Organisatie | Dinkelland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2013 |
Citeertitel | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2010
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-01-2014 | 01-01-2014 | 01-01-2015 | Art. 3 | 17-12-2011 | Onbekend |
18-01-2014 | 01-01-2014 | 01-01-2015 | Art. 5, lid 1 | 10-12-2011 | Onbekend |
01-01-2013 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 18-12-2012 Dinkelland Visie | Onbekend |
In dit besluit wordt verstaan onder:
Overige begrippen: de in dit besluit gehanteerde, niet nader omschreven begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de wet, de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2013, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.
Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording
Tenzij in de verordening of in dit besluit anders is bepaald, wordt:
een financiële tegemoetkoming in de kosten of een persoonsgebonden budget gebaseerd op de kosten van de goedkoopst adequate voorziening. Het college kan voordat een voorziening wordt toegekend, de verplichting opleggen dat er maximaal drie offertes moeten worden opgevraagd waarvan één bij een door het college aan te wijze bedrijf of leverancier;
het bedrag van de financiële tegemoetkoming na overlegging van een factuur betaald en een persoonsgebonden budget, met uitzondering van de hulp bij het huishouden, vooraf betaald. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt maandelijks achteraf uitgekeerd. Ook vindt uitbetaling van het persoonsgebonden budget achteraf plaats indien overwegende bezwaren bestaan tegen betaling vooraf.
Bij de toekenning van het persoonsgebonden budget gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:
de aanvrager bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het persoonsgebonden budget verworven geïndiceerde gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze op verzoek ter beschikking van het college; en
Artikel 3 Omvang van eigen bijdrage hulp bij het huishouden en eigen aandeel bij woningaanpassing
Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd dienen te betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 23.295,- het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 23.295,-.
Het bedrag dat ongehuwde personen van de pensioengerechtigde leeftijd of ouder dienen te betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 16.456,- het bedrag van € 18,60 [lees: € 19,00] wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 16.456,-.
Het bedrag dat gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd of beiden jonger zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 29.174,- het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 29.174,-.
Het bedrag dat gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.957,- het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 22.957,-.
Artikel 5 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
De omvang van het persoonsgebonden budget wordt afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequaat te verstrekken voorziening in natura. Voor hulp bij het huishouden staat de goedkoopst adequaat te verstrekken voorziening in natura gelijk aan het uurtarief van een alfahulp. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar minuten per week en als volgt vastgesteld:
Deze bedragen betreffen totaalbedragen (inclusief eventuele BTW).
Bij verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden dient de aanvrager maandelijks achteraf een declaratieformulier, inclusief bewijsstukken, bij de gemeente in. Op basis van dit declaratieformulier vindt betaling maandelijks achteraf plaats op het bankrekeningnummer van de aanvrager.
Artikel 6 Hoogte tegemoetkoming bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en uitraasruimte
De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het eigen aandeel in de kosten wordt op basis van artikel 7 van de verordening hierop direct volledig in mindering gebracht.
Artikel 7 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of woon-technische woonvoorzieningen en onderhouds- en reparatiekosten
Artikel 7a Begrenzing woonvoorzieningen van niet bouwkundige of niet-woontechnische aard
Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of niet-woontechnische aard met een aanschafwaarde:
Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten
Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening
De hoogte van een door het college te verstrekken financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring/inspectie, onderhoud en reparatie als bedoeld in artikel 15, sub e van de verordening is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.
Artikel 10 Terugbetaling bij verkoop woning
De meerwaarde van de woning die door het ontvangen van een woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 21 van de verordening is ontstaan, dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald. Voor het bepalen van het bedrag van meerwaarde wordt uitgegaan van:
bij de berekening van de waarde van de woning wordt uitgegaan van de waardering onroerende zaak waarde (WOZ-waarde). Uitgangspunt bij de berekening van de meerwaarde is het verschil tussen de eerst vastgestelde WOZ-waarde na de woningaanpassing en de laatste vastgestelde WOZ-waarde voor de verkoop van de woning.
Artikel 12 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen en onderhoud en reparatie
Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt, indien nodig, een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een soortgelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.
Artikel 13 Hoogte financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22, onder d van de verordening in de kosten van een eigen auto bedraagt maximaal € 380,- (inclusief BTW) per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op verplaatsingen met een omvang van 2.000 kilometer tegen een vergoeding van € 0,19 per kilometer.
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22, onder d van de verordening in de kosten van gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 3.212,- (inclusief BTW) per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op verplaatsingen met een omvang van 2.000 kilometer tegen een vergoeding van € 1,60 per kilometer.
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22, onder d van de verordening voorzieningen in de kosten van gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 4.640,- (inclusief BTW) per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op verplaatsingen met een omvang van 2.000 kilometer tegen een vergoeding van € 2,32 per kilometer.
Het college stelt jaarlijks, met ingang van 1 januari, het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland vast en kan de in dit besluit opgenomen bedragen wijzigen.
Dit besluit wordt jaarlijks geëvalueerd. Als de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland aangepast.
Aldus vastgesteld in de vergadering van
burgemeester en wethouders van 18 december 2012.
De secretaris, De burgemeester,
Drs. A.B.A.M. Damer, Mr. R.S. Cazemier
Naast de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland. In dit besluit zijn alle bedragen opgenomen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld.
Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd hoeft te worden. Bijstelling van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.
Het eerste onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET
De systematiek in de verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder het collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan nooit een eigen bijdrage wordt gevraagd. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden.
Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording
Dit behoeft geen nadere toelichting.
Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.
De in artikel 6 van de Wmo genoemde verplichting om bij een aanspraak op een individuele voorziening de keuze te bieden tussen een persoonsgebonden budget en natura verstrekking, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren zijn om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget.
Als tijdens het onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, zal dit als contra-indicatie worden opgevat. Denk hierbij bijvoorbeeld aan personen met ernstige schuldenproblematiek. Indien de aanvrager echter de beschikking heeft over een goed netwerk dat de zorg draagt voor het beheer kan wel een persoonsgebonden budget worden verstrekt.
Bij toekenning van een persoonsgebonden budget voor een voorziening zal aan de budgethouder worden verzocht om in de situatie waarbij de voorziening binnen de vooraf vastgestelde looptijd niet meer nodig is de gemeente te informeren. De gemeente kan vervolg
ens overwegen om de voorziening op te vragen bij de aanvrager. De keuze om dit te doen is afhankelijk van de restwaarde en cou-rantheid van de voorziening.
Dit behoeft geen nadere toelichting.
Bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget wordt altijd gecontroleerd of het persoonsgebonden budget besteed is zoals in de beschikking met het bijgevoegde programma van eisen is vermeld. In de beleidsregels wordt dit nader uitgewerkt.
Wanneer een goedkopere (maar wel adequate) voorziening dan de geïndiceerde voorziening is aangeschaft door de budgethouder wordt alleen het bestede bedrag vergoed. De termijn waarop de budgethouder geacht wordt van de voorziening gebruik te maken, kan worden aangepast indien de aangeschafte voorziening niet nieuw is. In geval van hulp bij het huishouden worden alleen die uren en minuten vergoed die ook daadwerkelijk zijn geleverd. Bij beëindiging van de indicatie dient het teveel betaalde bedrag aan de gemeente te worden terugbetaald.
Dit behoeft geen nadere toelichting.
HOOFDSTUK 3 EIGEN BIJDRAGEN, EIGEN AANDEEL EN TARIEF COLLECTIEF VERVOER
Artikel 3 Omvang van eigen bijdrage hulp bij het huishouden en eigen aandeel bij woningaanpassing
Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden.
Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de concept AMvB op pagina 21. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn.
Er is gekozen voor het opleggen van de maximaal toegestane eigen bijdragen. Van personen jonger dan 18 jaar mag wettelijk gezien geen eigen bijdrage gevraagd worden.
Het eigen aandeel wordt niet per vier weken maar direct volledig in mindering gebracht op de tegemoetkoming.
Artikel 4 Klanttarief collectief vervoer
In artikel 4 worden de tarieven aangegeven van het collectief vervoer. Het betreffen gereduceerde tarieven voor pashouders. Bij meer dan 5 zones geldt een extra zonetarief van € 4,20 per OV-zone.
HOOFDSTUK 4 HULP BIJ HET HUISHOUDEN
Artikel 5 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
Dit behoeft geen nadere toelichting.
Bij verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden dient de aanvrager maandelijks een declaratieformulier bij de gemeente in te dienen. Op dit declaratieformulier is per week vermeld hoeveel uur aan hulp bij het huishouden geleverd is en dit declaratieformulier dient te zijn ondertekend door de klant en de aanbieder van de hulp bij het huishouden. Betaling vindt maandelijks achteraf plaats op basis van dit declaratieformulier.
Als voorbeeld: de maand februari dient voor 10 maart gedeclareerd te worden (steeds voor de tiende van de maand volgend op de maand waar de declaratie betrekking op heeft). Indien de declaratie aan alle eisen voldoet vindt betaling uiterlijk plaats op 31 maart (eind van de maand volgend op de maand waar de declaratie betrekking op heeft).
In dit artikel wordt geregeld wanneer de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt toegekend, de budgetperiode, ingaat. Deze periode start niet eerder dan de dag waarop de aanvraag bij de gemeente Dinkelland is ingediend.
Artikel 6 Hoogte financiële tegemoetkoming bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en uitraasruimte
In artikel 6 is geregeld hoe het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing of een uitraasruimte wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om het bedrag van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook van eventuele architectkosten, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Het bedrag komt tot stand op basis van het programma van eisen en de offertes die voor dit programma worden opgevraagd.
Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels.
Artikel 7 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en onderhouds- en reparatiekosten
In het eerste lid wordt geregeld op welke wijze de hoogte van het persoonsgebonden voor een roe-rende woonvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening. Voor woonvoorzieningen zijn geen persoonsgebonden budget bedragen opgenomen in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning maar komen de bedragen tot stand op basis van het programma van eisen en de offertes die voor dit programma worden opgevraagd.
Als er een persoonsgebonden budget conform het eerste lid wordt verstrekt, zal een financiële tegemoetkoming in de onderhouds- en reparatiekosten worden verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde onderhoud- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening.
Artikel 7a Begrenzing woonvoorzieningen van niet bouwkundige of niet-woontechnische aard
Met name bij de relatief kleine woningaanpassingen geeft de onverkorte toepassing van de bepalingen van dit besluit onevenredige administratieve rompslomp (zowel bij de gemeente als ook bij de cliënt) die in geen verhouding staat tot het te verstrekken bedrag. Ter voorkoming hiervan worden kleine roerende woonvoorzieningen met een aanschafwaarde tot € 250,- (inclusief BTW) uitsluitend in eigendom verstrekt, waarvoor geen eigen bijdrage is verschuldigd. Vanaf € 250,- (inclusief BTW) worden deze voorzieningen in bruikleen verstrekt. Deze regeling komt overeen met de werkafspraken die zijn gemaakt met de gecontracteerde leverancier in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten.
Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten
Dit behoeft geen nadere toelichting.
Als er in verband met het aanpassen van de woning extra kosten moeten worden gemaakt door de aanvrager omdat er tijdens het realiseren van de aanpassing niet in de woning kan worden verbleven, kan er een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting worden toegekend. Omdat de huur maandelijks vooraf moet worden betaald, wordt deze financiële tegemoetkoming ook maandelijks vooruit betaald. De financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting wordt alleen verstrekt als de dubbele woonlasten redelijkerwijs niet voorkomen hadden kunnen worden. De periode van de dubbele lasten dient zo kort mogelijk te zijn. Het maximale toe te kennen bedrag is gebaseerd op het maximum huurbedrag waarvoor nog huurtoeslag kan worden toegekend.
Als de huur van een aangepaste woning is beëindigd en de woning kan op betrekkelijk korte termijn weer bewoond worden door een persoon die tot de doelgroep van de wet behoort, kan een financiële tegemoetkoming in kosten van huurderving worden toegekend gedurende de periode dat de woning niet verhuurd wordt. Het optimale gebruik van het bestand aan aangepaste of geschikte woningen kan door deze bepaling worden bevorderd.
Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 10 Terugbetaling bij verkoop woning
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 11 Bezoekbaar maken woonruimte
Voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 19 vierde lid van de verordening, is gekozen voor een maximum bedrag van € 1.500,- (inclusief BTW). Het maximum bedrag is er om te voorkomen dat zeer hoge tegemoetkomingen in de kosten van de aanpassing moet worden betaald in verband met aan- en/of uitbouw. Met het bedrag van € 1.500,- (inclusief BTW) kunnen de noodzakelijke aanpassingen voor het bezoekbaar maken worden verricht. Indien de kosten minder bedragen dan dit bedrag worden de werkelijke kosten vergoed. Betaling vindt plaats nadat de factuur door de gemeente is ontvangen.
HOOFDSTUK 6 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 12 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen en onderhoud en reparatie
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 13 Hoogte financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen
Dit artikel legt een aantal maximale bedragen vast voor de taxikostenvergoeding, de vergoeding van de rolstoeltaxi, het vervoer per eigen auto en de autoaanpassing. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de verordening en zal in de beleidsregels verder worden uitgewerkt.
HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING
Artikel 14 Hoogte van het persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen en onderhoud en reparatie
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 15 Hoogte tegemoetkomingen sportrolstoel en andere aangepaste sportvoorziening
De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek in de Tweede Kamer. Daarom wordt de ver-strekkingswijze, zoals bij de Wvg voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Dit geldt ook voor de andere aangepaste sportvoorzieningen. Deze tegemoetkoming is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als een tegemoetkoming in de aanschaf, onderhoud en reparatie voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een aanvraag worden ingediend.
Artikel 16 Bonus bruikbare besparende alternatieve voorzieningen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 17 Afzien van terugvordering
Bij een bedrag tot € 100,- die onterecht is uitgekeerd en in principe teruggevorderd dient te worden wordt van terugvordering afgezien. Indien het bedrag hoger dan € 100,- is wordt het totale bedrag (inclusief de eerste € 100,-) teruggevorderd.