Besluit van de raad d.d. 4 december 2013 tot vaststelling van de Verordening
rioolheffing 2014.
De raad van de gemeente Laarbeek;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 5november 2013;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en invordering van
rioolheffing 2014.
Artikel 1 Begripsomschijving
De verordening verstaat onder:
- a.
gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde
gemeentewater;
- b.
afvalwater: water en stoffen die via de gemeentelijke riolering
worden afgevoerd;
- c.
eigendom: een roerende of onroerende zaak.
Artikel 2 Aard van de belasting, belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven van
de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of
indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
- 2.
Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid, wordt
als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar omstandigheden beoordeeld de onroerende zaak
al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of
persoonlijk recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een eigendom - niet een gedeelte
als bedoeld in artikel 3 - voor gebruik is afgestaan: degene
die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 3 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één perceel
worden aangemerkt.
Artikel 4 Maatstaf van de heffing
- 1.
De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven
naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom
wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal
kubieke meters water dat in de laatste tijd aan het begin van het
belastingtijdvak voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is
toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk
is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water
door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt
een gedeelte van een kalendermaand voor een volle kalendermaand
gerekend.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan
worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest
kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van
toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt
water gescheidt op grond van enige andere wettelijke
bepaling.
- 4.
De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of
opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet
als afvalwater is afgevoerd.
- 5.
Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel
niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231,
tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar
vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare
huishoudens.
Artikel 5 Tarieven
- 1.
Voor een eigendom of een gedeelte van een eigendom, uitsluitend bestemd
als woning, bedraagt de belasting per maand van het belastingtijdvak €
13,57
- 2.
Voor een perceel of gedeelte van een perceel, niet of niet
uitsluitend
bestemd als woning, bedraagt de belasting,
- -
voor de eerste afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan €
162,84
- -
voor elke afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan boven 500
m3 met
een maximum van 5.000 m³ € 22,69
- -
voor elke afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan boven 5.000
m3 met
een maximum van 50.000 m3 € 13,61
- -
voor elke afgevoerde 500 m3 of gedeelte daarvan boven 50.000
m3 € 6,81
Artikel 6 Belastingtijdvak
- 1.
Het belastingtijdvak voor de belasting als bedoeld in artikel 5, eerste
lid en tweede lid betreft een aaneengesloten periode van zes
kalendermaanden.
- 2.
Het eerste belastingtijdvak gaat in op 1 januari 2014.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting bedoeld in artikel 5, eerste lid en tweede lid, wordt geheven
bij wege van aanslag.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting, bedoeld in artikel 5, is verschuldigd bij het begin van
het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt,
is de belasting bedoeld in artikel 5 verschuldigd voor zoveel volle
kalendermaanden als er in het tijdvak , na aanvang van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalendermaanden van de
voor een volledig belastingtijdvak verschuldigde belasting als bedoeld
in artikel 5, na het einde van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander
perceel in gebruik neemt.
Artikel 9 Termijnen van betaling
- 1.
De aanslagen als bedoeld in artikel 5, moeten, in afwijking van artikel
9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald 1 maand na de
dagtekening van het aanslagbiljet.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen
door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden
afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke
termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het
aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand
later.
- 3.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van het rioolrecht.
Artikel 11 Kwijtschelding
Van de rioolheffing wordt slechts kwijtschelding verleend aan natuurlijke
personen.
Artikel 12 Tijdstip inwerkingtreding
- 1.
De Verordening rioolheffing 2013, vastgesteld bij besluit van de raad
van de gemeente Laarbeek van 12 december 2012, wordt ingetrokken met
ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing,
met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten
die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die
van bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van heffing is 1 januari 2014.
Artikel 13 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening rioolheffing
2014'.