Organisatie | Heiloo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels terug- en invordering IOAW en IOAZ en invordering boetes |
Citeertitel | Beleidsregels terug- en invordering IOAW en IOAZ en invordering boetes gemeente Heiloo |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | BIJLAGE I VASTSTELLING HOOGTE AFLOSSINGSRUIMTE BIJLAGE II DEBITEUREN HERONDERZOEKSPLAN TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUG- EN INVORDERING IOAW EN IOAZ EN INVORDERING BOETES |
De Beleidsregels terugvordering van bijstand 2010 vastgesteld op 31 augustus 2010 worden per
21 mei 2013 ingetrokken.
Artikel 21 bevat overgangsbepalingen.
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2013 | 21-05-2013 | 25-05-2017 | gewijzigde regeling | 21-05-2013 Uitkijkpost, 29 mei 2013 | 13-11224 |
30-05-2013 | 19-03-2014 | gewijzigde regeling | 21-05-2013 Uitkijkpost, 29 mei 2013 | Onbekend. |
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschrevenhebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand de Wet Inkomensvoorziening oudereen gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorzieningoudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wetbestuursrecht.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;
In afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid onder b, vordert het college een door haar na ontvangst van een signaal ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekte uitkering niet terug, voor zover deze uitkering ook zes maanden na ontvangst van dit signaal nog onterecht of tot een te hoog bedrag is verleend, tenzij belanghebbende in dit kader de inlichtingenplicht heeft
In afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid onder b stelt het college, voor zover de vordering is ontstaan als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht bestaande uit het gedurende een langere periode beschikken over een geringe overschrijding van het vrij te laten bescheiden vermogen, vast op het bedrag dat zou zijn teruggevorderd indien betrokkene wel aan de inlichtingenplicht zou hebben voldaan.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid onder d, ziet het college af van brutering indien sprake is van een vordering, die is ontstaan buiten toedoen van belanghebbende en hem
niet kan worden verweten dat de betaling van de schuld niet reeds is voldaan in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft.
HOOFDSTUK 3 AFZIEN VAN TERUGVORDERING
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op een vordering of dat deel van een vordering, die is ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, voor zover de schending van de inlichtingenplicht heeft plaatsgevonden ná 1 januari 2013.
HOOFDSTUK 4 INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE UITKERING EN BOETES
Artikel 8. Vaststelling van het aflossingsbedrag
In afwijking van het eerste lid stemt het college bij vorderingen, die niet ontstaan zijn als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, zonder nader onderzoek in met een betalingsvoorstel van de debiteur voor zover daarmee het totaal van de vorderingen binnen een periode van 36 maanden in zijn geheel kan worden afgelost en de voorgestelde aflossing tenminste € 50 per maand bedraagt.
De hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit bij beëindiging of intrekking van de uitkering wegens werkaanvaarding wordt bij vorderingen, die niet ontstaan zijn als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, gedurende zes maanden na de verzenddatum van dit besluit, gesteld op het bedrag dat belanghebbende maandelijks reeds afloste tijdens de bijstandsperiode.
Artikel 9. Herziening van het aflossingsbedrag
Het aflossingsbedrag wordt bij vorderingen, die niet ontstaan zijn als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, zonder nader onderzoek herzien als de belanghebbende het aflossingsbedrag verzoekt te verlagen en, ongeacht deze verlaging, het totaal van de vorderingen binnen 36 maanden zal zijn afgelost en het aflossingsbedrag niet minder dan € 50 per maand bedraagt.
Artikel 10. Uitstel van betaling
In het geval de belanghebbende uitstel van betaling voor een periode van drie maanden of korter verzoekt en het betreft een vordering, welke niet is ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, of een vordering, welke wel is ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, maar die schending heeft plaats gevonden vóór 1 januari 2013, wordt deze zonder onderzoek toegekend indien aan de belanghebbende in de periode van 24 maanden
voor het verzoek niet eerder een uitstel van betaling is toegekend.
Onverminderd het bepaalde in artikel 28, tweede lid van de IOAW en artikel 28, tweede lid van de IOAZ en ongeacht de in artikel 7, eerste lid genoemde betalingstermijn gaat het college
indien mogelijk meteen na afgifte van het besluit tot terugvordering over tot verrekening van de vordering met een eventueel recht op bijstand of een uitkering.
Het college stelt, na ontvangst van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de belanghebbende op grond van artikel 29, derde of vierde lid van de IOAW en artikel 29, derde of vierde lid van de IOAZ, onderzoek in naar de door belanghebbende aangedragen bijzondere
omstandigheden, die zouden kunnen leiden tot het buiten toepassing verklaren van artikel 29 eerste lid van de IOAW en artikel 29 eerste lid van de IOAZ, en baseert op dit onderzoek haar besluit.
Bij dit onderzoek betrekt het college, behalve de gevolgen van de ten uitvoerlegging van artikel 29 eerste, derde of vijfde lid van de IOAW en artikel 29 eerste, derde of vijfde lid van de IOAZ voor de belanghebbende(n) zelf ook de mogelijke gevolgen voor diens gezin én de mogelijke maatschappelijke gevolgen.
HOOFDSTUK 5 AFZIEN VAN (VERDERE) INVORDERING
Met uitzondering van het gestelde in artikel 14, tweede tot en met het vierde lid, en artikel 17, tweede en vijfde lid zijn de bepalingen in dit hoofdstuk niet van toepassing op een vordering of dat deel van een vordering, die is ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, voor zover de schending van de inlichtingenplicht heeft plaats gevonden na 1 januari 2013.
Artikel 14. Afzien van (verdere) invordering
Het college stelt de vordering, met inbegrip van de eventueel al in rekening gebrachte wettelijke rente en de invorderingskosten, buiten (verdere) invordering indien de belanghebbende bgedurende een aaneen gesloten periode van vijf jaar geen betalingen (meer) heeft verricht enhet aantoonbaar niet aannemelijk is dat hij deze op afzienbare termijn alsnog zal gaan verrichten.
Het college stelt de boete, met inbegrip van de eventueel al in rekening gebrachte wettelijke rente en de invorderingskosten, buiten (verdere) invordering indien de belanghebbende gedurende een aaneengesloten periode van 10 jaar in zijn geheel geen betalingen (meer) heeft verricht wegens andere redenen dan het hebben van aflossingsverplichtingen ten behoeve van andere bestuurlijke vorderingen en/of boetes, en aantoonbaar niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment alsnog zal gaan verrichten.
Het college maakt gebruik van haar bevoegdheid ingevolge artikel 25, zesde lid onder c van de IOAW en artikel 25, zesde lid onder c van de IOAZ voor zover het niet (meer) verrichten van aflossingen het gevolg is van andere redenen dan het hebben van lopende aflossingsverplichtingen ten behoeve van andere bestuurlijke vorderingen en/of boetes.
Artikel 15. Kwijtschelding opverzoek van de belanghebbende
Op verzoek van belanghebbende gaat het college over tot kwijtschelding van de restant vordering, welke is ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, voor zover de schending van de inlichtingenplicht heeft plaats gevonden vóór 1 januari 2013, indien de belanghebbende:
gedurende tien jaar voorafgaand aan het verzoek volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan of gedurende tien jaar niet volledig aan zijn aflossingsverplichting heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering toeziende kosten, alsnog heeft betaald; en
Op verzoek van de belanghebbende gaat het college over tot kwijtschelding van het restant vande vordering, welke niet is ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht indien de belanghebbende:
gedurende vijf jaar voorafgaand aan het verzoek volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan of gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn aflossingsverplichting heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering toeziende kosten, alsnog heeft betaald; en
Artikel 16. Afkoop op verzoek van belanghebbende
Artikel 17. Afzien van (verdere) invordering wegens schuldenproblematiek
Een boete, welke is ontstaan als gevolg van nulfraude, mag voor zover sprake is van het gestelde in het eerste lid worden meegenomen in een schuldhulpverleningstraject onder de voorwaarde dat de boete geheel wordt terugbetaald en de terugbetaling plaats vindt tijdens dit schuldhulpverleningstraject.
HOOFDSTUK 6 NIET OF NIET MEER VOLDOEN AAN BETALINGSVERPLICHTING
Artikel 18. Niet of niet meer voldoen van de betalingsverplichting
Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet of niet meer nakomt en verrekening is niet mogelijk, dan wordt het terugvorderings- en boetebesluit tenuitvoergelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, op basis van de executoriale titel die is verbonden aan een dwangbevel, als bedoeld in artikel 4:114 Awb, nadat de betalings- en aanmaningsprocedure is doorlopen als bedoeld in artikel 4:117 Awb.
In afwijking van het gestelde in het tweede of derde lid geldt, behalve voor vorderingen ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, voor zover de schending van de inlichtingenplicht heeft plaats gevonden na 1 januari 2013 en voor boetes, een ondergrens van € 200 voor het totale (restant) bedrag van de vordering(en).
Indien moet worden overgegaan tot dwanginvordering als bedoeld in artikel 18 dan wordt de vordering en/of de boete verhoogd met de wettelijke rente, de kosten als bedoeld in het Besluit ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) en de op de invordering betrekking hebbende kosten zoals bepaald in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke kosten vanaf het moment van indiening van de vordering bij de gerechtsdeurwaarder ingeval de vordering kenbaar is gemaakt vóór 1 juli 2009 of van het moment van betekening van het dwangbevel ingeval de vordering en/of de boete ontstaan is na 1 juli 2009.
Artikel 21. Overgangsbepalingen
In overeenstemming met artikel 15, eerste lid Internationaal Verdrag Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBPR) blijft artikel XXV, tweede lid van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving buiten toepassing.
Artikel 22. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien
Inzake de onderwerpen, die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college dienaangaande paragraaf 5 van de IOAW en paragraaf 5 van de IOAZ, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.
De BIJLAGE I (vaststelling hoogte aflossingsruimte) en de BIJLAGE II (debiteuren heronderzoeksplan) maken onverkort onderdeel van deze beleidsregels uit.
TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUG- EN INVORDERING IOAW EN IOAZ EN INVORDERING BOETES