Organisatie | De Ronde Venen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reintegratieverordening 2004 |
Citeertitel | Reintegratieverordening 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is bij besluit van 3 januari 2011 van de raad van De Ronde Venen geldend verklaard voor het gehele grondgebied van de gemeente.
Wet werk en bijstand, art. 8
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2004 | 01-04-2011 | Nieuwe regeling | 23-09-2004 De Ronde Vener, 13-10-2004 | 0122/04 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
degene die bijstand ontvangt: degene die algemene bijstand ontvangt op grond van de wet. Met degene die bijstand ontvangt wordt gelijkgesteld degene die een uitkering ontvangt op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);
Artikel 2 Opdracht aan het college
Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor leden van de doelgroep, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een reïntegratie-instrument, of voor het bereiken van het doel van een traject of een reïntegratie-instrument, voor zover de budgetten toereikend zijn.
Artikel 3 Doel van de ondersteuning
Het college kan aan een lid van de doelgroep ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.
Het college kan voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van reïntegratie-instrumenten een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de reïntegratie-instrumenten of andere vormen van begeleiding.
Hoofdstuk 4 Subsidies voor de werkgever
Artikel 10 Doel van de subsidies voor de werkgever
Het college kan een subsidie verstrekken voor de loonkosten van bepaalde werknemers als de werknemer reguliere arbeid heeft aanvaard.
Artikel 12 Samenloop van subsidies
Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt.
Artikel 13 Definitieve vaststelling
Het recht op die subsidie wordt telkens na afloop van de periode vastgesteld.
Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.
Artikel 2 Opdracht aan het college
De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat het liefst zou zien. Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van reïntegratie-instrumenten, maar het college heeft daarbij te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.
Artikel 4 Vorm van de ondersteuning
Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere reïntegratie-instrumenten. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties. Reïntegratie-instrumenten worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Bovendien worden de instrumenten alleen ingezet als aan de hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die instrumenten het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Reïntegratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn (maximaal 1 jaar). Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken.
Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van reïntegratie-instrumenten zijn. Ook in dat geval geldt dat het instrument beschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij het college, dat immers ook verantwoordelijk is voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden worden met de wensen van de belanghebbende. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk. Bovendien wordt, voordat tot het traject wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de belanghebbende, waarna het trajectplan door beide partijen ondertekend wordt.
In de meeste gevallen zal voordat tot de inzet van reïntegratie-instrumenten wordt besloten een advies worden gevraagd van een bedrijf dat gespecialiseerd is in diagnoses. Niet uitgesloten is dat het onderzoek zelf wordt verricht. Eventueel kan na een zelf verricht onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen, te denken valt hierbij aan een belastbaarheidsonderzoek. Ook is denkbaar dat uit het eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of de inzet van reïntegratie-instrumenten niet nodig is.
Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten op de belanghebbende worden verhaald, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt. Om die mogelijkheid open te houden is het wenselijk dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.
Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Deze rechten zijn meestal elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Vrijwilligerswerk met behoud van uitkering kan een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden. Het kan worden ingezet als uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is, of als dat pas op middellange of lange termijn mogelijk is. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijnen te noemen voor dit arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dat altijd vooraf exact vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt maakt dat de het arbeidsperspectief wijzigt.
Niet alleen het arbeidsperspectief is bepalend voor de inzet van een reïntegratie-instrument. Steeds geldt dat het nodig moet zijn, dat de kortste weg naar werk gevolg wordt en dat het geïndiceerd is.
Uit de definitie van vrijwilligerswerk in artikel 1 onder d. volgt bovendien dat het moet gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten. Er is van afgezien om een maximale duur vast te stellen, om ervoor te zorgen dat het instrument ingezet kan worden voor degenen voor wie uitstroom naar betaald werk niet mogelijk is, en voor wie het vrijwilligerswerk zelfstandige maatschappelijke participatie als doel heeft. Als vrijwilligerswerk een onderdeel van een traject naar betaald werk is, wordt de duur beperkt doordat een traject van beperkte duur is.
De leerwerkstage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De leerwerkstage is bedoeld voor leden van de doelgroep die op korte, middellange of lange termijn perspectief op betaald werk hebben.
Voor de leerwerkstage geldt net als voor vrijwilligerswerk dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het instrument. Anders dan bij vrijwilligerswerk geldt hier wel een duurbeperking. De reden daarvan is dat de leerwerkstage niet kan worden ingezet met als (voorlopig) einddoel zelfstandige maatschappelijke participatie, zodat een duurbeperking hier geen ongewenste beperkingen aan de inzet ervan geeft.
Bij de proefplaatsing is het doel niet zozeer het leren van vaardigheden, maar vooral het wennen aan aspecten die samenhangen met betaald werk. Net als de leerwerkstage kan het instrument worden ingezet voor leden van de doelgroep met een perspectief op betaald werk op korte, middellange of lange termijn. Voor de proefplaatsing geldt net als voor vrijwilligerswerk dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het instrument. De proefplaatsing duurt maximaal zes maanden.
Artikel 10 Doel van de subsidies voor de werkgever
Doel van subsidiering van arbeidsplaatsen is om extra werkgelegenheid te bevorderen voor speciale groepen van werklozen. De reden hiervoor kan zijn dat deze werklozen door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt minder productief zijn, of dat werkgevers door een gebrek aan werkervaring huiverig zijn om iemand in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn. Door deze subsidiering worden die financiële risico's gecompenseerd, en komen er voor de gemeente extra instrumenten beschikbaar voor het uitvoeren van haar reïntegratiedoelstellingen.
Vanwege het lokale karakter van het gemeentelijk werkgelegenheidsbeleid, is subsidie alleen mogelijk voor arbeidsplaatsen binnen de gemeentegrenzen. Omdat arbeid niet in alle gevallen op één locatie wordt verricht, is gekozen voor de formulering dat de werkzaamheden doorgaans binnen de gemeente moeten worden verricht. De werknemer moet overigens ook in de gemeente De Ronde Venen wonen. Dat volgt uit de definitie van de doelgroep in artikel 1 van deze verordening, omdat alleen ondersteuning wordt gegeven aan degenen aan wie de gemeente De Ronde Venen ondersteuning moet bieden.
Artikel 12 Samenloop van subsidies
Ongewenste samenloop van subsidies moet worden voorkomen. Voor een deel is daarin al voorzien doordat alleen voor kosten (en voor zover die er zijn) subsidie kan worden verleend. Toch is nog eens uitdrukkelijk opgenomen dat een loonkostensubsidie alleen mogelijk is voor die loonkosten, of voor dat deel van die loonkosten, waar niet al een andere subsidie voor wordt ontvangen.
Als is vastgesteld dat aan de voorwaarden van subsidiering is voldaan, kunnen periodiek voorschotten worden verstrekt ter hoogte van € 500,00 per maand van het uiteindelijk toe te kennen subsidiebedrag. Bij de definitieve vaststelling van de subsidie vindt verrekening van de verstrekte voorschotten plaats. Het verschil van € 1.000,00 dat resteert wordt uitbetaald als het positief is. Als verrekening niet mogelijk is, worden te veel verstrekte voorschotten teruggevorderd.
Artikel 15 Bevoegdheid college
In deze verordening zijn de belangrijkste voorwaarden voor subsidieverlening opgenomen. Desondanks kan het wenselijk zijn dat bepaalde voorwaarden worden aangevuld of aangescherpt, bijvoorbeeld als blijkt dat bestaande regels oneigenlijke subsidiering of concurrentievervalsing mogelijk maken. De aan het college gegeven mogelijkheid om een subsidieplafond vast te stellen is om ongewenste overschrijding van de beschikbare middelen te voorkomen. Dat is nodig omdat vooraf niet bepaald kan worden hoe effectief het beleid om de werkgelegenheid voor de doelgroepen te vergroten zal zijn, en wat de uitgaven zullen zijn die daar het gevolg van zijn.
Artikel 19 Bevoegdheid college
Dit artikel maakt het mogelijk om middels een algemene richtlijn die door het college is vastgesteld premies te geven aan bijvoorbeeld mensen die bijstand ontvangen en die arbeid in loondienst aanvaarden die leidt of zal leiden tot volledige arbeidsinschakeling.
Verwezen wordt naar de nota reïntegratiebeleid 2004.
Artikel 20 Citeerwijze en inwerkingtreding
De verordeningen die de bestaande loonkostensubsidies en premies regelen worden ingetrokken.