Organisatie | Overbetuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Specifieke subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Overbetuwe 2014 |
Citeertitel | Specifieke subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Overbetuwe 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | specifieke subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang 140121.pdf |
Geen.
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, artikel 1.13
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-01-2014 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 21-01-2014 www.officielebekendmakingen.nl, gemeenteblad 24 januari 2014, nr. 3699 | 13bwb00061 |
Artikel 4 Verstrekken tegemoetkoming
Burgemeester en wethouders kunnen aan een ouder een tegemoetkoming verstrekken voor de gemaakte kosten van kinderopvang in aanvulling op de kinderopvangtoeslag, als:
Artikel 7 Wijziging en intrekking
Burgemeester en wethouders kunnen de tegemoetkoming wijzigen of intrekken:
Burgemeester en wethouders kunnen na een besluit tot wijziging of intrekking van een tegemoetkoming de ten onrechte of het teveel aan verstrekte tegemoetkoming terugvorderen.
Burgemeester en wethouders kunnen één of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van het laten participeren van belanghebbenden in de samenleving, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum bekendmaking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014.
Deze regeling wordt aangehaald als: Specifieke subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Overbetuwe 2014.
Aldus besloten in de vergadering van 21 januari 2014.
Voorheen maakte het beleid inzake de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang deel uit van de (gecombineerde) Verordening Wet kinderopvang. In de per 1 januari 2013 gewijzigde Wko is geen verordeningsverplichting meer opgenomen en de bestaande verordening komt van rechtswege te vervallen. De gemeente houdt haar bevoegdheid om hier eigen beleid op te maken.
In deze regeling zijn de bepalingen met betrekking tot de vaststelling van de noodzaak van kinderopvang, de verlening en de vaststelling van de tegemoetkoming opgenomen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) gehanteerde begrippen zijn ook van toepassing op deze regeling. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde, maar in de regeling wel gebruikte begrippen zijn aangevuld.
De tegemoetkoming moet de ouder aangevragen bij burgemeester en wethouders. Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan de vormvereisten van artikel 4.1 en 4.2 Awb.
Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, moet de ouder zelf aanvragen. De ouder kan hiervoor gebruik maken van een verkorte procedure, waarbij alleen de meest noodzakelijke gegevens worden gevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband met een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft de ouder niet aan te vragen. De ouder moet hiervan wel op grond van artikel 6 van de regeling onmiddellijk mededeling doen aan burgemeester en wethouders.
De termijn waarin burgemeester en wethouders moeten beslissen op een aanvraag bedraagt acht weken.
Als een beslissing binnen acht weken niet mogelijk is, kan de beslistermijn worden verlengd met ten hoogste acht weken. Als hiervan gebruikt wordt gemaakt, wordt de ouder hiervan uiteraard schriftelijk op de hoogte gebracht.
Artikel 4 Verstrekken tegemoetkoming
Dit artikel behoeft geen toelichting, met dien verstande dat burgemeester en wethouders de tegemoetkoming verlenen voor de uren die naar hun oordeel redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de combinatie arbeid en zorg (sub a).
Artikel 5 Hoogte tegemoetkoming
Vanaf 2013 hebben de laagste inkomens recht op een kinderopvangtoeslag van ongeveer 90% van de kosten via de Belastingdienst. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid de kinderopvangtoeslag voor doelgroepen aan te vullen tot 100% van de kosten van de kinderopvang. Er is voor gekozen om vijf procent te vergoeden van de totale kosten van kinderopvang van uitkeringsgerechtigden die een uitkering voor levensonderhoud van de gemeente Overbetuwe ontvangen en een re-integratietraject volgen, of alleenstaande ouders jonger dan 27 jaar zonder startkwalificatie die geen recht hebben op een WWB-uitkering en terug naar school worden geleid. Hiermee wordt armoedeval voorkomen op het moment dat de uitkeringsgerechtigde regulier werk aanvaardt.
Dit artikel regelt de inlichtingenplicht van de ouder. Als een ouder nalaat informatie te verstrekken kan er bijvoorbeeld sprake zijn van het schenden van de inlichtingenplicht als:
de situatie van ouder, diens partner en het kind is gewijzigd waardoor men niet meer tot de doelgroep behoort.
Als de inlichtingenplicht (sub a.) is geschonden en de ouder als gevolg hiervan ten onrechte of een teveel aan tegemoetkoming heeft ontvangen, kunnen burgemeester en wethouders de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming wijzigen of intrekken (artikel 7). Het te veel betaalde bedrag kan worden teruggevorderd (artikel 8). Hetzelfde geldt als anderszins blijkt dat de tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag is toegekend (sub b.).
Artikel 7 Wijziging en intrekking
Een tegemoetkoming moet als subsidie in de zin van artikel 4:21, eerste lid Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangemerkt worden. Beëindiging, wijziging of intrekking van een tegemoetkoming moet dan ook op grond van afdeling 4.2.6 van de Awb plaatsvinden, omdat het een subsidie betreft.
Uit de term ‘kan’ blijkt dat het een bevoegdheid van burgemeester en wethouders is. Burgemeester en wethouders kunnen daarom per individuele situatie op grond van de reden van ten onrechte verstrekte tegemoetkoming, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van een uitkeringsgerechtigde besluiten al dan niet tot wijziging of intrekking over te gaan. Als tot wijziging of intrekking wordt besloten, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid echter wel een zorgvuldig onderzoek en rapportage en ook een beschikking die specifiek gemotiveerd is.
Terugvordering van een tegemoetkoming is met toepassing van artikel 4:57 Awb (afdeling 4.2.7.) alleen mogelijk op grond van de zogenaamde onverschuldigde betaling conform artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek. Dit is een procedure voor de civiele rechter om een dwanginvorderingstitel voor de ten onrechte verstrekte tegemoetkoming te verkrijgen, nadat een belanghebbende, na aanmaning, in gebreke is gebleven de kosten terug te betalen. Om van een onverschuldigde betaling van de gemaakte kosten te kunnen spreken, moet daaraan echter altijd het hierboven gemelde besluit tot beëindiging, wijziging of intrekking vooraf zijn gegaan. De terugvordering is overigens betreft een kan-bepaling. Burgemeester en wethouders kunnen per geval op grond van de reden van ten onrechte verstrekte premie, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van een uitkeringsgerechtigde besluiten al dan niet tot terugvordering over te gaan. Als men tot terugvordering besluit, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid een zorgvuldig onderzoek en rapportage en ook een beschikking die specifiek gemotiveerd is.
Dit artikel opent de mogelijkheid om, in gevallen waarin toepassing van de regeling – gegeven het doel en strekking ervan – een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, (een onderdeel van) de regeling buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. De toepassing van deze mogelijkheid beperkt zich overigens wel tot het op het moment van het vaststellen van deze regeling niet voorziene gevallen en tot (eventuele) onbillijkheden van overwegende aard. De te treffen voorziening, waarin de regeling dus niet voorziet, moet wel binnen de doelstelling van de regeling passen. Ook moeten we de regeling hier vervolgens op aanpassen, omdat het immers een voorzienbaar geval is geworden.