Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eindhoven

Reglement Participatiecommissie Welzijn Wonen en Zorg (2013)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEindhoven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement Participatiecommissie Welzijn Wonen en Zorg (2013)
CiteertitelReglement Participatiecommissie Welzijn Wonen en Zorg (2013)
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, art 11

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-12-201301-01-2015Nieuwe regeling

18-12-2013

Gemeenteblad 2013, nr. 130

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement Participatiecommissie Welzijn Wonen en Zorg (2013)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat in de vergadering van 17 december 2013, gelet op hetgeen gesteld is in artikel 11 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, heeft besloten het reglement Participatiecommissie Welzijn wonen en Zorg vast te stellen. Deze luidt als volgt:

Artikel 1 Doelstelling

De Participatiecommissie Welzijn, Wonen en Zorg heeft als doel om mensen met een beperking (fysiek, psychisch, psychosociaal, geestelijk) op gestructureerde wijze te betrekken in de beleidsvorming, -uitvoering en evaluatie van het gemeentelijk beleid in relatie tot mensen met een beperking (fysiek, psychisch, psychosociaal, geestelijk)om zo bij te dragen aan de totstandkoming of verbetering van dit beleid.

Artikel 2 Taken

  • 1.

    De Participatiecommissie heeft tot taak gevraagd en ongevraagd advies te geven aan het college over informatie vanuit de gemeente, over nieuwe ontwikkelingen, nieuwe regelingen dan wel voornemens daartoe, evaluatie van bestaand beleid en de uitvoering daarvan, in relatie tot mensen met een beperking (fysiek, psychisch, psychosociaal, geestelijk).

  • 2.

    De Participatiecommissie vervult haar adviesfunctie met inachtneming van haar doelstelling en het bepaalde in dit reglement.

Artikel 3 Samenstelling en benoeming

  • 1.

    De onderstaande belangenorganisaties nemen deel aan de Participatiecommissie:

    • -

      Het Platform Gehandicaptenbeleid Eindhoven (PGE);

    • -

      Stichting Overleg van Ouderenorganisaties (OVO)

    • -

      KansPlus Sien

    • -

      Overleg van Allochtonen en Autochtonen (OVAA);

    • -

      Regionale Cliënten Organisatie (RCO)

    • -

      Cliëntenraad Combinatie Jeugdzorg

  • 2.

    Op voordracht van de Participatiecommissie is het college bevoegd te besluiten het aantal deelnemende belangenorganisaties zoals genoemd in lid 1 uit te breiden.

  • 3.

    Per deelnemende belangenorganisatie, zoals opgesomd in lid 1, nemen twee leden deel.

  • 4.

    De leden voldoen het bepaalde in artikel 10 van de Gemeentewet met uitzondering van het in lid 1 van dit artikel bepaalde dat het lid ingezetene moet zijn van de gemeente. Hierbij geldt, in verband met de binding met de stad en haar inwoners, dat 75% van de leden ingezetene moet zijn van de gemeente.

  • 5.

    Indien de belangenorganisatie langer dan 6 maanden niet vertegenwoordigd is in de Participatiecommissie vervalt haar deelname aan de Participatiecommissie.

  • 6.

    Het lidmaatschap van de Participatiecommissie is niet verenigbaar met het lidmaatschap van: - de gemeenteraad of,

    • -

      een andere door het gemeentebestuur van Eindhoven ingestelde bestuurscommissie of,

    • -

      hetgeen bepaald is in artikel 13 Gemeentewet.

  • 7.

    In het kader van belangenverstrengeling geldt voor de leden van de Participatiecommissie dat zij nevenfuncties en beroepsmatige betrokkenheid bij aanbestedingen/subsidieverstrekking moeten melden bij de voorzitter en/of beleidsondersteuner. Ook kan het lidmaatschap niet worden aangewend voor persoonlijke belangen.

  • 8.

    De belangenorganisatie draagt zelf personen voor ter vertegenwoordiging in de Participatiecommissie. Deze kandidaat krijgt een gesprek met de voorzitter en de beleidsondersteuner om na te gaan of de kandidaat geschikt is en beseft wat van hem/haar verwacht wordt, waarna zij een advies uitbrengen aan de gemeente.

  • 9.

    Indien de belangenorganisaties genoemd in het eerste lid uit hun eigen gelederen geen geschikte kandidaat beschikbaar hebben, mogen zij een andere kandidaat voordragen. Deze kandidaat zal dan opereren onder het mandaat van de betreffende belangenorganisatie.

  • 10.

    De portefeuillehouder Wmo is gerechtigd om de kandidaat schriftelijk mede te delen dat hij is benoemd tot lid van de Participatiecommissie. De benoemde deelt binnen 14 dagen aan de portefeuillehouder mee, of hij de benoeming aanvaardt. Niet reageren, betekent daarbij niet accepteren van de benoeming. Van de aanvaarding stelt de gemeente de Participatiecommissie in kennis.

  • 11.

    De Participatiecommissie kent een vaste voorzitter die door de leden van de Participatiecommissie wordt aangewezen en onafhankelijk wordt geacht. De voorzitter wordt benoemd door B&W voor een periode van 4 jaar die maximaal 1 keer verlengd kan worden (tot maximaal 8 jaar).

  • 12.

    Indien de voorzitter bedoeld in lid 8 niet naar behoren functioneert, naar oordeel van het college dan wordt tussentijds het ontslag van de voorzitter verleend. Ook kan indien de relatie met de Participatiecommissie is verstoord, wordt met meerderheid van stemmen door de commissieleden tussentijds het ontslag van de voorzitter worden gevraagd aan het college.

  • 13.

    De Participatiecommissie kent een ambtelijk secretaris. De secretaris wordt aangewezen door de gemeente.

  • 14.

    De Participatiecommissie kent een onafhankelijk beleidsondersteuner. De beleidsondersteuner wordt aangewezen door de leden en de voorzitter.

  • 15.

    De Participatiecommissie kent een agendacommissie bestaande uit voorzitter, beleidsondersteuner en secretaris.

Artikel 4 Lidmaatschap

  • 1.

    De leden worden benoemd voor de periode van 4 jaar.

  • 2.

    Na het verstrijken van de eerste periode kan er een verlenging van maximaal 4 jaar plaatsvinden.

  • 3.

    De in artikel 3 lid 3 genoemde belangenorganisaties dragen tijdig (minimaal 3 maanden voor afloop de termijn van het huidige lid) nieuwe kandidaten aan op de vrije plaats(en) op te vullen.

  • 4.

    Een lid kan te allen tijde ontslag vragen aan de portefeuillehouder Wmo. Het lid, aan wie op zijn verzoek tussentijds ontslag wordt verleend, blijft lid van de Participatiecommissie, totdat het nieuwe lid de benoeming heeft aanvaard, maar maximaal voor een periode van drie maanden.

  • 5.

    Het college kan, de Participatiecommissie gehoord, te allen tijde zelf met onmiddellijke ingang aan een lid ongevraagd ontslag verlenen in situaties zoals bedoeld in artikel 49 van de Gemeentewet.

  • 6.

    Voor de benoeming van een lid in een opengevallen plaats is de in artikel 3 vastgestelde procedure van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Einde lidmaatschap
    • 1.

      Het lidmaatschap van de Participatiecommissie eindigt door:

    • a.

      Het verstrijken van de maximale termijn van 4 jaar (of na verlenging, na maximaal 8)

    • b.

      overlijden;

    • c.

      tussentijds ontslag, als bedoeld in artikel 4, lid 4 en lid 5;

    • d.

      het aanvaarden van een onverenigbare functie, als genoemd in artikel 3, lid 5;

    • e.

      het niet langer voldoen aan de in artikel 3, lid 2, genoemde benoembaarheid eisen.

    • 2.

      Als een lid in de omstandigheid komt, dat hij niet langer voldoet aan de benoembaarheid eisen, of een met het lidmaatschap onverenigbare functie heeft aanvaard, moet hij onmiddellijk de portefeuillehouder Wmo en de Participatiecommissie hierover schriftelijk informeren.

Artikel 6 Werkwijze
  •  

    Tweemaal per jaar, in januari en september, wordt een lijst van onderwerpen in de fase van beleidsvorming, -uitvoering en evaluatie van het gemeentelijk beleid in relatie tot mensen met een beperking (fysiek, psychisch, psychosociaal, geestelijk), vanuit de gemeente aan de Participatiecommissie voorgelegd.

    De Participatiecommissie kan ook zelf onderwerpen aandragen waarover ze wil adviseren.

    Op basis van de in artikel 6 lid 1 en 2 aangedragen onderwerpen bepaalt de Participatiecommissie de agenda voor het betreffende adviesjaar.

    De Participatiecommissie bepaalt in de vergadering op welke van de ingebrachte onderwerpen zij een advies zal (laten) uitbrengen.

Artikel 7 Vergaderingen
    • 1.

      De Participatiecommissie vergadert tienkeer per jaar of zo dikwijls als de voorzitter dit, ter nakoming van het bepaalde in dit reglement, nodig acht, of als daarom door tenminste drie van de in artikel 3 lid 1 genoemde belangenorganisaties schriftelijk en met opgave van redenen aan de voorzitter is gevraagd.

    • 2.

      Als het houden van een vergadering door het vereiste aantal leden is gevraagd, wordt deze binnen drie weken gehouden.

    • 3.

      De voorzitter bepaalt de dag, plaats en het tijdstip van de vergadering.

    • 4.

      De secretaris roept namens de agendacommissie de leden schriftelijk op tot de vergadering onder vermelding van de te behandelen onderwerpen. De uitnodiging, agenda en overige vergaderstukken worden uiterlijk 14 dagen voor de dag, waarop de vergadering zal worden gehouden, toegezonden.

    • 5.

      De vergaderingen van de Participatiecommissie zijn openbaar. De Participatiecommissie kan besluiten dat over een of meerdere onderwerpen in beslotenheid zal worden beraadslaagd en/of besloten.

    • 6.

      De vergadering wordt niet gehouden als daarvoor niet tenminste de helft van het aantal zittinghebbende leden plus een is opgekomen.

    • 7.

      De agendacommissie bestaande uit de voorzitter, beleidsondersteuner en secretaris stellen de agenda van de vergadering op.

    • 8.

      Op verzoek van de voorzitter wordt de vergadering bijgewoond door een of meerdere ambtenaren betrokken bij de beleidsvorming, -uitvoering en evaluatie van het gemeentelijk beleid in relatie tot mensen met een beperking (fysiek, psychisch, psychosociaal, geestelijk).

Artikel 8 Advisering
    • 1.

      Als het niet mogelijk is om binnen de door het college gegeven termijn een advies uit te brengen, dan wordt dit voor de afloop van die termijn schriftelijk aan het college medegedeeld met opgave van redenen voor deze vertraging. De mededeling moet de termijn bevatten, waarbinnen het advies alsnog kan worden verwacht.

    • 2.

      Voor het uitbrengen van een advies door de Participatiecommissie is de instemming met het uit te brengen advies nodig van de meerderheid van de op de vergadering aanwezige leden.

    • 3.

      Per deelnemende belangenorganisatie wordt bij stemming één stem uitgebracht.

    • 4.

      Als over een adviesvoorstel door geen van de aanwezige leden stemming wordt verlangd, wordt het adviesvoorstel geacht te zijn aangenomen.

    • 5.

      Als de stemmen staken is het adviesvoorstel niet aangenomen.

    • 6.

      De Participatiecommissie kan ook een incidentele werkgroep samenstellen, bestaande uit haar leden, die gemandateerd wordt om een advies uit te brengen. Tevens kan digitaal om een reactie van de leden op stukken worden verzocht.

    • 7.

      Het advies van de Participatiecommissie wordt schriftelijk en ondertekend door de voorzitter, voorgelegd aan het college met eventuele vermelding van een minderheidsstandpunt.

Artikel 9 Verslaglegging
    • 1.

      Van elke vergadering wordt onder verantwoordelijkheid van de secretaris een verslag opgemaakt.

    • 2.

      In het verslag wordt in ieder geval melding gemaakt van de uitgebrachte adviezen en de minderheidsstandpunten.

    • 3.

      Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering van de Participatiecommissie vastgesteld.

    • 4.

      Een exemplaar van het vastgesteld verslag wordt toegezonden aan de portefeuillehouder Wmo, de commissieleden en de betrokken sectorhoofden van de gemeente.

Artikel 10 Bevoegdheden college
    • 1.

      Het college kan met redenen omkleed de commissie verzoeken om een uitgebracht advies in heroverweging te nemen en aan de hand daarvan een nader advies uit te brengen.

    • 2.

      Als het college voornemens is om af te wijken van een advies van de Participatiecommissie, brengen zij dit met redenen omkleed ter kennis van de Participatiecommissie.

Artikel 11 Jaarverslag en evaluatie
  • e

    • 1.

      De Participatiecommissie overlegt jaarlijks een verslag van de vergaderdata, onderwerpen en uitgebrachte adviezen aan het college.

    • 2.

      Een besluit tot intrekking van dit reglement en/of opheffing van de Participatiecommissie, geschiedt door het college, gehoord de Participatiecommissie.

Artikel 12 Informatie en faciliteiten
    • 1.

      Door of vanwege het college wordt ervoor gezorgd dat van gemeentewege aan de Participatiecommissie de nodige informatie wordt verstrekt ten behoeve van het vervullen van haar taak.

    • 2.

      Het college stelt vergaderruimte en ambtelijke ondersteuning ter beschikking.

    • 3.

      De leden komen in aanmerking voor een vergoeding zoals bedoeld in de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden (2006).

    • 4.

      De Raad van de gemeente Eindhoven stelt jaarlijks een budget vast ten behoeve van de ondersteuning van de Participatiecommissie.

Artikel 13 Slotbepaling
  • In alle gevallen waarin het bepaalde in dit reglement niet voorziet beslist het college, na overleg met de Participatiecommissie.

    Artikel 14 Inwerkingtreding

    Dit reglement treedt in werking de dag na bekendmaking.

     

     

    Bijlage: Ter informatie ivm artikelen 3 en 4 van het reglement PC-WWZ:

    Artikel 10 Gemeentewet

    • 1.

      Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

    • 2.

      Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:

      • a.

        zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en

      • b.

        zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.

    • 3.

      Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.

    Artikel 13 Gemeentewet

    • 1.

      Een lid van de raad is niet tevens:

      • a.

        minister;

      • b.

        staatssecretaris;

      • c.

        lid van de Raad van State;

      • d.

        lid van de Algemene Rekenkamer;

      • e.

        Nationale ombudsman;

      • f.

        substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

      • g.

        commissaris van de Koning;

      • h.

        gedeputeerde;

      • i.

        secretaris van de provincie;

      • j.

        griffier van de provincie;

      • k.

        burgemeester;

      • l.

        wethouder;

      • m.

        lid van de rekenkamer;

      • n.

        lid van een deelraad;

      • o.

        lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

      • p.

        ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

      • a.

        aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

      • b.

        aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

    • 3.

      In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een lid van de raad tevens zijn:

      • a.

        ambtenaar van de burgerlijke stand;

      • b.

        vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

      • c.

        ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

    Artikel 49

    Indien een uitspraak van de raad inhoudende de opzegging van zijn vertrouwen in een wethouder er niet toe leidt dat de betrokken wethouder zijn ontslag indient, kan de raad besluiten tot ontslag. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

     

    Eindhoven, 17 december 2013.

    Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

    , burgemeester.

    , secretaris.

     

    Uitgegeven, 19 december 2013

    Mij bekend,

    de gemeentesecretaris van Eindhoven,