Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemert-Bakel

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGemert-Bakel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening IOAW en IOAZ
CiteertitelMaatregelenverordening IOAW en IOAZ
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de regeling Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2013.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, art. 35, lid 1
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 35, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-2015nieuwe regeling

21-11-2013

Gemeenteblad, 2013, 33

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ

De raad van de gemeente Gemert-Bakel;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 oktober 2013;

 

gelet op artikel 147, eerste lid, en artikel 108, tweede lid, Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b, c en d, en artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b, c en d, en artikel 20, eerste lid IOAZ;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende:

 

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven,hebben dezelfde betekenis als in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijkarbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozewerknemers;

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezenzelfstandigen;

    De IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

    Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

    Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto

    grondslag, bedoeld inartikel 5, vierde of zesde lid, IOAW, en de netto

    grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid,IOAZ;

    Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

    Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

    Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

    College: het college van burgemeester en wethouders;

    Hoogwaardige handhaving: het stelsel van preventieve en repressieve maatregelen gericht op het voorkomen, ontmoedigen en bestrijden van oneigenlijk gebruik of misbruik van uitkeringen van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling tezamen met het beleid over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkering;

    Fraude: het ten onrechte geheel of gedeeltelijk ontvangen van uitkering door het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen aan het college;

    Misbruik: het ontvangen van uitkering in strijd met de wettelijke voorschriften, waarbij het ten onrechte ontvangen aan de belanghebbende te wijten is;

    Oneigenlijk gebruik: het ontvangen van uitkering conform de regels, maar in strijd met of tegen de bedoeling van die regels.

Artikel 1.2 Het opleggen van een maatregel

Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13, tweede en vierde lid, IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting - anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a en c, IOAW/IOAZ- schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

Artikel 1.3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 1.4 Hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin debelanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2.

    Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel eenmaand.

  • 3.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien debelanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 1.7, tweede lid.

Artikel 1.5 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:

  • a.

    de reden van de maatregel,

  • b.

    de duur van de maatregel,

  • c.

    het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd,

  • d.

    het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd,

  • e.

    eventuele dringende redenen die ertoe nopen om af te zien van het opleggen van een maatregel en,

  • f.

    indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 1.6 Horen van belanghebbende

  • 1.

    1.Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet; of

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan.

     

Artikel 1.7 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden.

     

  • 2.

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringenderedenen aanwezig acht.

  • 3.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringenderedenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 1.8 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgendop de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2.

    Bij een aanvraag om uitkering wordt de maatregel met ingang van de ingangsdatum vande uitkering opgelegd.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht wordenopgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

  • 4.

    Indien een besluit tot het opleggen van een maatregel niet kan worden uitgevoerd omdatde uitkering is beëindigd of ingetrokken, wordt het besluit alsnog uitgevoerd indien debelanghebbende binnen 12 maanden na de dagtekening van de beschikking, waarin het besluit tot beëindiging of intrekking van de uitkering bekend is gemaakt, wederom een beroep doet op uitkering.

Artikel 1.9 Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in deIOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerderein de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 1.4, eerste lid, niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 2.1 Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a en c, IOAW/IOAZ, en artikel 38 IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden

onderscheiden in de volgende categorieën:

1. Eerste categorie:

  • a.

    het niet naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloondemaatschappelijk nuttige activiteiten als tegenprestatie in de zin van artikel 37, eerste lid,onderdeel f, IOAW/IOAZ;

  • b.

    het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen zoals bedoeld inartikel 37, eerste lid, onderdeel e, IOAW/IOAZ niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder zoals bedoeld in artikel 38, eerste lid, IOAW/IOAZ.

2. Tweede categorie:

  • a.

    het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om in verband met dearbeidsinschakeling op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

  • b.

    het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden totarbeidsinschakeling;

  • c.

    gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

  • d.

    het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangebodenvoorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering.

Artikel 2.2 De hoogte en duur van de maatregel

Onverminderd artikel 1.4, eerste lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

  • a.

    vijftig procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b.

    honderd procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de tweede categorie.

Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

Artikel 3.1 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.4, eerste lid, legt het college, met in achtneming van artikel 20,vierde lid IOAW/IOAZ, voor onbepaalde duur een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

    • a.

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt inde zin van artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel

    • b.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren netto inkomen.

  • 3.

    Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door hem tebepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Artikel 3.2 Niet verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.4, eerste lid, legt het college voor onbepaalde duur een maatregelop indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW/IOAZ en hij door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt, of weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel is gelijk aan het gestelde in artikel 2.2 onderdeel b.

  • 3.

    Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door hem tebepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 4.1 Zeer ernstige misdragingen

Onverminderd artikel 1.4, eerste lid, legt het college een maatregel op van honderd procent van de uitkeringsnorm, indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ.

Hoofdstuk 5 Regels bestrijding misbruik

Artikel 5.1 Handhavingsbeleid

  • 1.

    Het college zorgt voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de IOAW en deIOAZ, waaronder de bestrijding van fraude en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de IOAW en de IOAZ.

  • 2.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van het eerste lid een beleidsplan vast, waarinaandacht wordt besteed aan hoogwaardige handhaving. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van uitkering zijn verbonden, en over de consequenties van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast beschrijft het college in het beleidsplan ten minste de wijze van controle bij de aanvraag, de handelwijze bij inconsistenties in de aanvraag, en het gebruik van signaal- en risicosturing bij de beoordeling van de aanvraag.

  • 3.

    Het college voert onderzoeken en bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevensworden gecontroleerd. Op grond hiervan kan de uitkering na verificatie aan veranderde omstandigheden worden aangepast.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 - Hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening indien strikte toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 6.2 - Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1-1-2014

  • 2.

    Met ingang van 1-1-2014 wordt de “Afstemmingsverordening Wwb, IOAW, IOAZ, Bbz”vastgesteld bij raadsbesluit van 12 maart 2013 ingetrokken. [Red: De regeling luidt Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2013 en is op voorstel van het college van 12 maart 2013 bij besluit van 4 april 2013 vastgesteld]

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Gemert-Bakel d.d. 21 november 2013,

de raad voornoemd,

de griffier,de voorzitter,

P.G.J.M. van BoxtelDrs. J. van Zomeren