Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Verordening haven- en kadegelden 2014 |
Citeertitel | Verordening op de heffing en invordering van Haven- en Kadegelden 2014 |
Vastgesteld door | gedelegeerde functionaris |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financieel beheer, leges |
Externe bijlagen | Tarieventabel Zeehavengeld 2016 Tarieventabel Binnenhavengeld 2016 Tarieventabel Kadegeld 2016 |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 01-01-2017 | bijlage 1, 2, 3 | 16-12-2015 | S0307286 | |
01-01-2015 | 01-01-2016 | Bijlagen 1, 2 en 3 | 18-12-2014 | S0292667 | |
01-01-2014 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 19-12-2013 | S0277080 |
De Raad van Bestuur van het Havenschap Moerdijk;
Gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van 26 november 2012;
Gelet op artikel 9, eerste lid, van de Gemeenschappelijke Regeling Havenschap Moerdijk, herzien 1997;
Overwegende dat de Raad van Bestuur op grond van artikel 10 van de Gemeenschappelijke Regeling Havenschap Moerdijk, herzien 1997, juncto artikel 223 van de Provinciewet rechten kunnen heffen ter zake van het genot van door of vanwege het havenschap verstrekte diensten;
Overwegende dat de Raad van Bestuur daartoe op 13 december 2012 de Verordening op de heffing en invordering van Haven- en Kadegelden 2013 hebben vastgesteld;
Overwegende dat de Raad van Bestuur het wenselijk acht voor het jaar 2014 te kunnen beschikken over een nieuwe verordening;
Hoofdstuk I Algemene voorwaarden zeehavengeld 2014
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
ballast: vaste en vloeibare stoffen -water voor landbouw doeleinden, industrieel gebruik of menselijke consumptie en andere goederen met handelswaarde hieronder niet begrepen- welker inneming in het zeeschip uitsluitend geschiedt of is geschied ter verhoging van de stabiliteit van het zeeschip of ter verlaging van het hoogste punt boven de waterspiegel;
havengebied Rijnmond / Moerdijk: havens, terreinen, wateren, kaden, aanlegsteigers, meerpalen, boeien en andere soortgelijke werken of inrichtingen van Havenbedrijf Rotterdam NV (HbR N.V.), alsmede van de partijen met wie HbR NV een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot de berekening en inning van zeehavengeld en/of binnenhavengeld of bijdrage afvalstoffen zeeschepen heeft gesloten;
lading: door een zeeschip geloste en ingenomen goederen en verpakkingsmateriaal, containers, trailers en zelfdrijvende laadbakken, met uitzondering van de handbagage van passagiers, voor zover deze met de passagiers op hetzelfde schip wordt vervoerd, alsmede ballast, brandstof, proviand en andere voor eigen gebruik bestemde scheepsbenodigdheden;
samenwerkingsregeling zeehavengeld: overeenkomst samenwerking heffing en invordering zeehavengeld, zoals destijds geaccordeerd door de Raad van de gemeente Rotterdam in haar vergadering van 28 april 1994, gedrukte stukken nr. GHR/SEZ 94/684 en tevens de samenwerkingsovereenkomst zeehavengeld 2004, ondertekend door de gemeenschappelijke partners zeehavengeld, ingaande op 1 januari 2004.
Onder de naam zeehavengeld is een tarief verschuldigd ter zake van zeeschepen voor het verblijf in de haven van Moerdijk, wegens het gebruik van eigendommen van het Havenschap, waaronder mede begrepen de infrastructurele voorzieningen, alsmede voor het gebruik van havenfaciliteiten en dienstverlening in dat verband.
Voor de betaling van het tarief is hoofdelijk aansprakelijk de kapitein, de reder, de eigenaar van het schip, degene aan wie het schip in gebruik is gegeven, alsmede degene die de voorbereidende handelingen jegens de havenbeheerder heeft verricht ter voorbereiding van het verblijf van het zeeschip, bijvoorbeeld in het kader van de vertegenwoordiging van de reder of kapitein. Betaling door één van deze partijen bevrijdt de andere partijen.
Artikel 1.5 Samenwerkingsregeling zeehavengeld, verblijfsduur
Voor de berekening en incasso van zeehavengeld worden de havens van partijen bij de samenwerkingsregeling zeehavengeld in dit verband als één havencomplex beschouwd. Partijen bij genoemde regeling hanteren daartoe voor het zeehavengeld een zelfde tariefstructuur en tarief alsmede gelijke heffingstijdvakken. Opgave inzake en betaling van zeehavengeld kan derhalve het verblijf in één, maar ook aan meer havens in het havengebied Rijnmond / Moerdijk betreffen.
Ter bepaling van de verblijfsduur wordt het verblijf voorts geacht niet te zijn onderbroken wanneer het zeeschip:
het havengebied Rijnmond / Moerdijk uitsluitend heeft verlaten in landinwaartse richting voor een periode van ten hoogste twee maanden om herstellingen te ondergaan aan een scheepsreparatie-inrichting in Nederland of om een proefvaart te maken, en het schip onmiddellijk na afloop daarvan in het havengebied Rijnmond / Moerdijk terugkeert.
Zeehavengeld wordt niet in rekening gebracht voor het havenbezoek, met bijbehoren¬de dienstverlening, met:
een zeeschip voor een periode van ten hoogste vier maanden indien het havenbezoek en bijbehorende dienstverlening slechts plaatsvindt voor het dokken of het doen verrichten van herstellingen aan en bij een scheepsreparatie-inrichting, mits zowel van het tijdstip van aanvang als dat van het einde van het dokken of herstellen vooraf schriftelijk aan de havenmeester is kennis gegeven;
Binnen 24 uur na aanvang van het verblijf dient schriftelijk dan wel elektronisch opgave te worden gedaan door één van de in artikel 1.3 genoemde betalingsplichtigen van de voor vaststelling van het verschuldigde zeehavengeld van belang zijnde gegevens aan de havenmeester en aan het Havenbedrijf Rotterdam N.V.
Indien degene, die opgave heeft gedaan, merkt dat er ten gevolge van een onjuiste aanvullende opgave te weinig of te veel is betaald, dient hiervan onmiddellijk schriftelijk bericht te worden gedaan aan het Havenbedrijf Rotterdam N.V. Verrekening zal dan naar keuze plaatsvinden via een factuur respectievelijk creditnota, of via de eerstvolgende verzamelfactuur.
Het Havenbedrijf Rotterdam N.V. is te allen tijde bevoegd om in geval van onjuiste opgave/aanvullende opgave, die niet door de betalingsplichtige is gemeld, een correctie daarop toe te passen, verrekening te doen plaatsvinden bij volgende betalingen of na te vorderen tot het juiste bedrag, een en ander onverminderd toepassing van artikel 1.14.
In het geval van te late betaling is rente verschuldigd van 0,3% over het factuurbedrag voor elke week of gedeelte daarvan dat de betaling te laat plaatsvindt, alsmede zijn in dat geval verschuldigd de buitengerechtelijke incassokosten van 15% van het factuurbedrag, met een minimum van € 115,00, en de gerechtelijke incassokosten.
Artikel 1.14 Achterlandregeling
Indien een zeeschip één van de havens van het Havengebied Rijnmond / Moerdijk weer bezoekt - zonder tussentijds buitengaats te zijn geweest en vervolgens deze haven in buitengaatse richting verlaat - worden, mits tussen de aanvang van het vorige verblijf en het einde van het tweede verblijf niet meer dan twee maanden zijn verlopen, het eerste en het tweede verblijf tezamen als één verblijf beschouwd.
§ 2 Bijdrage afvalstoffen zeeschepen
Artikel 1.15 Verschuldigdheid van bijdrage afvalstoffen zeeschepen
Indien de betalingsplichtige met een zeeschip gebruik maakt van de Haven van Moerdijk, is hij terzake aan HbR N.V. een bijdrage afvalstoffen zeeschepen als bedoeld in artikel 6a, eerste lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen verschuldigd voor de afgifte van oliehoudend scheepsgebonden afval (Annex I – MARPOL 73/78) en vast scheepsgebonden afval (Annex V – MARPOL 73/78);
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
lading: alle door een binnenschip geloste en ingenomen goederen en verpakkingsmateriaal, containers en trailers. Voor de toepassing van de verordening worden niet tot de lading gerekend ballast, brandstof, proviand en andere voor eigen gebruik bestemde scheepsbenodigdheden, de handbagage van opvarenden voor zover deze met de opvarenden op hetzelfde schip wordt vervoerd, alsmede slops;
Artikel 2.2 Aard van de heffing; belastbaar feit
Onder de naam binnenhavengeld wordt een recht geheven ter zake van het gebruik met een binnenschip overeenkomstig de bestemming van de haven of gebruik maakt van faciliteiten en dienstverlening door het Havenschap Moerdijk in de haven.
Belastingplichtig is de eigenaar van het binnenschip, de reder, schipper, de kapitein, degene aan wie het binnenschip in gebruik is gegeven, dan wel degene die als vertegenwoordiger voor een van de genoemde partijen optreedt.
Het binnenhavengeld wordt geheven naar de tarieven, die opgenomen zijn in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van de daarin gegeven aanwijzingen en bijzondere bepalingen en van het bepaalde in artikel 2.6.
Artikel 2.7 Anti-cumulatie-vrijstelling
Binnenhavengeld wordt niet geheven ter zake van het gebruik van de haven en het genot van in dat verband verleende diensten:
Artikel 2.10 Vaststelling aankomst meldingsformulier binnenvaartschip/zeeschip
Voor het doen van aangifte van het binnenhavengeld als bedoeld in artikel 8 dient gebruik te worden gemaakt van het door het Dagelijks Bestuur vastgestelde model van het meldingsformulier binnenvaartschip / zeeschip of het op andere wijze mededelen van de in het vastgestelde model van het meldingsformulier opgenomen gevraagde gegevens aan de havenmeester als bedoeld in artikel 2.11.
Artikel 2.11 Aangifte en betaling
Indien het vaartuig in de loop van een termijn, die in de tabel is aangeduid als een termijn per reis, uit de haven vertrekt en daar in de loop van die termijn terugkeert, begint bij de terugkeer een nieuwe termijn en neemt met betrekking tot de laatstbedoelde termijn het gebruik van de haven en het genot van in dat verband verleende diensten opnieuw een aanvang.
Artikel 2.12 Restitutie en overschrijving
Van het binnenhavengeld dat wordt betaald voor de periode van een jaar wordt, indien het gebruik van de haven is geëindigd vóór het verstrijken van die periode, op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige, restitutie verleend voor elk kwartaal van het betaalde bedrag aan binnenhavengeld voor zoveel kwartalen er in dat jaar na de beëindiging van het gebruik van de haven nog resteren.
Indien een vaartuig wordt vervangen door een ander vaartuig, wordt het voor het vervangen vaartuig over de nog niet verstreken maanden van de lopende termijn betaalde binnenhavengeld op verzoek van de belastingplichtige verrekend met het verschuldigde binnenhavengeld over die maanden voor het vervangende vaartuig, met dien verstande dat, indien het laatst genoemde binnenhavengeld lager is dan het betaalde, teruggaaf van het verschil niet plaats vindt.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
vaartuigen: alle soorten van drijvende lichamen, welke wegens hun drijfvermogen worden gebezigd dan wel bestemd of geschikt zijn voor het vervoer te water van personen of handelswaren; onder vaartuigen worden mede begrepen hout-, werk- en aanlegvlotten, pontons, al dan niet dienende tot het dragen van daarop geplaatste werktuigen, en drijvende droogdokken;
Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt als:
het aantal tonnen draagvermogen van een zeevaartuig het getal, dat wordt gevonden door het aantal registertonnen (2,83 m³) van de bruto-inhoud van dat vaartuig zoals dat blijkt uit de bij het vaartuig behorende Nederlandse meetbrief of een daarmede krachtens Nederlandse wettelijke bepalingen gelijkgesteld document, te vermenigvuldigen met 1 ½;
Van de ligplaats mag door de vergunninghouder geen gebruik worden gemaakt met andere vaartuigen dan waarvoor de ligplaatsvergunning is verleend, tenzij de havenmeester daartoe vooraf voor één bepaald geval mondeling of schriftelijk, of voor een bepaalde reeks gevallen schriftelijk toestemming heeft verleend.
Telkens wanneer van een ligplaats, waarvoor een ligplaatsvergunning is verleend, geen gebruik wordt gemaakt, kan de havenmeester daarover beschikken, met dien verstande, dat de ligplaats onmiddellijk moet worden ontruimd, zodra de houder van de ligplaatsvergunning er gebruik van wil maken.
Indien het Dagelijks Bestuur gebruik maakt van haar in het vorige lid genoemde bevoegdheid, is artikel 3 van toepassing, met dien verstande dat de werking van een door de havenmeester genomen besluit tot intrekking van de vergunning indien daartegen een beroep wordt ingesteld, wordt opgeschort tot het Dagelijks Bestuur in beroep daarop heeft beslist.
Ingeval de ligplaatsvergunning wordt ingetrokken op verzoek van de houder, wordt als datum van intrekking bepaald de dag, waarop het verzoek is ingekomen, tenzij nadien nog van de ligplaats gebruik wordt gemaakt, in welk geval de intrekking geschiedt met ingang van de dag na de laatste dag, waarop dat gebruik plaatsvindt.
Wanneer de waterdiepte bij gemiddeld laag water, waarvoor de ligplaatsvergunning is verleend, door de diepgang bij aankomst of bij vertrek van een van die ligplaatsvergunning gebruikmakend vaartuig wordt overtroffen, is de houder van de ligplaatsvergunning verplicht van die overschrijding binnen zes uur, nadat zij een aanvang heeft genomen, aan de havenmeester kennis te geven en is hij een bijbetaling verschuldigd overeenkomstig de volgende leden van dit artikel, echter met dien verstande, dat voor de berekening van de bijbetaling de diepgang van het vaartuig niet groter wordt gesteld dan de werkelijk aanwezige waterdiepte bij gemiddeld laagwater bedraagt.
De bijbetaling, bedoeld in het vorige lid, bedraagt voor elk tijdvak gedurende hetwelk het schip onafgebroken op de ligplaats ligt, en voor elke strekkende meter van de door het vaartuig ingenomen kadelengte een zesde deel van het verschil tussen het voor die meter kade geldende tarief en het tarief per strekkende meter kadelengte naar hetwelk het kadegeld verschuldigd zou zijn, indien de vergunning gold voor een waterdiepte, gelijk aan de naar boven in meters afgeronde grootste diepgang van het vaartuig tijdens bovenbedoeld tijdvak.
Indien een vaartuig buiten een ligplaats waarvoor een ligplaatsvergunning is verleend uitsteekt over een ligplaats waarvoor een andere ligplaatsvergunning geldt, en dientengevolge de laatstbedoelde ligplaats in de diepte wordt overschreden, is de daarvoor verschuldigde bijbetaling in plaats van door de houder van de laatstbedoelde ligplaatsvergunning verschuldigd door de houder van de eerstbedoelde ligplaatsvergunning.
§ 4 Invordering van het kadegeld
De betalingen, bedoeld in het vorige artikel, vinden plaats in handen van de ontvanger, of door middel van storting of overschrijving op een bank- of girorekening van het Havenschap. In het laatste geval is de betaling slechts geldig, indien de kennisgeving van storting of bijschrijving het Havenschap voor de vervaldag bereikt.
Van elke betaling geeft de in het eerste lid bedoelde ambtenaar een gedagtekend ontvangstbewijs af, vermeldende de gegevens waarop de berekening van het verschuldigde bedrag is gebaseerd. Indien betaling heeft plaatsgevonden door middel van girostorting of giro-overschrijving wordt het ontvangstbewijs slechts afgegeven op verzoek van de belastingschuldige.
Artikel 4.2 Bekendmaking en inwerkingtreding
Deze verordening wordt overeenkomstig het bepaalde in de Gemeenschappelijke Regeling Havenschap Moerdijk, herziening 1997, gepubliceerd in het Provinciaal Blad van Noord-Brabant en wordt door Burgemeester en Wethouders van de binnen het gebied gelegen gemeenten gedurende drie maanden ter inzage gelegd.
Moerdijk, 19 december 2013
Raad van Bestuur voornoemd
De secretaris F. J. van den Oever
De voorzitter Y.C.M.G. de Boer