Organisatie | Rhenen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013) |
Citeertitel | Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-10-2013 | 01-04-2013 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 02-07-2013 Rhenense Betuwse Courant 23-10-2013 | verord. 694 |
01-01-2015 | intrekking | 16-12-2014 Gemeenteblad 81328 | Verord 694 |
De raad van de gemeente Rhenen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 mei 2013;
gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, artikel 8, eerste lid, onder i van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 35 eerste lid onder b van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ( IOAZ);
vast te stellen de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltekijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013).
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wetten of de artikel 30 onder c van de Wet Suwi voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw één van de verplichtingen bedoeld in artikel 9 WWB en artikel 37 IOAW en IOAZ schendt. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 8 tweede lid van deze verordening;
De duur van de maatregel kan door het college voor ten hoogste vier maanden worden opgelegd wanneer belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan drie of meer verwijtbare gedragingen in een periode van 24 maanden. Deze periode vangt aan op de dag van bekendmaking van het besluit waarbij een maatregel is opgelegd naar aanleiding van de eerste verwijtbare gedraging. Wanneer de laatste verwijtbare gedraging onder artikel 14 valt wordt de hoogte van maatregel verviervoudigd met een maximum van 4 maanden uitkeringsnorm.
Het college heroverweegt de in artikel 4 lid 2 van deze verordening bedoelde verlaging, of de verlaging die (na een eerdere heroverweging) voor een periode langer dan drie maanden is voortgezet, binnen een termijn van ten hoogste drie maanden na de datum van het besluit tot verlaging of voortzetting van de verlaging.
Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:
Artikel 10 Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan twee of meer verwijtbare gedragingen welke tegelijkertijd worden geconstateerd en die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, lid 1 van deze verordening, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.
Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van de verplichtingen
Gedragingen van de belanghebbende inhoudende het niet of niet voldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 9 WWB en artikel 37 IOAW en IOAZ, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdig beëindigen van het traject.
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdig beëindigen van het traject.
Artikel 12 De hoogte van de maatregel
Onverminderd artikel 2 lid 2 van deze verordening wordt de maatregel vastgesteld op:
het geven van een schriftelijke waarschuwing bij gedragingen van de eerste categorie. Wanneer binnen een periode vanéén jaar te rekenen vanaf de datum waarop een schriftelijke waarschuwing is gegeven, wederom niet tijdig de inschrijving als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf is verlengd, wordt een maatregel opgelegd van
5 % van de uitkering gedurende een maand, onverminderd artikel 2, lid 2 van deze verordening.
Hoofdstuk 3 Overige gedragingen
Artikel 13 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag als er sprake is van onverantwoord interen van het vermogen
Indien aan de belanghebbende bijzondere bijstand is verleend voor het vrijwillige eigen risico in de zorgverzekering, wordt een maatregel opgelegd ter hoogte van 100% over de daarvoor verleende bijzondere bijstand wegens het tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Artikel 14 Maatregel bij verlies van een passende en toereikende voorliggende voorziening door toepassing van bestuurlijke boete
Indien belanghebbende(n) geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht, wordt een maatregel opgelegd van 100% gedurende de eerste drie maanden gerekend vanaf de ingangsdatum van de uitkering;
Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de WWB, artikel 20 tweede lid IOAW en artikel 20 eerste lid IOAZ wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd. Deze gedragingen worden onderscheiden in de volgende categorieën.
Artikel 18 Intrekking oude regeling
De Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ 2010, vastgesteld d.d. 21 september 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 19 genoemde datum van inwerkingtreding.