Organisatie | Gemert-Bakel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening WWB |
Citeertitel | Maatregelenverordening WWB |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | WWB |
De datum ondertekening wijkt af van brondocument. Vaststelling van de regeling heeft plaatsgevonden in de raadsvergadering van 21 november 2013.
De regeling heeft terugwerkende kracht
De regeling vervangt de regeleing Maatregelenverordening Wwb, Ioaw, Ioaz, Bbz
Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 21-11-2013 | Onbekend |
Artikel 1. Begripsomschrijving
In deze verordening wordt verstaan onder:
de wet: de Wet werk en bijstand (Stb. 2003, 375);
Bbz: het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004
bijstand: algemene en bijzondere bijstand;
algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de wet;
bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;
bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet;
langdurigheidstoeslag: de langdurigheidstoeslag bedoeld in artikel 5, onderdeel e, vande wet;
maatregel: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;
belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;
inlichtingenplicht: de verplichting bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet;
zelfstandige: de belanghebbende bedoeld in artikel 1, sub b, van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;
Jongere: een meerderjarig persoon jonger dan 27 jaar;
Recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de wet;
Beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
Hoogwaardige handhaving:het stelsel van preventieve en repressieve maatregelen gericht op het voorkomen, ontmoedigen en bestrijden van oneigenlijk gebruik of misbruik van bijstand en vanvoorzieningen gericht op arbeidsinschakeling tezamen met het beleid over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand;
Fraude: het ten onrechte geheel of gedeeltelijk ontvangen van bijstand door het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen aan het college;
Misbruik: het ontvangen van bijstand in strijd met de wettelijke voorschriften, waarbij het ten onrechte ontvangen aan de belanghebbende te wijten is;
Oneigenlijk gebruik: het ontvangen van bijstand conform de regels, maar in strijd met of tegen de bedoeling van die regels.
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef vanverantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet ofartikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk eninkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, kan overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd, dat al dan niet is gebleken van dringende redenen die ertoe nopen om af te zien van het opleggen van een maatregel en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak
Tenzij in de verordening anders is bepaald, wordt de maatregel opgelegd met ingang vanDe eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekend gemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.
Indien een besluit tot het opleggen van een maatregel niet kan worden geëffectueerdomdat de bijstand is beëindigd of ingetrokken, wordt opnieuw beoordeeld of de maatregel alsnog kan worden ingezet of voortgezet indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na de dagtekening van de beschikking, waarin het besluit tot beëindiging of intrekking van de bijstand bekend is gemaakt, wederom een beroep doet op bijstand voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.
Artikel 8. Recidive en cumulatie
De duur van een maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnenTwaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een als maatregelwaardig aangemerkte gedraging en deze tweede gedraging leidt tot een verlaging met eenzelfde of hoger percentage. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillendeGedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, worden voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel bij samenloop van meerdere maatregelwaardige gedragingen de verschillende normeringen opgeteld.
Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen ofbehouden vanalgemeen geaccepteerde arbeid.
Artikel 9. Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden waardoor een verplichting op grond van artikelen 9, 9a, 10a, 41, en 44a van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen zoals bedoeldin artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de wet niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder zoals bedoel in artikel 9a, eerste lid, van de wet.
Hoofdstuk 3 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Artikel 11. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor devoorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.
In afwijking van het eerste lid geldt, dat bij het onverantwoord interen van het eigenvermogen een maatregel wordt opgelegd van twintig procent over een zodanige periode dat het bedrag van de maatregel gelijk is aan de bijstand die als gevolg van het te snel interen extra is verstrekt, doch maximaal vijf jaar.
In afwijking van het eerste en tweede lid en onverminderd het bepaalde in artikel 2,tweede lid, wordt een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid tot uitdrukking komend in “het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder begrepen deeltijdarbeid en gesubsidieerde arbeid” gelijkgesteld aan een gedraging van de tweede categorie als bedoeld in artikel 9. Voor het bepalen van de hoogte van de maatregel is artikel 10 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12. Maatregel bij verlies van een passende en toereikende voorliggende voorziening door toepassing van een bestuurlijke boete
In afwijking van het bepaalde in artikel 11 wordt, indien belanghebbende(n) geen beroepmeer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht, gedurende een tijdvak van drie maanden gerekend vanaf de start van de verrekening, in de eerste maand een maatregel opgelegd van 100% van de bijstandsnorm.
Hoofdstuk 4 Zeer ernstige misdragingen
Artikel 13. Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.
Hoofdstuk 5 Overige verplichtingen
Artikel 14. Het niet verlenen van de gevraagde medewerking
Indien een belanghebbende niet de gevraagde medewerking heeft verleend die nodig is voor de uitvoering zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel opgelegd van twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.
Hoofdstuk 6. Regels bestrijding misbruik
Artikel 18. Het handhavingsbeleid
Het college stelt ter nadere uitvoering van het eerste lid een beleidsplan vast, waarinAandacht wordt besteed aan hoogwaardige handhaving. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden, en over de consequenties van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast beschrijft het college in het beleidsplan ten minste de wijze van controle bij de aanvraag, de handelwijze bij inconsistenties in de aanvraag, en het gebruik van signaal- en risicosturing bij de beoordeling van de aanvraag.
Artikel 19. Uitkeringsgerechtigden waarvan de bijstand via de SVB wordt verstrekt
In afwijking van de vorige artikelen is op de uitkeringsgerechtigden die op grond van eenmandaatregeling van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een uitkering ingevolge de WWBontvangen, het maatregelenbeleid van de SVB (zoals gepubliceerd in de Staatscourant 2006, 121 en 2008, 98) van toepassing.
Met ingang van 1-1-2014 wordt de “Maatregelenverordening Wwb, Ioaw, Ioaz, Bbz,vastgesteld bij raadsbesluit van 12 maart 2013 ingetrokken. [Red: Juiste benaming luidt Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2013. Deze regeling werd op voorstel van het college van 12 maart 2013 door de raad op 4 april 2013 vastgesteld]