Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Brabant

Verordening op de heffing en de invordering van rioolrecht Havenschap Moerdijk 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Brabant
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van rioolrecht Havenschap Moerdijk 2014
CiteertitelVerordening rioolrecht Havenschap Moerdijk 2014
Vastgesteld doorgedelegeerde functionaris
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpleges, financieel kader
Externe bijlageTarieventabel Havenschap Moerdijk

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is ingetrokken bij besluit van 18 december 2014 (Provincaal Blad, 2014, 185) tot vaststelling van de Verordening rioolheffing Havenschap Moerdijk 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. <span style="font-family: " new="">Gemeenschappelijke regeling Havenschap Moerdijk</span>
  2. <span style="font-family: " new="">Provinciewet, art. 223</span>

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2015Intrekking

18-12-2014

Provinciaal Blad, 2014, 185

S0292667
01-01-201420-12-2014nieuwe regeling

19-12-2013

Provinciaal Blad, 2013, 192

S0277080

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van rioolrecht Havenschap Moerdijk 2014

DE RAAD VAN BESTUUR VAN HET HAVENSCHAP MOERDIJK;

Gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van 6 november 2013;

Gelet op de artikelen 10 en 11 van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Moerdijk, herziening 1997, zoals hierna gewijzigd op 8 april 2004, 8 juli 2004 en op 18 september 2007 en artikel 223 van de Provinciewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLRECHT HAVENSCHAP MOERDIJK 2014

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder de riolering van het Havenschap Moerdijk mede het voor de openbare dienst bestemde water begrepen, voor zover gelegen binnen het beheersgebied van het Havenschap Moerdijk;

  • b.

    onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de riolering van het Havenschap Moerdijk;

  • c.

    onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;

  • d.

    onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft;

  • e.

    onder beheersgebied verstaan het gebied zoals omschreven in artikel 3 van de Gemeenschappelijke Regeling Havenschap Moerdijk, herziening 1997, en aangegeven op de bij die Gemeenschappelijke Regeling behorende kaart.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1

    Onder de naam “rioolheffing” wordt een recht geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de riolering van het Havenschap Moerdijk wordt afgevoerd.

  • 2

    Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens zakelijk recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 – ten gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

  • 3

    Geen rioolheffing ingevolge deze verordening wordt geheven van een eigendom in gebruik bij het Havenschap Moerdijk.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de heffing geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1

    De heffing als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd en naar de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. 

  • 2

    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of;

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4

    De op voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt, voor zover de hoeveelheid geloosd water lager is dan de som van de hoeveelheden toegevoerd en/of opgepompt water, verminderd met de hoeveelheid water dat niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1

    De heffing als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 4

    Belastingbedragen tot € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.

  • 2

    Het bedrag inzake een bestuurlijke boete is invorderbaar in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.

  • 3

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, in geval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00 dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4

    In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 100,00 of meer doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 9 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van rioolheffing. 

Artikel 10 Kwijtschelding van belasting

Bij de invordering van rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Verhouding tot provinciale en gemeentelijke verordeningen

Verordeningen van de provincie Noord-Brabant of de gemeente Moerdijk die hetzelfde onderwerp regelen als de onderhavige verordening houden op te gelden voor zover deze verordeningen tevens van toepassing zijn op het beheersgebied van het Havenschap Moerdijk.

Artikel 12 Toewijzen van bevoegdheden

  • 1

    Met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde heffing gelden de bevoegdheden en de verplichtingen van de in artikel 227a, lid 2 Provinciewet vermelde functionarissen, voor de daarachter genoemde colleges of functionarissen:

    • a.

      het college van gedeputeerde staten: het dagelijks bestuur van het Havenschap Moerdijk;

    • b.

      de provincieambtenaar, belast met de heffing van provinciale belastingen: de ambtenaar van het Havenschap Moerdijk belast met de heffing van de in artikel 2 bedoelde heffing;

    • c.

      de provincieambtenaar, belast met de invordering van provinciale belastingen: de ambtenaar van het Havenschap Moerdijk belast met de invordering van de in artikel 2 bedoelde heffing;

    • d.

      de provincieambtenaren belast met de heffing of de invordering van provinciale belastingen: de ambtenaren van het Havenschap Moerdijk belast met de heffing of invordering van de in artikel 2 bedoelde heffing;

    • e.

      de als belastingdeurwaarder aangewezen provincieambtenaar: de daartoe aangewezen ambtenaar van het Havenschap Moerdijk;

    • f.

      de provinciale staten: de Raad van Bestuur van het Havenschap Moerdijk.

  • 2

    De aangewezen ambtenaren als bedoeld in lid 1 belast met de heffing of de invordering van de in artikel 2 bedoelde heffing, kunnen hun bevoegdheden ter zake krachtens mandaat overdragen.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2014.

  • 3

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolrecht Havenschap Moerdijk 2014".

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van Bestuur van 19 december 2013.

DE RAAD VAN BESTUUR VOORNOEMD,

 

De Secretaris F. J. van den Oever

De voorzitter Y.C.M.G. de Boer

Bijlage

Bijlage 1 bij Verordening rioolrecht Havenschap Moerdijk 2014

Tarieventabel Havenschap Moerdijk