Organisatie | Landsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Drank- en horecaverordening gemeente Landsmeer 2014 |
Citeertitel | Drank- en horecaverordening gemeente Landsmeer 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | Nieuwe regeling | 17-12-2013 Kompas Regiokrant, 31-12-2013 | 2013-05 |
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
paracommerciële inrichting: een inrichting waarin weliswaar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt, maar dit doet als nevenactiviteit. De hoofdactiviteit ligt op een ander vlak, zoals activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.
§ 2 BEPALINGEN VOOR INRICHTINGEN WAARIN HET HORECABEDRIJF WORDT UITGEOEFEND
Artikel 2 Voorschriften aan vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen
De burgemeester kan aan een vergunning voor een horecabedrijf voorschriften
verbinden. Deze voorschriften kunnen alleen worden gesteld:
§ 3 BEPALINGEN VOOR PARACOMMERCIËLE INRICHTINGEN
Artikel 4 Schenktijden paracommerciële inrichtingen
§ 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vervallen voor paracommerciële inrichtingen:
In bijzondere gevallen kan de burgemeester van het bepaalde in deze verordening afwijken, indien strikte toepassing van het bepaalde voor een of meer belanghebbenden onevenredig zou zijn in verhouding tot de met deze verordening te dienen doelen en met de belangen ter waarborging waarvan deze verordening is opgesteld.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 17 december 2013.
De voorzitter,
De griffier,
Toelichting Drank- en horecaverordening gemeente Landsmeer
Artikel 4 lid 1 van de Drank- en horecawet verplicht de gemeente om voor 1 januari 2014 een verordening op te stellen ter voorkoming van oneerlijke mededinging (concurrentie) tussen paracommerciële inrichtingen (sportverenigingen, dorpshuizen, kerkgenootschappen etc.) en de horecabedrijven.
De Drank- en horecawet staat concurrentie wel toe, mits deze maar niet ‘oneerlijk’ is. Oneerlijke concurrentie ontstaat doordat verenigingen en stichtingen geen winst-oogmerk hebben, een ‘milder’ belastingregime hebben, werken met vrijwilligers, geen afdracht van sociale lasten hebben en soms (verkapte) subsidie ontvangen. Door deze voordelen kunnen zij de marktwerking in de horeca verstoren en het voorzieningenniveau in de gemeente aantasten. De Verordening schept duidelijkheid in het speelveld van de paracommerciële inrichtingen, waardoor er bij naleving van de regels geen sprake is van oneerlijke concurrentie.
De Verordening moet in ieder geval bepalingen bevatten over de schenktijden van alcoholische dranken voor de paracommerciële inrichtingen. Daarnaast moet de Verordening duidelijkheid scheppen over bijeenkomsten van persoonlijke aard in een paracommerciële inrichting.
Met de inhoud van deze verordening wordt zoveel invulling gegeven aan één van de doelstellingen in de Nota Gezondheidsbeleid gemeente Landsmeer 2013-2016. Hierin is opgenomen dat de gemeente als doel stelt om overmatig alcoholgebruik van jonge volwassenen in de leeftijdscategorie van 16 t/m 24 jaar te voorkomen en te bestrijden. Overmatig alcoholgebruik kan niet alleen leiden tot 60 verschillende aandoeningen, maar kan ook leiden tot risico’s voor omgeving en samenleving. Hierbij moet gedacht worden aan verkeersincidenten, spoedeisende opnames in het ziekenhuis, risicovol seksueel gedrag en agressie.
Bij de totstandkoming van de Verordening is rekening gehouden met deregulering in het kader van verminderde regeldruk. Alleen strikt noodzakelijke regels zijn opgenomen, ter naleving van de Drank- en horecawet en ter voorkoming van oneerlijke concurrentie.
In één van de horecaoverleggen is besloten dat voor de horeca regels worden gegroepeerd. Dit heeft er toe geleid dat er een aparte verordening is opgesteld en de regels bijvoorbeeld niet in de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) zijn opgenomen. De APV richt zich immers tot iedereen in de gemeente, terwijl de regels omtrent horeca alleen van toepassing zijn op de Drank- en horecavergunning-houders.
Dit artikel biedt geen noodzakelijke toelichting.
In dit artikel wordt verwezen naar artikel 20 van de Drank- en horecawet. In artikel 20 is vanaf 1 januari 2014 een verbod opgenomen tot schenken van zowel zwak-alcoholische als sterke drank aan jongeren die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Zwakalcoholische drank bevat een alcoholpercentage van minder dan 15%. Sterke drank bevat een alcoholpercentage van minimaal 15%.
Dit artikel bevat een toelatingsbeperking voor jongeren tot het horecabedrijf. Uit onderzoek blijkt dat als jongeren met minder alcohol op de horeca betreden, ze aan het eind van de uitgaansnacht ook minder gedronken hebben (Clapp, e.a., 2009).
Echter, door het fenomeen ‘indrinken/voordrinken’ acht de gemeente het noodzakelijk om de bescherming van de volksgezondheid en de openbare orde te reguleren. Jongeren zullen door deze bepaling genoodzaakt zijn om zich eerder binnen een horecabedrijf te begeven. Dit betekent dat zij minder tijd hebben om vooraf te gaan drinken en zich minder snel zullen overgeven tot verstoring van de openbare orde.
De gemeente stimuleert de eigen verantwoordelijkheid van de horeca op het gebied van toelating tot het horecabedrijf. Het horecabedrijf dient zelf zorg te dragen tot een effectieve controle vanaf 23.00u bij de deur. Voor een horecabedrijf waar veel jongeren komen, betekent dit dat zij mogelijk portiers moeten inzetten tijdens drukke bezoekavonden. Volgens de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus kan een dergelijke selectie alleen geschieden door portiers. Indien een horecabedrijf weinig jonge bezoekers trekt, zou het horecabedrijf voor een informelere aanpak kunnen kiezen.
Met artikel 3 wordt invulling gegeven aan de doelstelling met betrekking tot jongeren en alcohol uit de Nota Gezondheidsbeleid 2013-2016.
Vanaf paragraaf 3 van de Verordening wordt gesproken over paracommerciële inrichtingen. Van paracommercie is sprake als, onder ongelijke voorwaarden, de gewone horecabedrijven ongewenste concurrentie van bepaalde instellingen ondervinden. De ongelijke voorwaarden kunnen onder meer bestaan uit:
In de praktijk betekent dit dat een vereniging, stichting of kerkelijke instelling vaak een paracommerciële instelling is.
Dit artikel richt zich tot de paracommerciële inrichtingen. In deze bepaling is opgenomen op welke tijden de paracommerciële inrichtingen alcohol mogen nuttigen. Uitgangspunt bij deze bepaling is dat de gemeente concurrentie tussen paracommerciële inrichtingen en de horecabedrijven wil voorkomen. Dit is conform de strekking van de Drank- en horecawet. De gemeente kiest er voor om het schenken van alcohol te koppelen aan de hoofdactiviteit van de paracommerciële inrichting. Dit betekent dat een vereniging alcohol mag schenken vanaf één uur voor de eerste wedstrijd in het weekend, tot anderhalf uur na de laatste wedstrijd (sub a). Dit is echter alleen toegestaan in de opgenomen tijden (sub b). Dus alcohol schenken in het weekend is niet toegestaan vóór 12:00 uur en niet later dan 00:00 uur. Indien de laatste wedstrijd is geëindigd om 16:00 uur, dan heeft dit tot gevolg dat tot 17:30 uur alcoholische drank mag worden verstrekt. Er is gekozen voor het laten schenken tot anderhalf uur na een wedstrijd in verband met het douchen na een wedstrijd. De spelers kunnen dan in ieder geval nog een uur naborrelen.
De gemeente stimuleert de sportverenigingen om tijdens jeugdwedstrijden helemaal géén alcohol te schenken. De verenigingen zijn echter vrij om zelf te bepalen hoe zij om willen gaan met het alcoholbeleid binnen de vereniging, mits binnen de kaders van deze Verordening en de Drank- en horecawet.
In de paracommerciële inrichtingen worden regelmatig activiteiten gehouden die mogelijk niet in de statuten zijn opgenomen, zoals kaarten of darten. Het is niet het doel van de Verordening om deze activiteiten en de gezelligheid bij een vereniging weg te halen. In de leden 2 en 3 is een opsomming gemaakt van activiteiten en feesten die regelmatig voorkomen in een paracommerciële inrichting en waarbij het wenselijk zou zijn om alcohol te schenken. De paracommerciële inrichtingen hebben de mogelijkheid om hier gebruik van te maken.
Voor de feesten opgenomen in lid 3 geldt dat 30 dagen voor de daadwerkelijke datum een meldingsformulier wordt ingediend bij de burgemeester. Zonder melding wordt een feest gegeven in strijd met de Verordening en riskeert de paracommerciële inrichting dat de gemeente handhavend optreedt. In lid 4 is opgenomen dat de burgemeester de activiteit naar aanleiding van de melding kan verbieden als daar op grond van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid aanleiding toe bestaat.
Vanuit het oogpunt van oneerlijke concurrentie tussen paracommerciële en commerciële horeca is de gemeente gelet op de strekking van de Drank- en horecawet gehouden om een duidelijk onderscheid te maken. Het is niet per definitie dat een feest van persoonlijke aard in een paracommerciele inrichting leidt tot oneerlijke concurrentie. Om te spreken van oneerlijke concurrentie moet afgewogen worden of er sprake is van (commerciële) zaalverhuur, of dat er voldoende verband bestaat met de bestemming en de hoofdactiviteit.
Een bijeenkomst van persoonlijke aard of gehouden door derden waarbij geen alcohol wordt geschonken, valt niet onder de reikwijdte van deze Drank- en horecaverordening. Een voorbeeld hiervan is een kinderfeestje.
In lid 2 wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen een bijeenkomst gehouden door iemand die wel en die niet betrokken is bij de paracommerciële inrichting. Feesten gehouden door iemand die niet bij de paracommerciële inrichting is betrokken, behoort niet toe aan de paracommercie. Als een bijeenkomst van derden wordt gehouden, is er sprake van zaalverhuur. Dit is een commerciële activiteit dat meestal niet in het bestemmingsplan van een paracommerciële inrichting past. Daarom wordt er een algeheel verbod op bijeenkomsten van derden opgelegd.
In lid 3 is bepaald dat een paracommerciële inrichting minimaal 30 dagen voorafgaand aan het feest een ontheffing dient aan te vragen bij de burgemeester. De ontheffing wordt verstrekt indien is voldaan aan de opgenomen voorwaarden. Het in behandeling nemen van de aanvraag vergt tijd en de aanvrager heeft geen garantie dat een ontheffing wordt verstrekt. Tevens staat er bezwaar en beroep open tegen een ontheffing. Voor de paracommercie is het daarom verstandig om een ontheffingsaanvraag zo ruim mogelijk van te voren aan te vragen.
Eén van de toetsingsvoorwaarden is dat het feest moet passen binnen de bestemming van de paracommerciële inrichting. Dit betekent dat het gebruik moet passen binnen het bestemmingsplan.
Een sportkantine zal de bestemming sport hebben. Binnen de bestemming sport past een feest van persoonlijke aard niet. De sportclubs vervullen de behoefte om te bewegen/sporten binnen de gemeente. Zij mogen wel feesten geven voor leden, omdat er voldoende verbondenheid bestaat met hun hoofdactiviteit. Voor dergelijke feesten is geen sprake van een feest van persoonlijke aard, en is geen ontheffing nodig.
Paracommerciële inrichtingen met een maatschappelijke bestemming vervullen een andere functie dan sportclubs. De maatschappelijke instellingen zijn meer gericht op de sociale cohesie. Een dorpshuis heeft bijvoorbeeld een maatschappelijke bestemming. Een dorpshuis vervult meer een centrale rol binnen de gemeenschap. De gemeente stelt dat binnen de maatschappelijke bestemming een feest van persoonlijke aard toegestaan kan zijn, maar wel met beperkingen ten opzichte van de commerciële horeca.
Bij een ontheffingsaanvraag zal getoetst worden of het feest ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de paracommerciële instelling. In de Verordening is vastgesteld dat acht keer een feest van persoonlijke aard binnen de maatschappelijke functie past en daarmee binnen het bestemmingsplan.
Een voorbeeld van een paracommerciële inrichting met een maatschappelijke bestemming zijn de dorpshuizen in Den Ilp en Purmerland. De gemeente vindt dat dorpshuizen een bijzondere sociale, maatschappelijke functie bekleden in de gemeente. Er wordt steeds meer toegewerkt naar het realiseren van Kulturhusen, waarbij voorzieningen en functies onder één dak worden gebracht en waar verschillende groeperingen zijn/haar weg weten richting dezelfde voorziening.
Een dorpshuis zal geen kroegfunctie vervullen, maar gelet op de leefbaarheid van het dorp vindt de gemeente het wenselijk om een dorpshuis enigszins de ruimte te geven om, indien zij dit willen, enkele feesten van persoonlijke aard te organiseren. Bij de dorpshuizen past het houden van bijzondere verjaardagen of jubilea (het bereiken van de 50-jarige leeftijd of een koperen huwelijk e.d.).
Paragraaf 4 biedt de burgemeester de mogelijkheid om extra voorschriften op te leggen aan een Drank- en horecavergunning van een slijterij.
Deze bepaling bevat de mogelijkheid voor de burgemeester om extra voorschriften te verbinden aan de vergunning van slijterijen. Deze bepaling is ter bescherming van de volksgezondheid. Er kunnen bijvoorbeeld eisen gesteld worden ten aanzien van reclame buiten de inrichting (verbod van losse reclameborden, of andere staande reclameuitingen buiten de inrichting als die slijterij ligt binnen een straal van 200 meter van een school met veel leerlingen onder de 18 jaar). De bepaling kan ook gebruikt worden in het belang van de openbare orde. Bijvoorbeeld ter bevordering van de naleving van artikel 20 van de Drank- en horecawet: eisen dat effectieve leeftijdscontrole wordt toegepast.
Paragraaf 5 biedt de burgemeester een mogelijkheid om een tijdelijk alcoholverbod op te leggen in de gemeente. Met deze bepaling kan de burgemeester op voorhand ingrijpen in de verkoop van alcohol, indien problemen rond de openbare orde en veiligheid dreigen te ontstaan in de gemeente.
Dit artikel biedt de mogelijkheid om voor een bepaalde duur een tijdelijk verstrekkingsverbod op te leggen. De burgemeester bepaalt de duur van het verbod en het evenement, indien daar op grond van de openbare orde en veiligheid reden toe bestaat. Dit verbod kan bijvoorbeeld worden opgelegd als uit onderzoek is gebleken dat de alcoholverstrekking in de ochtend en middag op Koningsdag er toe leidt dat te veel mensen in de avond dronken zijn en de openbare orde verstoren tijdens de avondfestiviteiten. De alcoholverstrekking kan dan van 6.00u tot 16.00u worden opgelegd in de gemeente Landsmeer.
Paragraaf 6 bevat de overgangsregeling, een vangnetbepaling en de slotbepalingen.
In dit artikel zijn overgangsbepalingen opgenomen om te voorkomen dat oude voorschriften, meestal verbonden aan de vergunning, niet in strijd komen met deze Verordening.
Het kan voorkomen dat strikte toepassing van een artikel zoveel onverwachte neveneffecten heeft, dat je daar meer kwaad dan goed mee doet. In die zeer bijzondere gevallen kan de burgemeester besluiten om in dat specifieke geval het artikel niet op te volgen. Hierbij is de burgemeester wel gehouden aan de grenzen die door de wet worden bepaald.
Een voorbeeld is een situatie dat de commerciële horeca niet bereid zijn om een feest van persoonlijke aard toe te staan op de gewenste datum. De kantine van de vereniging X is wel beschikbaar en geschikt voor de verwachte capaciteit. De burgemeester kan besluiten toestemming te verlenen voor dat ene feestje, omdat het niet de bedoeling van de wet is dat men buiten de gemeente moet zoeken naar een geschikte locatie.
De wet verplicht iedere gemeente om per 1 januari 2014 een verordening te hebben. Op 1 januari 2015 heeft iedere gemeente derhalve al een jaar ervaring met de nieuwe wet en de Verordening. Er wordt geëvalueerd of de nieuwe regelgeving ook tot het gewenste effect leidt. De evaluatie vindt in januari 2015 plaats. Voor de opvolgende jaren geldt wederom de maand januari als evaluatiemoment.
De burgemeester kan naar aanleiding van signalementen, ervaringen of klachten besluiten om eerder over te gaan tot evaluatie van de verordening.