Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende nieuwe regels met betrekking tot de grondslagen voor het behoud van monumenten |
Citeertitel | Monumentenlandsverordening |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 13 september 1989, gepubliceerd in P.B. 1989, no. 55, en in werking getreden op 28 april 2000, met terugwerkende kracht tot en met 1 maart 2000.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
onbekend
Monumentenbesluit
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | Art. 12 | 17-04-2015 AB 2015, no. 09 | Onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | Geconsolideerde tekst (GT) | 03-03-2014 AB 2013, GT no. 336 | Onbekend |
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt verstaan onder:
monumenten: roerende en onroerende zaken, welke voor ten minste vijftig jaar vervaardigd zijn en die van algemeen belang worden geacht wegens hun schoonheid, hun kunstwaarde, hun betekenis voor de wetenschap, de geschiedenis van het land of hun volkskundige waarde, met inbegrip van archeologisch erfgoed;
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt voor Sint Maarten een monumentenbesluit vastgesteld, waarin voorzieningen worden getroffen tot het behoud van monumenten en stads- en dorpsgezichten.
Het monumentenbesluit regelt in ieder geval:
de wijze waarop de aanwijzing tot beschermd monument of beschermd stads- en dorpsgezichten ter kennis wordt gebracht aan degenen, die bekend zijn als eigenaar en beperkt gerechtigde daarvan en eveneens aan de bewaarder der openbare registers bedoeld in titel 1, afdeling 2, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek ingeval het een onroerende zaak betreft.
De bewaarder van de openbare registers, bedoeld in titel 1, afdeling 2, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, geeft van wijziging in de kadastrale tenaamstelling of kadastrale aanduiding van een beschermd onroerend monument binnen 14 dagen kennis aan de bewaarder van het betreffende register voor beschermde monumenten.
Het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing op monumenten vanaf het tijdstip, waarop de eigenaren en zakelijk gerechtigden daarvan in kennis zijn gesteld van een voornemen tot aanwijzing tot beschermd monument.
Deze toepassing eindigt, zodra vaststaat, dat deze monumenten niet worden ingeschreven in het bij of krachtens het monumentenbesluit vastgestelde register, dan wel vanaf het tijdstip waarop een schriftelijk verzoek tot aanwijzing van een monument als beschermd monument door de minister is ontvangen. De ontvangst van dit verzoek wordt onverwijld schriftelijk ter kennis gebracht van de eigenaren en zakelijk gerechtigden daarvan.
Onverminderd het bepaalde in het vorige artikel zijn de eigenaren, beperkt gerechtigden of degenen, die ingevolge het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud en herstel gehouden zijn, verplicht de werkzaamheden tot onderhoud en herstel van het beschermde monument naar goed beheer te verrichten of te doen verrichten.
Indien de betrokken natuurlijke of rechtspersoon in verzuim is tijdig zelf de in het eerste lid van dit artikel bedoelde werkzaamheden te verrichten, kan de minister die werkzaamheden voor rekening van betrokkenen doen verrichten. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, kan de minister daartoe pas overgaan indien binnen een termijn van drie maanden volgend op een aan betrokkenen gedane aanmaning zodanige werkzaamheden niet worden aangevangen of niet regelmatig vanaf het aanvangen daarvan worden uitgevoerd.
De minister kan bepalen, dat een rechthebbende op een terrein moet dulden dat hierin graafwerk als bedoeld in het eerste lid wordt verricht. Voor zover een rechthebbende hierdoor schade lijdt, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de minister hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Van vondsten bij opgravingen en graafwerk zijnde roerende monumenten, althans voorwerpen waarvan de vinder redelijkerwijze moet vermoeden dat zij als zodanig dienen te worden beschouwd, zal hetzij door de vinder hetzij door de uitvoerder der graafwerkzaamheden of diens plaatsvervanger binnen drie dagen kennis worden gegeven aan de minister.
Indien een beschermd monument eigendom is van een kerkgenootschap of van een godsdienstige gemeenschap en uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst neemt de minister geen beslissing op grond van de artikelen 5, 7 of 8 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en zover het betreft een beslissing waarbij de wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in het geding zijn.
De minister kan, zo nodig met behulp van de sterke arm, doen beletten, dat wordt gehandeld in strijd met een verbod of een voorwaarde als bedoeld in de artikelen 5 en 7. Hij kan op kosten van de overtreder ongedaan maken, hetgeen in strijd hiermede is verricht, en het beschermde monument voor zover nodig in zijn vroegere toestand doen terugbrengen. Spoedeisende gevallen uitgezonderd geschiedt dit niet dan nadat de overtreder door of namens de minister schriftelijk is gewaarschuwd.
De gerechtigden tot een beschermd monument zijn verplicht de uitvoering van de werken te gedogen, welke de minister daaraan of daarin nodig of wenselijk acht of waartoe de minister ingevolge artikel 6, tweede lid, of het eerste lid van dit artikel opdracht heeft gegeven. De uitvoering van de werken wordt zo nodig mogelijk gemaakt met behulp van de sterke arm.
De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:
alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. Kerken en andere gebouwen, bestemd voor godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, betreden zij niet gedurende een godsdienstoefening of een bezinningssamenkomst.
Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.
De vorenbedoelde personen zijn bevoegd zich van bepaalde door hen aan te wijzen personen te doen vergezellen. In dit geval wordt hiervan in het proces-verbaal melding gemaakt.