Organisatie | Renswoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2014 |
Citeertitel | Ozb-verordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeente, artt. 220 tot 220h
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | Onbekend | 10-12-2013 Heraut, 16 december 2013 | 127947 |
Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie de zaak ter beschikking is gesteld.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet Waardering onroerende zaken.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet Waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 20, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.
De waarde in het economisch verkeer is die op 1 januari 2013. Deze waarde vindt toepassing voor het kalenderjaar 2014.
Indien de waarde in het economisch verkeer gedurende de eerste 2 jaren sedert het tijdvak als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid wijziging ondergaat als gevolg van hetzij bouw, verbouw, verbetering of afbraak, hetzij verandering van bestemming, is de waarde die welke in aanmerking zou zijn gekomen, indien die bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of bestemmingsverandering zijn beslag had gekregen op het hiervoor bedoelde tijdstip.
In afwijking van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
onroerende zaken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning. Tot de onroerende zaken behoren, daaraan al dan niet aard- of nagelvast verbonden werktuigen welke verwijderd kunnen worden met behoud van hun waarde als zodanig en niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
straatmeubilair, waaronder worden begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri'’, hekken en palen;
De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid, onderdelen a. en l., onroerende zaken, voor zover die dienen als woning, geldt niet voor de gebruikersbelasting. Evenmin geldt de vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel i. van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting voor zover de gemeente daarvan niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
Artikel 9 Termijnen van betaling
De aanslagen moeten worden betaald in 3 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien de belastingplichtige de keuze maakt om via automatische incasso te betalen, worden de aanslagen in 8 gelijke termijnen geïnd, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de datum van bekendmaking van de goedgekeurde verordening. Zij is met betrekking tot de invordering tevens van toepassing op alle aanslagen die na die datum worden opgelegd in verband met belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.