Organisatie | Westerveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014 |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-12-2013 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 17-12-2013 Das Mooi, 23-12-2013 | 13/22479 |
De raad van de gemeente Westerveld;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2013;
gelet op artikel 216, 219 en 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014.
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: “gebruik maken” in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer. Onder
grof bedrijfsafval wordt verstaan: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
1 Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).
2 De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
1 De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
a degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;
b ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan:
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij
1 De belasting genoemd onder hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel worden bij wege van aanslag geheven.
2 De belastingen genoemd onder hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van mondelinge dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1 De belastingplicht is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de
aanvang van de belastingplicht.
2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
3Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4 Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.
5 Indien in de loop van het belastingjaar het aantal personen dat gebruik maakt van een perceel
toeneemt, dan blijft de belastingschuld voor de rest van het belastingjaar ongewijzigd. Bij het begin van het eerst volgend belastingjaar wordt er een aanslag opgelegd naar het aantal personen dat op dat moment gebruik maakt van het perceel.
Artikel 9 Termijnen van betaling in geval van heffing genoemd in artikel 7, lid 1
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt dat, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke fiscale heffingen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer dan € 100,-- doch niet meer dan € 2.500,-- bedraagt, de aanslagen moeten worden betaald in 3/8 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de vijfentwintigste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien de vijfentwintigste van de maand valt op een dag als er geen betalingsverkeer mogelijk is via de bank, dan zal de desbetreffende termijn de eerstvolgende werkdag worden afgeschreven zodra er wel betalingsverkeer mogelijk is via de bank. De exacte vervaldata worden vermeld op het aanslagbiljet.
De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de acht termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn lid 1, 2 en 3 van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Onder de naam “reinigingsrechten” worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
1De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden bij wege van aanslag
2 De rechten genoemd onder hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven bij wege van
mondelinge dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen
een stempelafdruk, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel
door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
Artikel 17 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 18 Termijnen van betaling in geval van wijze van heffing genoemd in artikel 15 lid 1
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt dat, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke fiscale heffingen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer dan € 100,-- doch niet meer dan € 2.500,-- bedraagt, de aanslagen moeten worden betaald in 3/8 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de vijfentwintigste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien de vijfentwintigste van de maand valt op een dag als er geen betalingsverkeer mogelijk is via de bank, dan zal de desbetreffende termijn de eerstvolgende dag worden afgeschreven zodra er wel betalingsverkeer mogelijk is via de bank. De exacte vervaldata worden vermeld op het aanslagbiljet.
De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de acht termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn lid 1, 2 en 3 van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen
Artikel 20 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en
De “Verordening reinigingsheffingen 2012” van 20 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 22, tweede lid, genoemde datum, met dien verstande dat zij wel van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2014 hebben voorgedaan.
De bedragen genoemd in deze tabel zijn exclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.
Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing
1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:
1.1.1 indien dat perceel wordt gebruikt door één persoon € 160,25
1.1.2 indien dat perceel wordt gebruikt door twee personen € 210,25
1.1.3 indien dat perceel wordt gebruikt door drie personen € 235,25
1.1.4 indien dat perceel wordt gebruikt door meer dan drie personen € 260,25
1.1.5 voor een perceel dat niet permanent mag worden bewoond en
wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden € 160,25
1.1.6 De belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1.1 t/m 1.1.5 wordt
vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, in-
dien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belasting-
plicht, in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen
volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan het perceel
Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing
1.2.1 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting
1.2.2.1 het achterlaten van (grof) huishoudelijk afval afkomstig van een
in de gemeente Westerveld geregistreerd staand huishouden, op een
daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, namelijk
“het afvalbrengstation”. Dit afvalbrengstation is alleen toegankelijk middels
een toegangspas die aan elk huishouden van de gemeente ter beschikking
Voor stortingen inzake de onderstaande vormen van huishoudelijk afval op “het afvalbrengstation” bedraagt het tarief voor een storting kleiner dan 5 kilogram altijd € 0,25. De tarieven van de daarop volgende extra kilo’s bij deze storting staan hieronder weergegeven.
1.2.3 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting
voor het op aanvraag inzamelen van grof huishoudelijk afval per
aanvraag (maximaal vijf kubieke meter):
1.2.4 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting
voor het op aanvraag inzamelen van snoeihout per aanvraag
(maximaal vijf kubieke meter):
Hoofdstuk 2 Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten
Hoofdstuk 3 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten
3.1 Het recht bedraagt voor het op verzoek verwijderen van
3. grof bedrijfsafval, per kubieke meter (excl. BTW) € 101,98
3.2 Onverminderd het bepaalde in 2.2. bedraagt het recht voor het
3.2 het ophalen van snoeihout tijdens reguliere inzameldata,
3.2 waarbij maximaal twee kubieke meter per melding kan worden
3.2 aangeboden, per melding (excl. BTW) € 10,00
Behoort bij raadsbesluit van de gemeente Westerveld van 17 december 2013.