Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2014 |
Citeertitel | Verordening Toeristenbelasting 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Belastingen |
Geen
Gemeentewet art. 224
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2014 | 31-03-2015 | Onbekend | 18-12-2013 Gemeenteblad 2014/015 | Raadsvoorstelnummer 171/2013 |
De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van december 2013;
burgemeester en wethouders van 19 november 2013; MO10, 13.0007708:
artikel 224 van de Gemeentewet;
vast te stellen de navolgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2014 (Verordening Toeristenbelasting 2014).
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;
Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam "toeristenbelasting" een directe belasting geheven.
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:
1 door degene, die als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;
2 van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 in het kader van de centrale opvang onder verantwoordelijkheid van de ZBO Centrale Opvang Asielzoekers.
Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht wordt in geval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten dan wel op vaste standplaatsen, welke geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende een kwartaal gesteld op 27.
Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing
In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag, de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.
De aanslag dient te worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, waarin het aanslagbiljet is gedagtekend.
Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot heffing en invordering van de toeristenbelasting.
Artikel 15 Overgangsbepaling, inwerkingtreding, ingang van heffing en citeertitel
De ‘Verordening op de heffing en de invordering van Toeristenbelasting 2013’ zoals deze is vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2012 en gepubliceerd onder nr. GB 2013-003, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid van artikel 16 genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
TOELICHTING OP DE VERORDENING TOERISTENBELASTING
Artikel 1 begripsomschrijvingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.
Met vakantieonderkomens (onderdeel a) wordt gedoeld op zomerhuisjes, recreatiebungalows en dergelijke. Ook bepaalde vaartuigen zijn onder dit begrip te rangschikken.
Bij niet-beroepsmatig verhuurde ruimten (onderdeel c) kan worden gedacht aan situaties waarin, niet in het kader van onderneming of beroep, met een zekere regelmaat of gedurende een langere periode kamers of een (eigen) woning worden verhuurd. Door de woorden "niet in hoofdzaak bestemd zijn" wordt aangegeven dat het verhuren van kamers of de woning niet gedurende het gehele jaar wordt beoogd maar alleen gedurende bijvoorbeeld het hoogseizoen. Bij vaste standplaatsen (onderdeel d) kan worden gedacht aan een terrein(gedeelte) dat door één of meerdere personen wordt gehuurd voor een jaar of een seizoen en waar men gedurende deze periode een stacaravan, tent, toercaravan etc. mag plaatsen. Dit terrein(gedeelte) staat deze persoon volledig ter beschikking voor het plaatsen van een door hem gewenst mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.
De woorden "bestemd voor" geven aan dat een incidenteel gebruik van dit terrein(gedeelte) niet van invloed is op het zijn van vaste standplaats.
Ingevolge artikel 224 van de Gemeentewet kan slechts toeristenbelasting geheven worden indien is voldaan aan de volgende eisen:
Het begrip "verblijf houden" is ruim. Het kan ieder soort verblijf houden betreffen, zoals het verblijven in een ontspanningscentrum, in een museum, op het strand, in een hotel, pension of op een kampeerterrein.
Om praktische redenen is het belastbare feit beperkt tot het "houden van verblijf met overnachten".
Voorts zijn de woorden "tegen betaling van een vergoeding" opgenomen ten einde te voorkomen dat bijvoorbeeld het logeren bij familie of bekenden ook belast zou worden. Het belasten van overnachtingen bij familie of kennissen zou tegen de geest van de wet ingaan. De woorden "in welke vorm dan ook" zijn opgenomen ten einde ook die gevallen in de belastingheffing te betrekken, waarin de vergoeding in natura wordt voldaan of een woningruil met gesloten beurzen wordt overeengekomen.
In de verordening is afgezien van het belastbaar stellen van overnachtingen door uitsluitend toeristen, aangezien het praktisch ondoenlijk is toeristen te scheiden van hen die uit andere overwegingen binnen de gemeente tegen vergoeding overnachten.
Het begrip "verblijf houden" veronderstelt een verblijf van enige duur.
De beperking dat de belasting alleen geheven kan worden indien verblijf wordt gehouden door personen die niet in de gemeentelijke basisregistratie personen zijn ingeschreven, maakt de toepassing van de toeristenbelasting in andere gevallen dan die waarin sprake is van het houden van nachtverblijf niet eenvoudig.
Het is namelijk praktisch nauwelijks uitvoerbaar om van bijvoorbeeld de bezoekers van een ontspanningscentrum, te verlangen dat zij in de gemeentelijke basisregistratie personen zijn ingeschreven.
De gemeente mag overigens met toeristenbelasting niet in de voetsporen treden van de "oude" vermakelijkhedenbelasting.
De belasting wordt geheven van een ieder die gelegenheid tot overnachting biedt en dit doet tegen de ontvangst van een vergoeding.
In het vervolg van de verordening wordt deze persoon steeds aangeduid als: "de belastingplichtige".
De belastingplichtige kan zowel een natuurlijk persoon als een lichaam zijn. Onder de laatstgenoemde categorie valt ook de gemeente zelf voor de door haar geëxploiteerde ondernemingen. Degene die tegen vergoeding gelegenheid tot overnachten biedt, doch die, omdat zijn eigen bedrijf geheel volgeboekt is, zijn gasten elders onderbrengt en hiervoor een vergoeding ontvangt, wordt eveneens als de belastingplichtige aangemerkt. Uit de tekst blijkt dat iemand die meerdere verblijfsaccommodaties beheert voor het totaal aantal overnachtingen belastingplichtig is.
Onder "hem ter beschikking staande ruimten of terreinen" vallen ook ruimten of terreinen bij derden waarover hij op afroep de beschikking kan krijgen. Ook deze staan hem ter beschikking.
Ingevolge artikel 224, tweede lid, van de Gemeentewet mag de belastingplichtige de belasting als zodanig doorberekenen aan zijn gasten en wel als een extra bedrag dat boven de normale verblijfskosten in rekening wordt gebracht.
Het derde lid bepaalt dat degene die verblijf houdt zelf belastingplichtig is, indien er geen belastingplichtige is aan te wijzen als bedoeld in artikel 3, derde lid. Primair is echter degene die gelegenheid biedt tot verblijf belastingplichtig.
De in het eerste lid, onderdeel a, vermelde vrijstelling is nagenoeg gelijk aan de vrijstelling in artikel 223 van de Gemeentewet bij de forensenbelasting.
De in het tweede lid opgenomen vrijstelling heeft tot doel verblijf in de gemeente van asielzoekers die niet zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisregistatie personen onbelast te laten.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Gezien de aard van de toeristenbelasting als verblijfsbelasting, ligt het voor de hand dat de te betalen toeristenbelasting zich richt naar de duur van het verblijf en het aantal personen dat verblijf houdt.
Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de heffingsgrondslag
Het is soms zeer moeilijk en arbeidsintensief het aantal overnachtingen exact vast te stellen. Bijvoorbeeld caravans op vaste standplaatsen, waarvan door een wisselend aantal personen regelmatig gebruik wordt gemaakt. Ter vermijding van dit soort moeilijkheden - een gemeentebelang - en om de administratie te ontlasten van degenen die anders dan in een hotel, pension of soortelijke inrichting - waarvan de aard meebrengt dat een behoorlijke administratie wordt bijgehouden - gelegenheid tot overnachten bieden, is in dit artikel een forfaitaire regeling
Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire heffingsgrondslag
In dit artikel wordt de belastingplichtige de mogelijkheid geboden om bij het doen van aangifte te opteren voor toepassing van de hoofdregel in plaats van de forfaitaire regeling, indien blijkt dat het werkelijke aantal overnachtingen lager is dan het forfaitair berekende aantal. Uit het woord "blijkt" kan worden afgeleid dat hier een zware vorm van bewijs kan worden verlangd, dit te meer omdat de gemeente achteraf niet meer kan nagaan hoeveel personen werkelijk verblijf hebben gehouden anders dan op grond van de gevoerde administratie. Daarom wordt in dit artikel duidelijk aangegeven dat moet blijken dat het aantal overnachtingen in werkelijkheid lager is dan het forfaitair berekende aantal overnachtingen.
De toeristenbelasting kan worden gezien als een algemene belasting waarvan de opbrengst ten goede komt aan de algemene middelen, uit welke middelen mede voorzieningen in het belang van het toerisme kunnen worden bekostigd. Voor de hoogte van de tarieven gelden geen beperkingen.
Per jaar wordt toeristenbelasting geheven.
Gekozen is voor een heffing bij wege van aanslag
Dit artikel regelt de betalingstermijn
Artikel 13 Aanmeldingsplicht/Registratieplicht
Teneinde tot registratie van de belastingplichtigen te komen - zulks mede ten dienste van de uitreiking van aangiftebiljetten en nachtverblijfregisters, alsmede het opleggen van voorlopige aanslagen - is in de verordening een bepaling opgenomen waarbij iedereen die belastingplichtig is of wordt, verplicht wordt hiervan aan de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen melding te doen. Hij behoeft dit slechts éénmaal te doen en wel voordat hij voor de eerste maal daadwerkelijk gelegenheid tot overnachten biedt. Ook degenen die onder de oude verordening reeds belastingplichtig waren op het moment van inwerkingtreding van deze toeristenbelastingverordening, zijn gehouden zich aan te melden. Dit vloeit voort uit de bewoordingen "voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening".
De belastingplichtigen zijn verplicht de verblijfhoudenden te registreren in het door de gemeente kosteloos beschikbaar gestelde nachtverblijfregister, tenzij de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze als bedoeld in artikel 6
Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
In de modelregeling zijn regels gesteld m.b.t.:
Het college van burgemeester en wethouders heeft in een regeling gemeentelijke belastingen
de formele bepalingen over de heffing en invordering vermeld.
Artikel 14 regelt dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk op basis van de oude verordening, ook al is die verordening ingetrokken.
Artikel 16 Inwerkingtreding en ingang van heffing
Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moet de gemeente het besluit tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Na de datum van bekendmaking treedt de verordening in werking. De publicatiedatum op het Gemeenteblad geeft aan op welke datum de uitgave feitelijk verkrijgbaar is. Als extra service wordt in het huis aan huisblad "de Brug" nog geattendeerd op de vaststelling, wijziging of intrekking van de verordening. De datum van ingang van de heffing is vastgelegd in het tweede lid.