Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel boete bij nulfraude en verminderde verwijtbaarheid H2O 2014 |
Citeertitel | Beleidsregel boete bij nulfraude en verminderde verwijtbaarheid H2O 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | nieuwe regeling | 17-12-2013 Huis aan Huis, 14-01-2014. | Onbekend. |
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid legt het college een boete van € 150,00 op in het geval de belanghebbende binnen een periode van twee jaar, gerekend vanaf de datum waarop eerder aan hem een waarschuwing is gegeven, opnieuw de inlichtingenverplichting heeft geschonden zonder dat dit tot een benadelingsbedrag heeft geleid.
Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid
Het college verlaagt het boetebedrag met 50% indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 2a van het Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving.
Artikel 4 Omstandigheden van persoon en gezin
Onverminderd artikel 3 houdt het college bij het opleggen van de boete rekening met de bijzon-dere individuele omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert.
Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 en kan worden aangehaald als: ‘Beleidsregel boete bij nulfraude en verminderde verwijtbaarheid H2O 2014’.
Burgemeester en wethouders van Oldebroek,
Toelichting Beleidsregel boete bij nulfraude en verminderde verwijtbaarheid
Op 1 januari 2013 is de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ in werking getreden. Voor de WWB, Ioaw en Ioaz introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Het college van burgemeester en wethouders (verder college) is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen.
In het geval van nulfraude, dat wil zeggen situaties waarbij het schenden van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, heeft de gemeente de bevoegdheid om een boete op te
leggen of te volstaan met een waarschuwing. Deze beleidsregel voorziet daarin.
Ook is in deze beleidsregel regelgeving opgenomen voor de situaties dat er sprake is van
verminderde verwijtbaarheid van de belanghebbende met betrekking tot het schenden van de
inlichtingenverplichting. In het geval de gedraging de belanghebbende in het geheel niet aan te
rekenen is, kan geen boete worden opgelegd. Is er sprake van een gedeeltelijke verwijtbaarheid, dan dient het college de boete te matigen, dat wil zeggen lager vast stellen.
Begrippen die in de WWB, Ioaw en Ioaz voorkomen hebben in deze beleidsregel dezelfde betekenis als in deze wetten. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in deze wetten zelf staan is een definitie gegeven in deze beleidsregel.
Er is sprake van uitkeringsfraude wanneer een verwijtbare overtreding van de inlichtingenverplichting resulteert in een onverschuldigde betaling van uitkering (het benadelingsbedrag). De bestuurlijke boete bij uitkeringsfraude is in beginsel gelijk aan het ten onrechte genoten voordeel maar ten minste € 150,00, ook wanneer het ten onrechte genoten bedrag lager is (art. 2, lid 1 Boetebesluit socialezekerheidswetten). In geval van verminderde verwijtbaarheid volgt verlaging van de boete.
Het college heeft de bevoegdheid om bij een eerste overtreding van de inlichtingenverplichting zonder benadelingsbedrag af te zien van een bestuurlijke boete en te volstaan met een waarschuwing. In dit artikel wordt geregeld dat het college bij een eerste overtreding van de inlichtingenfraude waarbij er sprake is van nulfraude volstaat met het geven van een waarschuwing.
Indien binnen twee jaar vanaf datum beschikking van de eerdere waarschuwing opnieuw sprake is
van een schending van de inlichtingenverplichting zonder benadelingsbedrag, is het college wettelijk gehouden tot het opleggen van een boete. De hoogte van de boete bedraagt in die gevallen het minimale bedrag van € 150,00 (art. 2, lid 3 Boetebesluit socialezekerheidswetten).
Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid
Bij de bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete als gevolg van het schenden van de
inlichtingenverplichting wordt rekening gehouden met de mate waarin de gedraging aan de
belanghebbende kan worden verweten. Wanneer er in het individuele geval sprake is van
verminderde verwijtbaarheid, kan dit leiden tot een lagere boete. In het kader van uniformiteit en
rechtsgelijkheid wordt in dit artikel geregeld dat de boete in deze gevallen dan met 50% wordt
In dit artikel wordt verwezen naar art. 2a Boetebesluit socialezekerheidswetten waar een
aantal criteria worden benoemd die in ieder geval leiden tot verminderde verwijtbaarheid:
Met nadruk wordt hier vermeld dat het geen limitatieve opsomming betreft en dat in concrete gevallen steeds een afweging moet worden gemaakt, op basis van de individuele situatie van een
belanghebbende, in hoeverre het schenden van de inlichtingenplicht hem is aan te rekenen.
Artikel 4 Omstandigheden van persoon en gezin
Bij het opleggen van de boete houdt het college ook rekening met de eventuele individuele bijzondere omstandigheden die van belang kunnen zijn in verband met de gevolgen van de boeteoplegging voor de persoon of het gezin. Deze omstandigheden kunnen leiden tot een matiging van de boete. Het rekening houden met de mate waarin de gedraging aan belanghebbende kan worden aangerekend en de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert, sluiten aan bij de gangbare praktijk van het opleggen van een bestuurlijke maatregel in de sociale zekerheid. In dit kader wordt verwezen naar art. 2 van de ‘Maatregelenverordening WWB, Ioaw en Ioaz gemeente Oldebroek 2013’.
Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel