Organisatie | Olst-Wijhe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financieel besluit Wmo Olst-Wijhe |
Citeertitel | Financieel besluit Wmo Olst-Wijhe |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Bijlage financieel besluit per 01-01-2021 |
Geen
Verordening voorzieningen Wmo Olst-Wijhe
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 10-12-2013 Huis aan Huis, 24-12-2013 | Collegevoorstel 13.028220 |
Het gemeentelijk Financieel besluit Wmo Olst-Wijhe is bedoeld om alle bedragen in op te nemen. Dit is van belang omdat bedragen tenminste één maal per jaar gewijzigd worden doordat zij trendmatig worden aangepast. Een Financieel besluit wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders. Opname in de verordening betekent dat de verordening jaarlijks vanwege trendmatige verhogingen door de Raad moet worden vastgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders legt alle bedragen voor te verstrekken individuele voorzieningen vast in het Financieel besluit Wmo Olst-Wijhe. Genoemde bedragen zijn onderhevig aan de indexatie conform het CBS prijsindexcijfer "Alle huishoudens", peilmaand oktober. Daarnaast zijn genoemde bedragen onderhevig aan verandering van bedragen naar aanleiding van een aanbestedingstraject.
Artikel 3: Systemathiek eigen bijdrage en eigen aandeel.
De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel per gezinssituatie zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Het college berekent de totaalkosten van de voorziening en de kosten per periode. De hoogte van de kosten van de voorziening hangt af of de voorziening nieuw aan te schaffen is, of dat er sprake is van een depotmiddel waarbij een restwaarde wordt gehanteerd. Daarnaast spelen ook de kosten voor de servicedienstverlening mee in de hoogte van de totale kosten. Deze worden gerelateerd aan het aantal maximaal te betalen perioden per voorzieningencategorie. Een overzicht hiervan is beschreven in
Vanaf datum besluit tot toekenning van een voorziening geldt de aanvang van de eigen bijdrage / eigen aandeel regeling. De looptijd van de eigen bijdrage / eigen aandeel per categorie is beschreven in bijlage 1. Indien tijdens de looptijd binnen een bepaalde categorie het type voorziening zich wijzigt (door bijvoorbeeld een technisch economische reden) dan dient het college een nieuw besluit te nemen. De looptijd wijzigt zich dan niet, wel de eventuele hoogte van de eigen bijdrage. Indien na de looptijd het recht op de voorziening nog steeds bestaat, wordt er geen eigen bijdrage meer in rekening gebracht.
Indien tijdens de looptijd een nieuw besluit wordt genomen in verband met een gewijzigde indicatie, waardoor een voorziening uit een andere categorie wordt toegekend, dan start de looptijd opnieuw en wordt de hoogte van de eigen bijdrage tevens opnieuw berekend.
Indien het periodebedrag lager uitkomt (doordat de kosten van de voorziening betrekkelijk laag zijn) dan de minimale eigen bijdrage per gezinssituatie, zoals beschreven in artikel 3 lid 1, dan worden de kosten van de voorziening gedeeld door het van toepassing zijnde bedrag (dit betreft de minimale eigen bijdrage per gezinssituatie).
Voor huishoudelijke hulp geldt dat de eigen bijdrage dient te worden betaald over de gehele looptijd van de indicatie. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het type huishoudelijke hulp en de daarmee gepaarde uurprijzen.
Artikel 4: Systematiek persoonsgebonden budget / financiële tegemoetkoming
De bedragen voor een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor een voorziening, worden bepaald als tegenwaarde van de voorziening die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de voorziening in natura zou zijn verstrekt. Was dat niet een nieuwe voorziening geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd. Hiervoor wordt de methodiek gehanteerd zoals beschreven in bijlage 1. Het college kan bij het bepalen van de hoogte van het bedrag zich baseren op gemaakte prijsafspraken met onder contract staande leveranciers.
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Een persoonsgebonden budget wordt behoudens huishoudelijke hulp in eigendom verstrekt. Uitbetaling geschiedt na controle van de factuur en betalingsbewijs. Indien de hoogte van het bedrag op het betalingsbewijs lager uitvalt dan het toegekende persoonsgebonden budget, dan wordt dit lagere bedrag uitbetaald.
De duur van het persoonsgebonden budget / financiële tegemoetkoming is gekoppeld aan de gemiddelde levensduur van de voorziening per categorie. Een overzicht hiervan is beschreven in
De kosten voor het eventuele onderhoud en verzekering worden bepaald op grond van de kosten die anders in natura zouden zijn gemaakt.
Verstrekking van een budget als bedoeld in het eerste en zesde lid vindt niet plaats indien:
Tot maximaal vijf jaar na uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijkeverzorging, moet de budgethouder rekening houden met controle door het college naar debesteding van het persoonsgebonden budget en moet de budgethouder hiervoor van belangzijnde stukken beschikbaar houden.
Het persoonsgebonden budget voor een eenmalige voorziening wordt door debudgethouder na aanschaf van of besteding aan de voorziening aan het college verantwoord.
Voor zover het een persoonsgebonden budget voor een periodieke voorziening betreft, controleert het college steekproefsgewijs. Tenminste 10% van de PGB-uitgaven wordtjaarlijks gecontroleerd.
Na de in het vierde en vijfde lid genoemde controle wordt door het college
beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen.
Bij verstrekking van het persoonsgebonden budget is de budgethouder verplicht in iedergeval de volgende stukken op verzoek te verstrekken:
Bij overige individuele voorzieningen
De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor het aanschaffen ofverwijderen van een woonvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoalsvermeld in de door het college geaccepteerde offerte.
Als de particuliere aanvrager tevens de woningeigenaar is, dan kan de aanvrager worden verplichttwee offertes in te dienen.
Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van detegenwaarde van de aanschafprijs van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodigverhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, op te vragen bij de hulpmiddelenleverancier.
Het verstrekken van de financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving betreft alleen de periode dat de woonruimte van de aanvrager ten gevolge van het verrichten van een woningaanpassing niet bewoond kan worden en daardoor voor dubbele woonlasten komt te staan. De tegemoetkoming wordt alleen verleend als de aanvrager redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving bedraagt dewerkelijke kosten gedurende maximaal zes maanden waarbij de eerste twee maanden niet inaanmerking komen voor een tegemoetkoming. Voorwaarde voor het verstrekken van detegemoetkoming is dat de woning voor meer dan €4744,72,- moet zijn aangepast.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatievan woonvoorzieningen bedraagt de werkelijke kosten waarbij de frequentie van onderhoud enkeuring aan leverancier en gemeente wordt voorbehouden.
Bij verkoop van een woning binnen 5 jaar dient het bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.
Het afschrijvingsschema luidt als volgt:
Indien het recht op het persoonsgebonden budget bij wijziging van de situatie komt te vervallen (bijvoorbeeld overlijden, verhuizen of op eigen verzoek) dient de cliënt of eventuele nabestaande(n) het college hiervan op de hoogte te stellen.
Indien de situatie zoals beschreven in het voorgaande lid zich wijzigt dient de cliënt of eventuele nabestaande(n) een deel van het budget terug te betalen aan de hand van de afschrijvingsmethodiek zoals beschreven in bijlage 1.
De cliënt of eventuele nabestaande(n) kan / kunnen ook het college verzoeken de voorziening om niet in natura aan het college terug te geven zonder verrekening van eventuele extra opties of accessoires. Hierbij draagt de cliënt of eventuele nabestaande(n) de voorziening in eigendom over aan het college. Het college behoudt zich het recht om wel of niet in te gaan op een dergelijk verzoek. Het college verricht naar aanleiding van een dergelijk verzoek een inspectie van het hulpmiddel. De inspectie kan ook worden verricht door het college aangewezen derde partij. Het ophalen van de voorziening wordt op kosten van het college uitgevoerd indien het college ingaat op het verzoek tot overname..
Artikel 5: Eigen bijdrage en eigen aandeel
Een eigen bijdrage wordt gevraagd bij de inzet van Huishoudelijke hulp, vervoersvoorzieningen en woonvoorzieningen van niet bouwkundige aard.
Een eigen aandeel wordt gevraagd bij de inzet van woonvoorzieningen van bouwkundige aard.
Omvang van de eigen bijdrage is gelijk aan de maximaal verschuldigde eigen bijdrage op grond van artikel 4.1 lid 1 en artikel 4.5 van het Besluit maatschappelijk ondersteuning dat door de Minister is vastgesteld.
De eigen bijdrage voor Huishoudelijke hulp wordt zowel voor een verstrekking in natura als voor verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vastgesteld conform artikel 2.
Geen eigen bijdrage, als bedoeld in artikel 2, is verschuldigd over de forfaitaire financiële tegemoetkomingen voor:
Artikel 6: Bedragen Huishoudelijke hulp
De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor de Huishoudelijke hulp vanaf 1 januari 2014 zijn:
Ad a: Huishoudelijke hulp verzorgd door een particulier.
Ad b: Huishoudelijke hulp verzorgd door een Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP’er), voorheen de Alfahulp. Het bedrag is gemaximeerd. Dit om marktwerking te stimuleren;
Ad c: hulp bij het huishouden, door een persoon die daarvoor is opgeleid, werkzaam voor een instelling met HKZ keurmerk. De cliënt in kwestie heeft overzicht en regie over het voeren van het huishouden.Het bedrag is gemaximeerd. Dit om marktwerking te stimuleren
Ad d: Als hierboven. De cliënt in kwestie heeft geen overzicht en regie over het voeren van het huishouden. Het bedrag is gemaximeerd. Dit om marktwerking te stimuleren;
Artikel 7: Bedragen Vervoersvoorzieningen
Forfaitaire financiële tegemoetkomingen
De forfaitaire financiële tegemoetkomingen voor een vervoersvoorziening zijn:
autokostenvergoeding € 1159,22 per jaar;
taxikostenvergoeding € 1159,22 per jaar;
rolstoeltaxikostenvergoeding € 1737,56 per jaar.
De bedragen voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) zijn:
Voor gebruik van het CVV geldt een kilometergrens van 1500 kilometer op jaarbasis. Indien er gebruik wordt gemaakt van een scootmobiel of fietsvoorziening, al dan niet door het college verstrekt, kan het college gemotiveerd afwijken van de kilometergrens.
Bij overschrijding van de genoemde grenzen kan het college besluiten tot terugvordering van gelden bij de pashouder.
Artikel 8: Bedragen woonvoorzieningen
De forfaitaire financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal € 2354,07,-. De vergoeding is geldig tot 18 maanden na dagtekening beschikking.
Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 6500,-
Het bedrag staat voor de duur van 5 jaar. Indien er extra kosten moeten worden gemaakt met betrekking tot dezelfde woning binnen deze periode worden deze kosten bij de initiële kosten opgeteld. Dit om te voorkomen dat bij elke nieuwe aanvraag opnieuw de grens van € 6500,- kan worden gehanteerd.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van zes maanden.
De volgende kostenposten bij het aanpassen van een woning komen in aanmerking:
Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in Standaard voorwaarden (SR) 1997 van de Bond van Nederlandse Architecten. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.
Dit besluit kan worden aangehaald als: Financieel besluit Wmo Olst-Wijhe 2014.
Het Financieel besluit treedt in werking op 1 januari 2014 met gelijktijdige intrekking vanhet Financieel besluit Wmo Olst-Wijhe 2013, vastgesteld op 1 juli 2013.
Voor Wmo-pashouders die voor 1 juli 2013 een pas in hun bezit hadden of hebben aangevraagdgeldt de kilometergrens van 1500 kilometer (artikel 7 lid 3) met ingang van 1 januari 2014.
Maximaal aantal perioden / looptijd
Het maximaal aantal perioden / looptijd wordt bepaald in perioden. Een periode staat voor 4 weken.
Een jaar is opgedeeld in 13 perioden.
Categorie technische levensduur 99 perioden
Categorieën technische levensduur 91 perioden
Categorieën technische levensduur 65 perioden
De beschreven percentages betreft de restwaarde van de voorziening
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 3: Systemathiek eigen bijdrage en eigen aandeel.
Artikel 4: Systematiek persoonsgebonden budget / financiële tegemoetkoming
Artikel 5: Eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 6: Bedragen Huishoudelijke hulp
Artikel 7: Bedragen Vervoersvoorzieningen
Artikel 8: Bedragen woonvoorzieningen