Organisatie | Gemert-Bakel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening IOAW en IOAZ |
Citeertitel | Maatregelenverordening IOAW en IOAZ |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de regeling Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2013.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 21-11-2013 | Onbekend |
De raad van de gemeente Gemert-Bakel;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 oktober 2013;
gelet op artikel 147, eerste lid, en artikel 108, tweede lid, Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b, c en d, en artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b, c en d, en artikel 20, eerste lid IOAZ;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven,hebben dezelfde betekenis als in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijkarbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In deze verordening wordt verstaan onder:
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozewerknemers;
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezenzelfstandigen;
De IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;
Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;
Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto
grondslag, bedoeld inartikel 5, vierde of zesde lid, IOAW, en de netto
grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid,IOAZ;
Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;
Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;
Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;
College: het college van burgemeester en wethouders;
Hoogwaardige handhaving: het stelsel van preventieve en repressieve maatregelen gericht op het voorkomen, ontmoedigen en bestrijden van oneigenlijk gebruik of misbruik van uitkeringen van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling tezamen met het beleid over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkering;
Fraude: het ten onrechte geheel of gedeeltelijk ontvangen van uitkering door het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen aan het college;
Misbruik: het ontvangen van uitkering in strijd met de wettelijke voorschriften, waarbij het ten onrechte ontvangen aan de belanghebbende te wijten is;
Oneigenlijk gebruik: het ontvangen van uitkering conform de regels, maar in strijd met of tegen de bedoeling van die regels.
Artikel 1.2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13, tweede en vierde lid, IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting - anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a en c, IOAW/IOAZ- schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.
Artikel 1.4 Hoogte en duur van de maatregel
De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien debelanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 1.7, tweede lid.
Artikel 1.5 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:
Artikel 1.8 Ingangsdatum en tijdvak
Indien een besluit tot het opleggen van een maatregel niet kan worden uitgevoerd omdatde uitkering is beëindigd of ingetrokken, wordt het besluit alsnog uitgevoerd indien debelanghebbende binnen 12 maanden na de dagtekening van de beschikking, waarin het besluit tot beëindiging of intrekking van de uitkering bekend is gemaakt, wederom een beroep doet op uitkering.
Artikel 1.9 Samenloop van gedragingen
Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerderein de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 1.4, eerste lid, niet verantwoord is.
Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 2.1 Indeling in categorieën
Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a en c, IOAW/IOAZ, en artikel 38 IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden
onderscheiden in de volgende categorieën:
het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen zoals bedoeld inartikel 37, eerste lid, onderdeel e, IOAW/IOAZ niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder zoals bedoeld in artikel 38, eerste lid, IOAW/IOAZ.
Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.
Artikel 3.2 Niet verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid
Onverminderd artikel 1.4, eerste lid, legt het college voor onbepaalde duur een maatregelop indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW/IOAZ en hij door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt, of weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.
Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 4.1 Zeer ernstige misdragingen
Onverminderd artikel 1.4, eerste lid, legt het college een maatregel op van honderd procent van de uitkeringsnorm, indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ.
Hoofdstuk 5 Regels bestrijding misbruik
Het college stelt ter nadere uitvoering van het eerste lid een beleidsplan vast, waarinaandacht wordt besteed aan hoogwaardige handhaving. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van uitkering zijn verbonden, en over de consequenties van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast beschrijft het college in het beleidsplan ten minste de wijze van controle bij de aanvraag, de handelwijze bij inconsistenties in de aanvraag, en het gebruik van signaal- en risicosturing bij de beoordeling van de aanvraag.
Artikel 6.2 - Inwerkingtreding
Met ingang van 1-1-2014 wordt de “Afstemmingsverordening Wwb, IOAW, IOAZ, Bbz”vastgesteld bij raadsbesluit van 12 maart 2013 ingetrokken. [Red: De regeling luidt Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2013 en is op voorstel van het college van 12 maart 2013 bij besluit van 4 april 2013 vastgesteld]