld over de aanvragen die in beginsel voor toestemming in aanmerking komen.. Daarbij kunnen inhoudelijke en procedurele verdelingsregels worden beschreven. De subsidieverordening merkt als subsidieplafond aan: het bedrag dat voor subsidieverlening beschikbaar is op de begrotingspost waaruit de subsidie wordt betaald. In de programmabegroting hebben de begrotingsposten niet meer de gedetailleerdheid die nodig is om uitvoering te geven aan deze bepaling. Daarom is in de bepaling geregeld dat de subsidieplafonds per afzonderlijk collegebesluit worden vastgesteld. De subsidieplafonds moeten volgens artikel 4:27 van de Algemene wet bestuursrecht bekend worden gemaakt vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor de subsidie is vastgesteld.
Als een subsidie wordt verleend voor een periode waarvoor nog een begroting moet worden vastgesteld, neemt de gemeente een financiële verplichting op zich voordat de gemeenteraad daarvoor de budgetten ter beschikking stelt. Dit is een probleem omdat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan het budgetrecht van de gemeenteraad. Artikel 4:34 van de Awb biedt de mogelijkheid subsidies ten laste van een nog niet vastgestelde en goedgekeurde begroting te verlenen onder de voorwaarde dat (bij die begroting) voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Dit voorbehoud wordt hier generiek gemaakt. Als de verstrekker hiervan gebruik wil maken, dan moet daarop binnen vier weken na vaststelling van de begroting een uitdrukkelijk beroep worden gedaan. De wetgever heeft deze regeling van het begrotingsvoorbehoud opgenomen om de rechtszekerheid van de subsidieverstrekker en de begunstigde te vergroten. In de gemeentelijke meerjarenbegroting moet er natuurlijk wel voor worden gezorgd dat de structurele dekking aanwezig is, ook als er een begrotingsvoorbehoud wordt gemaakt.
In deze verordening wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten subsidie. De éénmalige subsidie waarbij vooraf duidelijk moet zijn wat de begin- en einddatum van de activiteiten is (met een maximale duur van vier jaar). Deze éénmalige subsidie kan, behalve bij uitzonderingen in beleidsregels, het hele jaar door worden aangevraagd. Daarnaast kan het college besluiten jaarlijks subsidie te verlenen. Als het college voor het derde achtereenvolgende jaar een jaarlijkse subsidie verleend aan begunstigde, dan is er sprake van een structurele subsidie. Aanvraag van de jaarlijkse subsidie vindt plaats vóór 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de activiteit waar subsidie voor wordt aangevraagd, plaatsvindt (artikel 7, zesde lid).
De raad stelt subsidiebudgetten in de eerste instantie vast met het oog op de daarmee te bereiken doelstellingen. Dit artikel stelt algemene eisen aan aanvragers en begunstigden die (met gemeentelijke subsidie) deze doelstellingen (via hun activiteiten) moeten realiseren. Artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht gaat er vanuit, dat subsidie wordt verstrekt op basis van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk. In de praktijk is een letterlijke toepassing van deze bepaling niet mogelijk omdat het vooraf vastleggen voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend in een gemeentelijke verordening, ertoe leidt dat er nog maar weinig flexibiliteit in het subsidiebeleid overblijft. Ook zou er dan bij aanvragen waarvoor vanuit beleidsinhoudelijke achtergronden de wens bestaat deze te honoreren maar die niet exact in een verordening zijn genoemd, een wijziging van de verordening moeten plaatsvinden. Aan de eis dat bekend moet zijn voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt, wordt ook op een goede wijze voldaan met een verwijzing naar de gemeentebegroting. In die begroting zijn bij de verschillende producten de gemeentelijke doelstellingen geformuleerd en wordt aangeduid in welke gevallen deze met een gemeentelijke subsidie kunnen worden gerealiseerd door derden. Omdat een vast uitgangspunt van het subsidiebeleid is dat er geen subsidie wordt verstrekt aan aanvragers die een winstoogmerk hebben, kan er in het algemeen aan bedrijven geen subsidie worden verstrekt. Een subsidie zou dan immers een bijdrage kunnen leveren aan de winst van een commercieel bedrijf. Dit is niet te verenigen met het uitgangspunt dat publieke middelen uitsluitend voor publieke doeleinden mogen worden aangewend. Hiervan kan worden afgeweken als de subsidie een bijdrage is voor het realiseren van een concrete prestatie waarmee een publiek belang is gediend. Een voorbeeld is een arbeidskostensubsidie voor een werknemer die bij een commercieel bedrijf een werkervaringsplaats krijgt. In deze gevallen is het ook niet noodzakelijk dat andere potentiële inkomstenbronnen en het eigen vermogen worden getoetst. Een ander belangrijk uitgangspunt is dat subsidie alleen kan worden verstrekt aan rechtspersonen. Hiermee wil men voorkomen dat er een vermenging plaatsvindt van subsidiemiddelen met de privé-middelen van natuurlijke personen. Een uitzondering op deze eis staat in het tweede lid.
Het star vasthouden aan de eis van rechtspersoonlijkheid heeft namelijk het ongewenste neveneffect dat voor initiatieven een té hoge drempel wordt opgeworpen.
Daarom is er een richtlijn ingesteld om tot een bedrag van EUR10.000,00 subsidie te kunnen verlenen aan natuurlijke personen.
Dit artikel geeft globaal aan welke gegevens met een aanvraag kunnen worden opgevraagd. Het college kan, afhankelijk van de aanvraag, op grond van het tweede en derde lid e.e.a. in details weergeven en/of uitbreiden. In de praktijk is er vaak sprake van overleg met de aanvragers voor wat betreft de in te dienen stukken en de indeling daarvan.
Het derde lid dient ervoor om een afgerond beeld van de financiële rechten en verplichtingen van een begunstigde te verkrijgen. Daarom moeten zaken zoals dochterinstellingen, steunstichtingen, het bij voorbaat bestemmen van een eventueel saldo in geval van liquidatie en bij een of meer derden ondergebracht geld, niet buiten beschouwing blijven.
De weigeringsgronden zijn essentieel om het proces waarbij de middelen die voor subsidieverstrekking ter beschikking worden gesteld, te kunnen sturen. De weigeringsgronden moeten ertoe bijdragen dat subsidiemiddelen voor de juiste activiteiten worden verstrekt aan aanvragers waarvan kan worden verwacht dat zij deze kunnen realiseren. Uit artikel 4:25, tweede lid van de Awb vloeit al voort dat subsidie wordt geweigerd als het subsidieplafond door het verstrekken van de subsidie wordt overschreden. In dit artikel wordt dan ook naar deze weigeringgrond verwezen. Bij de beslissing over subsidieverlening spelen niet alleen deze weigeringsgronden een rol maar kan ook, met inachtneming van artikel 3:4 van de Awb, een belangenafweging plaatsvinden. Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen Openbaar Bestuur (BIBOB) en het daarbij behorende Besluit BIBOB in werking getreden. Deze wet maakt het mogelijk het ongewild faciliteren van criminele organisaties door de overheid, tegen te gaan. De wet BIBOB maakt het mogelijk om subsidies te weigeren of in te trekken, als er sprake van een ernstig gevaar dat subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of voor het witwassen van geld dat afkomstig is uit strafbare feiten. Om te bepalen of er sprake is van een dergelijk ernstig gevaar, kunnen bestuursorganen bij het landelijke bureau BIBOB, dat is ondergebracht bij het ministerie van Justitie, een advies vragen over de mate van gevaar dat een betrokkene strafbare feiten gaat plegen of geld zal gaan witwassen. Het bureau BIBOB kan hierbij ook gesloten bronnen raadplegen, zoals de Belastingdienst en justitiële bronnen, die bestuursorganen zelf niet kunnen inzien. De verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke beslissing blijft bij het bestuursorgaan liggen. Om van deze mogelijkheden gebruik te maken, moeten deze in de subsidieregeling expliciet van toepassing worden verklaard.
In artikel 4:30 van de Awb staat vermeldt dat er bij de beschikking tot subsidieverlening een omschrijving moet zitten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend. Voor een effectief subsidiebeleid waarvoor het duidelijk regelen van de rechten en verplichtingen van de gemeente en de begunstigde een noodzaak is, is dit niet voldoende. De omschrijving die wordt bedoeld in het eerste lid is sterk afhankelijk van de aard van de subsidie. Daarnaast kan de mate van vrijheid die de gemeente aan een begunstigde wil laten om zijn activiteiten in te vullen, een rol spelen. In geen geval mag er nonchalant worden omgegaan met het omschrijven van de activiteiten in de beschikking. Een consequentie van een te globale omschrijving is namelijk dat naderhand verschil van mening kan ontstaan over de vraag of de activiteiten wel of niet zijn verricht zoals de gemeente heeft bedoeld. De beschikking om subsidie te verlenen geeft een rechtsbetrekking aan. Subsidie (zie de definitie in artikel 1 van deze verordening) is immers een aanspraak op financiële middelen. De beschikking tot verlening moet daarom altijd een maximum bedrag aangeven (de hoogte van de aanspraak). In deze verordening worden geen eisen gesteld aan een beschikking waarbij een subsidieverzoek wordt afgewezen. De Algemene wet bestuursrecht schrijft namelijk voor dat elke beschikking aan de aanvrager moet berusten op een deugdelijke motivering.
Als er geen beslistermijnen in deze verordening staan, is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Volgens die wet geldt een ‘redelijke termijn’ die na acht weken verstreken is.
Ook verdaging is (met een ‘redelijke termijn’) mogelijk. Binnen het kader van de gemeentelijke beleids- en beheerscyclus is dit onvoldoende om te komen tot binnen de begroting passende besluiten m.b.t. structurele en eenmalige subsidies. Ook met betrekking tot het beslissen op aanvragen voor eenmalige subsidies en gemeentegaranties, moet worden voorkomen dat, door het verstrijken van de Awb-termijn, de zgn. fictieve weigering ontstaat (met het recht voor aanvragers om daartegen een bezwaarschrift in te dienen).
Het sturen en toetsen van de gesubsidieerde activiteiten op alleen kwantitatieve gegevens is te beperkt. Bovendien kan het sturen op alleen kwantitatieve gegevens leiden tot ongewenste neveneffecten.
Daarom bestaat er behoefte aan het betrekken van kwalitatieve elementen in de verplichtingen waaraan de te subsidiëren activiteiten moeten voldoen. Het formuleren van kwalitatieve prestatiekenmerken is maatwerk per geval. De toetsing of aan deze kwalitatieve eisen wordt voldaan, vindt niet alleen plaats met het oog op het vaststellen en afrekenen van subsidies, maar speelt ook een rol bij de besluitvorming over het al of niet voortzetten van een subsidierelatie.
Toelichting artikel 13 VERVALLEN
Deze bepaling is bedoeld om bij het beoordelen van een aanvraag ook mogelijke andere inkomstenbronnen van de begunstigde te kunnen betrekken, zoals subsidiemogelijkheden bij het Rijk of de provincie, contributies van leden, e.d.
De bedoeling van de subsidietitel in de Algemene wet bestuursrecht is het zo goed mogelijk regelen van de wederzijdse rechten en verplichtingen van de subsidiebegunstigde en het bestuursorgaan dat subsidie verstrekt. Artikel 4:36 van de Awb geeft de mogelijkheid om een begunstigde te verplichten om een uitvoeringsovereenkomst af te sluiten. Hierin wordt de verplichting opgenomen om de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, uit te voeren. Om de effectiviteit en de doelmatigheid van het subsidiebeleid te bevorderen, is er in dit artikel voor gekozen om zoveel mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 4:36 van de Awb biedt. Een uitvoeringsovereenkomst kan in elk geval worden afgesloten bij subsidies van grotere omvang. Behalve de verplichting dat de activiteiten moeten worden uitgevoerd, kunnen ook (kwalitatieve) verplichtingen worden gesteld ten aanzien van de wijze waarop de activiteiten moeten worden uitgevoerd of ten aanzien van het te behalen resultaat.
In artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de toestemming van het bestuursorgaan vereist voor een aantal vermogensrechtelijke handelingen dat de begunstigde kan verrichten. Deze bepaling is onder andere bedoeld om ervoor te zorgen dat subsidiegelden niet juist worden gebruikt en om financiële risico’s te voorkomen.
In het algemeen wordt van een begunstigde zorgvuldigheid verlangd (het deugdelijk afsluiten van gebouwen e.d.). Een brandschadeverzekering en een verzekering tegen aansprakelijkheid zijn verplicht. Uiteraard komen de kosten van zorgvuldig beheer en de verzekeringsplicht voor rekening van de begunstigde.
Het college kan in de verleningsbeschikking bepalen dat (kleine) instellingen worden vrijgesteld van bepalingen in dit artikel als het college van mening is dat deze bepalingen te zwaar belastend zijn voor deze (kleine) instelling.
Dit artikel moet ervoor zorgen dat subsidiegelden niet worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door een begunstigde ergens anders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.
Dit artikel is bedoeld om getrapte subsidiëring te voorkomen. Een begunstigde mag, zonder toestemming van het college, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren.
De bedoeling van dit artikel is dat, indien met subsidie verkregen eigendommen aan de doelstelling worden onttrokken, een evenredig deel van het vermogen dat met de subsidie is opgebouwd, terugvloeit naar de gemeente.
Op diverse plaatsen in deze verordening wordt aangegeven wat het college in verband met bepaalde omstandigheden moet/kan beslissen. Die omstandigheden zijn het college meestal bekend via gevraagd of ongevraagd gegeven informatie door een begunstigde. Het ligt voor de hand dat de bereidheid van een begunstigde om informatie te verstrekken afneemt naarmate de gevolgen daarvan minder gunstig zijn. Daarom wordt in dit artikel bepaald dat informatieverstrekking verplicht (zo spoedig mogelijk en schriftelijk) is als het gaat om omstandigheden naar aanleiding waarvan het college moet/kan beslissen.
Toelichting artikel 21, tweede lid:
Medewerking aan gemeentelijk onderzoek is in het algemeen niet verplicht. Met deze bepaling wordt aangegeven dat begunstigden niet de vrijheid hebben om zich aan die medewerking te onttrekken.
Toelichting artikel 21, derde lid:
Dit artikel maakt het mogelijk om aan een begunstigde ook andere inlichtingen te vragen dan zij verplicht is te verlenen via de verslaglegging (artikel 24). De beperking is dat de informatie die gevraagd wordt van belang moet zijn met het oog op de subsidievaststelling. Het stellen van eisen met betrekking tot de administratie van een begunstigde is vooral van belang met het oog op de subsidievaststelling die mede is gebaseerd op gegevens die aan deze administratie zijn ontleend. Deze moet daarom inzichtelijk en controleerbaar zijn.
Toelichting artikel 22, vierde lid:
Op basis van dit artikel kunnen er bijvoorbeeld verplichtingen worden gesteld aan de hoogte van het eigen vermogen van de begunstigde.
Dit artikel geeft aan over welke stukken het college tenminste moet beschikken in verband met de (definitieve) vaststelling van subsidies. Met het toepassen van het vijfde en zesde lid kan het college één en ander zo nodig uitbreiden.
Het college sluit aan bij dat wat binnen de gemeentelijke organisatie gebruikelijk is: integrale verslaglegging; het financiële verslag c.q. de jaarrekening maakt deel uit van het (jaar)verslag. In het zevende lid is de verantwoordingsplicht voor de ontvangers van kleine subsidies tot een minimum beperkt. Deze verantwoording kan bestaan uit slechts een korte samenvatting van de gemaakte kosten. Steekproefsgewijs kan in deze categorie gesubsidieerden een controle met meer diepgang worden verricht.
Voorop wordt gesteld dat geen twijfel mag bestaan aan de deugdelijkheid van financiële verslagen c.a. Daarom geldt als regel dat deze vergezeld moeten gaan van een verklaring van een accountant. De invulling van deze verklaring wordt beschreven in het controleprotocol. Als een subsidie een grensbedrag niet te boven gaat, kan daarvan worden afgeweken en bepaalt het college op welke andere wijze de controle wordt uitgevoerd. Hierbij kan worden gedacht aan controle door ambtenaren van de gemeentelijke dienst die bij de subsidieverstrekking betrokken is. Tevens is er de mogelijkheid om instellingen -die op advies van een door de gemeente aangewezen accountant de administratie en de jaarrekening op orde hebben- voor één of meer jaren te ontheffen van de verplichting om een accountantsverklaring bij te voegen. Uiteraard komen de kosten van de accountant voor rekening van de begunstigde.
Dit artikel geeft de maximale termijnen aan waarbinnen het college moet beslissen. Dit betekent niet dat daarvan in de praktijk ook steeds volledig gebruik wordt gemaakt. Minder gecompliceerde zaken worden uiteraard ruim voor het verstrijken van de termijn afgedaan.
Bevoorschotting is gebruikelijk. Met dit artikel wordt dit gebaseerd op de verordening. Het is zinvol daarbij ook vast te leggen hoe met de voorschotten wordt omgegaan bij de subsidievaststelling en wat er moet gebeuren als de vaststelling lager uitvalt dan de bevoorschotting. Bevoorschotting aan een begunstigde waarvan het voortbestaan onzeker wordt, kan worden gestopt (vijfde lid). Bevoorschotting kan worden gestaakt als er zich omstandigheden voordoen, die aanleiding kunnen geven tot het intrekken of wijzigen van de subsidie, bijvoorbeeld het niet voldoen aan subsidieverplichtingen. Artikel 4:56 van de Awb regelt dat de plicht om voorschotten te betalen wordt opgeschort vanaf de dag waarop het bestuursorgaan de subsidieontvanger schriftelijk in kennis stelt van het ernstige vermoeden dat er reden is om de subsidie op grond van artikel 4:48 of 4:49 van de Awb in te trekken of te wijzigen.
Bij een aanvraag tot het verstrekken van een gemeentegarantie zijn deels dezelfde gegevens relevant als bij de beoordeling van een subsidieaanvraag. Bij een garantie moeten echter ook de financieringsbehoefte van de geldnemer en de offerte(s) van de geldverstrekkers worden beoordeeld.
Voor een goed toezicht op de naleving van de aan een garantie verbonden voorschrift is het noodzakelijk om te kunnen beschikken over de benodigde gegevens. Het is ook nodig dat de gemeente kan beschikken over de nodige andere gegevens (bijvoorbeeld gegevens over de bedrijfsvoering en activiteiten van de debiteur) om te kunnen beoordelen hoe het risico dat de gemeente op zich neemt, zich ontwikkelt.
Deze informatie is nodig om te boordelen of de beleidsproducten en de eventuele voorzieningen die de gemeente aanhoudt, zich op het juiste peil bevinden.
In artikel 4:48 van de Awb is bepaald onder welke omstandigheden een verleende subsidie wordt ingetrokken. Deze regeling geldt waar mogelijk op verleende garanties. Daarnaast zijn enkele gronden toegevoegd voor het intrekken van verleende subsidie. Die gronden gaan specifiek over garanties. Het betreft het niet binnen drie maanden tot stand komen van de onderliggende overeenkomst of het niet storten en opnemen van de hoofdsom conform het stortings- en aflossingsschema. Er bestaan ook intrekkinggronden die een ruimere formulering hebben, bijvoorbeeld als door toedoen of het nalaten van de geldnemer het risico dat de gemeente loopt significant wordt gewijzigd. Hierbij kan worden gedacht aan het gaan uitvoeren van activiteiten die grotere financiële risico's met zich meebrengen of het niet treffen van maatregelen om vermogensverlies te voorkomen zoals het afsluiten van verzekeringen en wanbeheer.
Genoemde artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb); overige artikelen kunt u vinden op www.wetten.nl.
Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
Als een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaar nadat het in werking is getreden. Dit gaat niet op als er vóór dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.
Als een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Dit geldt niet als een wettelijk voorschrift anders bepaald.
Als niet tijdig over het verstrekken van de subsidie wordt beslist, via bezwaar of beroep of omdat er een rechterlijke uitspraak ligt, dan geldt de verplichting van het tweede lid alleen als zij ook gold op het tijdstip waarop de beslissing in eerste instantie werd genomen of had moeten worden genomen.
[Bekendmaking subsidieplafond]
[Intrekking of wijziging subsidieverlening]
[Intrekking of wijziging subsidievaststelling]
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd als er vijf jaar is verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt of sinds de dag (bedoeld in het eerste lid onderdeel c.) waarop de handeling in strijd is met de verplichting die is verricht of de dag waarop aan de verplichting moest worden voldaan.
[Intrekking of wijziging subsidieverlening | Vergoeding schade]
Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.
De verplichting tot het betalen van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort vanaf de dag waarop het bestuursorgaan de subsidieontvanger schriftelijk in kennis stelt van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49. Dit geldt tot en met de dag waarop de beschikking met betrekking tot het intrekken of wijzigen is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.