Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de Commissie Welstand en Monumenten 2013 |
Citeertitel | Verordening op de Commissie Welstand en Monumenten 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuurlijke organisatie |
Externe bijlage | Bijlage: Kaart behorende bij artikel 2 lid 9 Verordening op de commissie voor welstand en monumenten.pdf (37 Kb) |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 18-12-2013
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gemeenteblad 2013, afd. 3a, nr. 288/1117
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2013 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 18-12-2013 Gemeenteblad 2013, afd. 3a, nr. 288/1117 | Gemeenteblad 2013, afd. 1, nr. 1117 |
De commissie heeft tot taak, gevraagd of uit eigen beweging, advies uit te brengen aan het college, de raad, respectievelijk het stadsdeelbestuur:
omtrent de aanwijzing, of intrekking daarvan, van een stads- en dorpsgezicht als beschermd stads- of dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 en omtrent de aanwijzing, of intrekking daarvan, van een stads- en dorpsgezicht als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 16 van de Erfgoedverordening Amsterdam 2013;
Artikel 8 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
Indien het college, of stadsdeelbestuur al dan niet op verzoek van de aanvrager een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dient het college of stadsdeelbestuur daaraan een belang als bedoeld in artikel 10 Wet openbaarheid bestuur ten grondslag te leggen.
De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling, als de adviezen.
Voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie en subcommissies genieten de leden een vergoeding, die door de raad wordt vastgesteld in de Verordening geldelijke voorzieningen externe commissieleden. De door de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) opgestelde regels worden hierbij als richtlijn gehanteerd.
De voorzitter of andere leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins bij een door een subcommissie te beoordelen plan of aanvraag om advies of vooroverleg betrokken zijn, onthouden zich van medewerking aan de beoordeling daarvan en zijn bij de beraadslaging, beoordeling en advisering niet in de vergadering aanwezig.
De Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam combineert de wettelijk verplichte commissies op het gebied van welstand en op het gebied van de monumentenzorg.
Ingevolge artikel 8, lid 6, van de Woningwet dienen in de Bouwverordening nadere bepalingen te zijn opgenomen met betrekking tot de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie.
Artikel 1, lid 1 van de Monumentenwet 1988 schrijft voor dat de gemeenteraad een verordening vaststelt waarin ten minste de inschakeling wordt geregeld van een onafhankelijke, deskundige commissie op het gebied van de monumentenzorg die in elk geval tot taak heeft te adviseren over aanvragen om een omgevingsvergunning voor een beschermd monument. In de Erfgoedverordening Amsterdam 2013, alsmede in de Erfgoedverordeningen van de stadsdelen, wordt bepaald dat deze commissie de Commissie voor Welstand en Monumenten is.
De Bouwverordening wordt centraal vastgesteld en is daarmee van toepassing voor de gehele stad. De Erfgoedverordening wordt decentraal vastgesteld.
In de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten worden naast de samenstelling, inrichting en werkwijze van de commissie, de taken van de commissie beschreven, zoals het adviseren ten behoeve de vergunning krachtens de Wabo, de Monumentenwet,
de Erfgoedverordening, de Algemene Plaatselijke Verordening en de Verordening op het binnenwater, alsmede eventuele andere bevoegdheden waarbij de behoefte aanwezig is om een advies van de commissie bij de besluitvorming te betrekken.
Bijkomend neemt de Commissie voor Welstand en Monumenten met de inwerkingtreding van voorliggende verordening de taken over van de Commissie Historische Schepen.
De adviestaak is daarom uitgebreid met het adviseren over de historische waarde van woonboten en bedrijfsvaartuigen bij vervangingen en verbouwingen, zoals bedoeld in artikel 2.3, 2.4 en 2.5 van de Verordening op het binnenwater 2010, het adviseren over de historische waarde van passagiers(salon)vaartuigen conform de Uitvoeringsregels grote pleziervaartuigen van historische waarde vastgesteld bij besluit van het college van 20 februari 1996 (Gemeenteblad 1996, afd. 3, volgnummer 18), alsmede het gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen inzake onderwerpen welke historische schepen betreffen.
In artikel 1 is de naam van de commissie geïntroduceerd en zijn de taken genoemd waarmee de Commissie voor Welstand en Monumenten, verder te noemen de commissie, en haar subcommissies, op grond van artikel 12 van de Woningwet, artikel 2.1.1.a en artikel 2.26.3 van de Wabo en artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht en op grond van artikel 15 van de Monumentenwet 1988,
artikel 2.1.1.f Wabo en artikel 10 van de Erfgoedverordening Amsterdam 2013, zijn belast.
Een belangrijk deel van de tijd besteedt de commissie aan het geven van adviezen in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning. Deze taak vloeit voort uit artikel 12 van de Woningwet en artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht, waarbij de commissie het college of stadsdeelbestuur adviseert over het al dan niet voldoen aan redelijke eisen van welstand. De commissie hanteert daarbij primair de vastgestelde welstandsnota.
Verder heeft de commissie een taak in het kader van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Amsterdam 2013, die voor de centraal stedelijke gebieden en per stadsdeel vastgesteld is. Daarbij gaat het om het geven van adviezen ten aanzien van monumenten: enerzijds in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het deelaspect monument; anderzijds in het kader van aanvragen om de aanwijzing van een object als een rijks- of gemeentelijk monument of een gebied als een beschermd stads- of dorpsgezicht. Voor deze laatste taak (de advisering in het kader van de aanwijzing tot rijks- of gemeentelijk monument) is een subcommissie, commissie IV, aan de commissie toegevoegd.
Naast deze bevoegdheden tot advisering kan de commissie worden gevraagd om nader advies uit te brengen in het kader van de voorbereiding van bijvoorbeeld besluitvorming in (toekomstige) ontwikkelingsgebieden. Ook is de commissie belast met de beoordeling of er sprake is of kan zijn van ontsierende reclame in de zin van artikel 4.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening.
De commissie kan in het kader van vooroverleg om een preadvies worden gevraagd. Het betreft dan een beoordeling op hoofdlijnen aan de hand van de door het bevoegd gezag beschikbaar gestelde gegevens.
Op grond van de betreffende bepalingen van de Verordening op het binnenwater adviseert de commissie tevens omtrent aanvragen voor het verlenen van een ligplaatsvergunning, een vervangingsvergunning of een verbouwingsvergunning voor een woonboot of bedrijfsvaartuig, omtrent een afwijking van de maximale maatvoering voor een woonboot of een bedrijfsvaartuig, alsmede omtrent een aanvraag voor een ontheffing van het verbod om met pleziervaartuigen die langer zijn dan twaalf meter, op de lengte over het dek gemeten, ligplaats in te nemen. Onder welstand wordt in deze ook de historische waarde begrepen. Ook wordt geadviseerd over de historische waarde van passagiers(salon)-vaartuigen en kan de commissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen inzake onderwerpen welke historische schepen betreffen.
Tenslotte kan de commissie ongevraagd adviseren over zaken die haar wenselijk voorkomen.
Dit artikel regelt de samenstelling van de commissie. Omwille van een verdeling van de taken zijn uit de commissie vier subcommissies gevormd, genaamd commissie I t/m IV. Voor commissie I, II en III zijn gebieden aangewezen waar zij zich op concentreren. Door de verdeling kunnen specifieke accenten gelegd worden, zoals bijvoorbeeld voor het beschermde stadsgezicht.
De taken van de commissie in het kader van de aanwijzing van rijks- en gemeentelijke monumenten en stads- en dorpsgezichten (en de intrekking van een aanwijzing), zijn opgedragen aan commissie IV. Voor commissie IV geldt geen andere beperking dan de grenzen van de gemeente.
De subcommissies hebben vaste voorzitters teneinde de samenhang en continuïteit van de advisering te waarborgen.
Het wordt aan de commissie overgelaten, afhankelijk van de behoefte, specifieke adviseurs of deskundigen (een architectuurhistoricus, een bouwhistoricus, een stedenbouwkundige, een landschapsarchitect, een specialist op het gebied van historisch interieur of een specialist met andere relevante kennis) aan te trekken.
Kaart als bedoeld in artikel 2, lid 9 van de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten: zie bijlage.
De benoeming en de zittingsduur van een voorzitter of ander lid van een welstandscommissie worden voorgeschreven in artikel 1, onder n en artikel 12b, vierde lid, van de Woningwet. De benoeming en zittingsduur van alle leden van de commissie, inclusief de voorzitters van de subcommissies, worden in artikel 3 overeenkomstig geregeld. Ook de benoeming en zittingsduur van de adviseurs van de commissie worden in artikel 3 geregeld.
De commissie is een onafhankelijke adviescommissie. Het onafhankelijkheidsvereiste geldt voor elk afzonderlijk lid van de commissie.
De commissie heeft op grond van artikel 12b, derde lid, van de Woningwet de verplichting om een jaarverslag aan de raad aan te bieden. In het verslag wordt tenminste uiteengezet hoe de commissie, bij de beoordeling van adviesaanvragen in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen, toepassing heeft gegeven aan de criteria uit de welstandsnota.
De termijnen voor de behandeling van plannen ter verkrijging van een omgevingsvergunning voor het bouwen staan in de Wabo. Deze termijnen zijn beduidend korter dan voorheen in de Woningwet. Hierdoor ontstaat voor de welstandsadvisering een korte periode. In dit artikel is de advisering binnen de Wabo-termijn vastgelegd in een voorschrift. Een verlenging van de adviestermijn is slechts mogelijk indien op grond van de Wabo de beslistermijn voor de vergunningverlening is verlengd.
Voor de voortgang van met name de dagelijkse werkzaamheden, maar ook het onderhouden van overleg met diverse instanties is het noodzakelijk om een (ambtelijk) secretariaat in stand te houden, het Bureau van de Commissie voor Welstand en Monumenten. Dit secretariaat is organisatorisch ondergebracht bij een centraal stedelijke dienst, maar functioneert inhoudelijk zelfstandig.
Om de continuïteit in het functioneren van de commissie en het Bureau van de Commissie voor Welstand en Monumenten te garanderen dient de secretaris van de commissie, tevens hoofd van het Bureau van de Commissie voor Welstand en Monumenten door het college in functie te worden benoemd.
Gelet op de korte beslistermijnen, biedt dit artikel de commissie de mogelijkheid om de afdoening van aanvragen te mandateren aan één of meer van haar leden en/of commissiesecretarissen.
Openbaar vergaderen is een fundamenteel beginsel van het openbaar bestuur, dat voor de welstandscommissie expliciet is vastgelegd in artikel 12b, tweede lid, van de Woningwet. De wettelijke taken van de welstandscommissie worden uitgevoerd in openbaarheid. Daarvan kan slechts worden afgeweken als de belanghebbende een beroep doet op artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, als er dusdanige aangelegenheden aan de orde zijn dat daarmee de aanvrager in zijn recht staat openbaarheid te weigeren.
Op grond van artikel 4:7 Awb wordt de aanvrager van een vergunning de mogelijkheid geboden tot toelichting van het bouwplan. Belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2 Awb wordt de mogelijkheid geboden een toelichting te geven.
De commissie geeft haar advies schriftelijk. Vooral bij een negatief advies is het noodzakelijk om na te kunnen gaan welke argumenten voor de commissie doorslaggevend zijn geweest om een negatief advies af te geven.
De commissie kan op meerdere wijzen worden betrokken bij ontwikkelingen waarover haar oordeel wordt gevraagd. Ten einde duidelijkheid te blijven houden op welke wijze zij gebruik maakt van haar bevoegdheden, is het wenselijk dat er aangegeven wordt in welke hoedanigheid zij adviseert.
Indien er een minderheidsstandpunt is, kan er door diegene die het minderheidsstandpunt vertegenwoordigt, worden verlangd dat diens standpunt uitdrukkelijk in het advies wordt vermeld.
De werkwijze van de commissie is in grote lijnen vastgelegd in de Verordening in artikel 7. Het huishoudelijk reglement bevat onder meer een nadere uitwerking van de werkwijze, de vergaderorde en de verantwoordelijkheden van het secretariaat. Het huishoudelijk reglement wordt vastgesteld door de voltallige vergadering van de commissie, het plenum.
De vergoeding die de leden van de commissie ontvangen voor hun inspanningen zijn voor een belangrijk deel afgestemd op de overeenkomstige regeling die de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) heeft opgesteld. Het blijft echter een bevoegdheid van het college om de hoogte van de vergoeding vast te stellen.