De raad van de gemeente Ouder-Amstel,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 september
2013, nummer 2013/53,
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
s t e l t v a s t :
de “Verordening op de heffing en de
invordering van Hondenbelasting
2014”.
(Verordening Hondenbelasting 2014)
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam “hondenbelasting” wordt een directe belasting geheven
terzake van het houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
- a.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
- b.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook
een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder
is.
- c.
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt
aangemerkt als het houden van een hond door de in artikel 231,
tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde
gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van honden, die:
- a.
uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;
- b.
door de “Stichting sociale honden voor gehandicapten
Nederland”, de “Stichting Hulphond Nederland” of door
een vergelijkbare instelling als gehandicaptenhond of
als hulphond aan een gehandicapte ter beschikking zijn
gesteld;
- c.
in een hondenasiel verblijven als bedoeld in artikel 1,
onderdeel c, van het Honden- en Kattenbesluit 1999, welk
asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in
artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;
- d.
uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden
gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van het Honden- en Kattenbesluit
1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal
register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van dat
besluit;
- e.
jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met
de moederhond worden gehouden.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt
gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief
- a.
De belasting bedraagt per belastingjaar per hond €
68,88
- b.
In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de
belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn
geregistreerd bij de Raad van beheer op kyno logisch
gebied in Nederland, per kennel € 407,52.
- c.
Het tweede lid blijft buiten toepassing indien
belastingplichtige schriftelijk verzoekt de
verschuldigde belasting vast te stellen naar het
werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag
lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde
bedrag.
- d.
Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen
invordering plaats.
- e.
Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal
van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde
bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt
als één belastingbedrag.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Aangifte
- a.
De houder van een hond is verplicht binnen twee weken
na het ontstaan van de belastingplicht dit te melden aan de
heffingsambtenaar.
- b.
Als het aantal gehouden honden toeneemt dient de houder
dit binnen twee weken te melden aan de heffingsambtenaar.
- c.
Melding gebeurt schriftelijk, of digitaal via de
website van het Samenwerkingsver- band Amstelland, www.belastingenamstelland.nl
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- a.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het
belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- b.
Als de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt,
dan wel het aantal honden in de loop van het
belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk
de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal
honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van
de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat
jaar, na de aanvang van de belastingplicht,
respectievelijk de toename van het aantal honden, nog
volle kalendermaanden overblijven.
- c.
Als de belastingplicht in de loop van het jaar eindigt,
dan wel het aantal honden in de loop van het
belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op
ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor
dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na
het einde van de belastingplicht respectievelijk de
vermindering van het aantal honden, nog volle
kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de
Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald
in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn
vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en de tweede twee maanden later.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het
totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde
aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag
bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,- maar
minder is € 3.500,- en zolang de verschuldigde bedragen
door een automatische betalingsincasso van de
betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden
afgeschreven in dat geval moeten de aanslagen worden
betaald in negen opeenvolgende gelijke, met uitzondering
van kleine afrondingsverschillen, maandelijkse
termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de
dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende
termijnen telkens een maand later;
- 3.
In afwijking van het tweede lid worden bedragen die
buiten de marge (meer dan € 100,- maar minder dan €
3.500,-) van lid 2 vallen en die door een automatische
betalingsincasso van de betaalrekening van de
belastingschuldige kunnen worden afgeschreven in
dezelfde termijnen afgeschreven zoals in lid één;
- 4.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in
de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Kwijtschelding
- 1.
Bij de invordering van hondenbelasting wordt geen
kwijtschelding verleend voor de belasting die wordt
geheven voor het aantal honden dat boven het aantal van
één wordt gehouden.
- 2.
Bij de invordering van hondenbelasting wordt in
afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet
1990 het percentage voor de berekening van de kosten van
bestaan vastgesteld op 100 percent.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels
geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de
hondenbelasting.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De “Verordening hondenbelasting 2013” van 8 november
2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde
lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare
feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1
januari 2014, of zo dit later is, met ingang van de
eerste na die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari
2014.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening
Hondenbelasting 2014”.