Organisatie | Buren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | (REGIONAAL)HANDHAVINGBELEID DRANK- EN HORECAWET |
Citeertitel | Handhavingsbeleid drank- en horecawet |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Sanctietabel |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-01-2014 | Nieuw | 07-01-2014 De Stad Buren, d.d. 15 januari 2014 | handhaving Drank- en Horecawet |
Eind 2012 is op regionaal niveau gestart met de implementatie van de gevolgen van de Drank- en horecawet zoals die vanaf 1 januari 2013 geldt. Daarvoor is een regionale werkgroep in het leven geroepen. Eén van de doelstellingen van deze werkgroep is om te proberen om het toezicht op en de naleving van de Drank- en horecawet regionaal te organiseren. Dit beleid beschrijft een mogelijke aanpak van overtredingen van de Drank- en horecawet door alcoholverstrekkers. Het is aan de deelnemende gemeenten (lees: de burgemeesters) om het beleid vast te stellen. Het is aan te bevelen om dit beleid zoveel mogelijk ongewijzigd vast te stellen. Een uniforme aanpak heeft immers een aantal voordelen:
De in dit document genoemde sancties zijn niks meer en niks minder dan een handreiking, een hulpmiddel bij het bepalen van het handhavingsbeleid en sanctiestrategie. In dit beleid worden sanctiemaatregelen beschreven voor de meest voorkomende overtredingen bij alcoholverstrekkers. In de bijlage is een sanctietabel opgenomen. Het is een ‘blauwdruk’, die in principe door elke gemeente kan worden overgenomen als beleidsregel. Dit helpt gemeenten bij het succesvol sanctioneren. Het blijft hierbij mogelijk om in individuele gevallen af te wijken. Zodoende kan de burgemeester in bijzondere omstandigheden afwijken van de aard van de sanctie, de zwaarte daarvan sancties, de hoogte van eventuele dwangsom of bestuurlijke boetes en de duur van begunstigingstermijnen. Het wordt sterk aanbevolen om altijd in het besluit gemotiveerd aan te geven waarom er van het beleid wordt afgeweken.
Voor de plaatselijke alcoholverstrekkers worden bijeenkomsten georganiseerd. Daarmee worden de regels duidelijk en wordt het ook het naleefgedrag bevorderd. Het beleid dient - overeenkomstig het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht - door de burgemeester te worden vastgesteld en bekendgemaakt.
Het jaar 2014 is een pilotjaar. De beschikbare toezichtscapaciteit wordt afgezet tegen de beschikbare middelen. Dat betekent dat in regionaal verband besloten moet worden hoe de capaciteit wordt ingezet. Daarbij is het belangrijk op te merken dat het opstellen van een bestuurlijk boeterapport aanmerkelijk meer tijd kost dan het opmaken van een constateringsrapport. Voordeel van een bestuurlijke boete is evenwel dat, anders dan bij bijvoorbeeld een last onder dwangsom, in beginsel geen hercontrole hoeft plaats te vinden. Een ander bijkomend voordeel is dat geen invorderingsbeschikking noodzakelijk is waartegen (opnieuw) rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Daarmee vergt een bestuurlijke boete naar verwachting minder capaciteit bij de bestuurlijke opvolging en uiteindelijk ook minder toezichtscapaciteit. Daar staat tegenover dat bij een eventuele procedure tegen een opgelegde last onder dwangsom de mogelijkheid bestaat om tijdens de gemaakte fouten te herstellen. Bovendien geldt bij een last onder dwangsom de zogenaamde vrije bewijsleer: de overtreding moet aannemelijk gemaakt worden. Bij een bestuurlijke boete moet de overtreding worden bewezen. De keuze om voor de bestuurlijke boete wordt aan de afzonderlijke gemeenten overgelaten.
Een effectief en strategisch alcoholbeleid omvat verschillende interventies die gestoeld zijn op vier pijlers:
Het handhaven van de regelgeving behoort tot de meest effectieve preventiemaatregelen waarover de overheid beschikt. Handhavingscommunicatie kan de subjectieve pakkans vergroten. Met dit handhavingsbeleid wordt vooral beoogd om schadelijk alcoholgebruik onder voornamelijk jongeren en alcoholgerelateerde openbare ordeproblemen zoals overlast, agressie en geweld en verkeersongevallen tegen te gaan. Op deze overtredingen wordt zwaarder ingezet.
Uitgangspunten handhavend optreden
Bij het constateren van overtredingen van wet- en regelgeving wordt als algemeen uitgangspunt gesteld, dat altijd tegen overtredingen wordt opgetreden. Voorwaardelijk daarbij is uiteraard dat daarvoor een wettelijke bevoegdheid bestaat en handhaving past binnen de prioriteitenstelling van de handhavingpartners (met name de politie).
Daarnaast worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Bij het beoordelen van een overtreding en het bepalen van de juiste sanctie wordt rekening gehouden met:
het subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel. Dit wil zeggen dat de sanctie moet worden toegepast die het minst ingrijpend is en het beste past om het gestelde doel te bereiken. Dit betekent dat bij een overtreding niet standaard één bepaalde interventie mogelijk is. De toezichthouder moet in elke specifieke situatie bepalen welke sanctie de beste is. Daarbij wordt corrigerend opgetreden en eventueel ook sanctionerend.
De wettelijke bevoegdheid tot het doen naleven van wetten en regels is gelegen in artikel 125 van de Gemeentewet en in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:21 en artikel 5:32). De Drank- en horecawet biedt de burgemeester de bevoegdheid om bestuurlijke boeten op te leggen. Daarnaast is in artikel 19a van de Drank- en horecawet een extra handhavingsbevoegdheid aan de burgemeester toegekend: het tree-strikes-you’re out-principe. Tot slot zijn in de Drank- en horecawet imperatieve en facultatieve intrekkingsgronden voor verleende vergunningen opgenomen.
Een risicoanalyse vindt plaats aan de hand van een rekensom: risico = (negatief) effect x kans. Het is van belang om inzichtelijk te maken welke negatieve effecten op kunnen treden wanneer geen toezicht gehouden wordt en hoe groot de kans is dat negatieve effecten optreden. De effecten in het kader van de Drank- en horecawet zijn de volgende:
oneerlijke concurrentie: ongelijke kansen of financiële schade kan ontstaan door niet toegestane (horeca)activiteiten in horeca-inrichtingen die ten koste gaan van andere inrichtingen, niet toegestane horeca-activiteiten in paracommerciële inrichtingen die ten koste gaan van horeca-inrichtingen of het niet voldoen aan wettelijke eisen (inrichtingseisen en eisen die worden gesteld aan leidinggevenden.
aantasting openbare orde, veiligheid of zedelijkheid: maatschappelijk ongewenst gedrag dat leidt tot verstoring van de openbare orde, de veiligheid of zedelijkheid. Het gaat om verstoringen in horecabedrijven of in de directe omgeving daarvan door aan horecabedrijven gerelateerde personen (bezoekers en personeel).
Voor de risico’s (kans x effect) is aangesloten bij de landelijk gehanteerde onderverdeling:
De uitkomsten van de risicoanalyse zijn in de bijlage opgenomen.
Op basis van de risicoanalyse krijgen de onderwerpen met de hoogste risico’s ook de hoogste prioriteit. Deze prioriteiten kunnen ook worden bepaald door politiek-bestuurlijke prioriteiten (lokaal of regionaal) en landelijke prioriteiten. De prioritering is beperkt tot de prioriteiten die op basis van de analyse kunnen worden gesteld. Op basis hiervan kan vervolgens jaarlijks, gecombineerd met de bestuurlijke prioriteiten, een afweging worden gemaakt van de prioriteiten die voor dat jaar gaan gelden. Dit maakt het mogelijk de uiteindelijke prioritering af te stemmen op de bestuurlijke dynamiek.
De uitkomsten van de risicoanalyse zijn vertaald naar drie prioriteitsklassen.
Het algehele doel van toezicht en handhaving is het realiseren van normconform gedrag. Om dat doel te bereiken zijn verschillende instrumenten beschikbaar: informeren, verleiden, afspreken en sanctioneren. Met name de toezichthouders zullen hiervoor over de benodigde competenties moeten beschikken.
Verleiden: mensen proberen te bewegen om zich aan regels te houden
Informeren: vertellen welke regels er zijn, voor wie en waarom
Afspreken: afspraken maken met (individuele) partijen om sanctioneren te voorkomen
Sanctioneren: alle maatregelen die ter beschikking staan om naleving van regelgeving af te dwingen of ongewenst gedrag te bestraffen
Redenen om niet na te leven: tafel van 11
Er bestaan verschillende redenen waarom een doelgroep regels niet naleeft. Er zijn 11 mogelijke redenen onderscheiden, de zogenoemde tafel van 11. Een effectief inzet van instrumenten kan worden bereikt door deze redenen van niet naleven te koppelen (doelgroepanalyse).
De redenen waarom alcoholverstrekkers niet naleven kunnen worden gerubriceerd in 3 categorieën:
Op dit moment ontbreken nog gegevens over het naleefgedrag. Het pilotjaar 2014 is bij uitstek geschikt om hierover informatie te vergaren.
De volgende instrumenten zijn inzetbaar:
Toezicht kan worden onderscheiden in actief en passief toezicht. Actief toezicht vindt planmatig plaats (routinematig of projectmatig). Passief toezicht vindt plaats naar aanleiding van klachten, meldingen, calamiteiten of verzoeken om handhaving. De aantallen controles op jaarbasis, verdeeld over de diverse vormen van toezicht, zijn variabel.
Om effectief toezicht te houden, is het nodig om verschillende vormen van toezicht te hanteren. Differentiatie en combinatie kan worden bepaald op grond van kenmerken en handhavinghistorie (voor 2014 geldt dat nog geen historie bekend is). Controlebezoeken kunnen aangekondigd of onaangekondigd plaatsvinden. De onderstaande vormen van toezicht kunnen worden toegepast. Per toezichtmethode is aangegeven of deze het meest geschikt zijn voor locatiegericht (gerichte inspecties van vooraf bekende locaties) of gebiedsgericht (toezicht in een bepaald gebied) toezicht.
Het door de ondernemer laten invullen van een vragenformulier kan worden overwogen. Het vragenformulier geeft de ondernemer inzicht over de geldende regels.
De controlefrequentie van het routinematige toezicht verschilt per bedrijf. Bedrijven met een hoger risico (kans op overtredingen en nadelige gevolgen) kunnen in beginsel vaker worden gecontroleerd. Daarmee kan de beschikbare capaciteit zo effectief mogelijk worden ingezet. Hiervoor kan een puntensysteem worden toegepast. De controlefrequentie wordt bepaald aan de hand van
Eventueel kan met een bonus worden gewerkt bij bedrijven die geen overlast veroorzaken en de regels altijd goed naleven. Daarmee wordt voorkomen dat als zeer goed bekend staande bedrijven onnodig vaak worden gecontroleerd, omdat ze tot een hoog geprioriteerde groep behoren of in een risicovol gebied liggen. Daar staat tegenover dat verscherpt toezicht mogelijk is als een handhavingstraject is ingegaan.
De Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht en de Drank- en Horecawet geven aan welke sancties het bevoegde gezag kan inzetten tegen het voorkomen of voortduren van overtredingen. Deze zijn:
Opleggen van een last onder bestuursdwang, waarbij door feitelijk handelen de overtreding door of namens gemeente ongedaan wordt gemaakt (artikel 125 van de Gemeentewet en afdeling 5.3 van de Awb). Hieronder valt ook het sluiten en verzegelen van gebouwen en terreinen. De kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen worden verhaald op de overtreder;
Daarnaast kan op basis van een aantal artikelen in de Drank- en Horecawet (alleen) strafrechtelijk worden opgetreden door middel van het opmaken van een proces-verbaal. Let op: niet alle genoemde sancties mogen gelijktijdig worden toegepast.
De handhavingsstrategie deelt overtredingen grofweg op in vier categorieën: overtredingen met een zeer hoog risico, overtredingen met een hoog risico, overtredingen met een gemiddeld risico en overtredingen met een laag risico. De NVWA (Voedsel- en Warenautoriteit), voorheen belast met toezicht op de naleving van de Drank- en horecawet, hanteerde een interventiebeleid waarbij een onderscheid werd gemaakt in drie soorten overtredingen:
overtredingen: handeling of gedraging in strijd met de daarop van toepassing zijnde wettelijke voorschriften en normen met een zodanig karakter, dat er weliswaar geen sprake is van een ernstige overtreding, maar dat de handeling of gedraging dusdanig ongewenst is dat herhaling van de overtreding moet worden voorkomen, mede ter voorkoming van het ontstaan van een ernstige overtreding; en
De “Sanctietabel behorend bij Alcohol- en Horecasanctiebeleid regio Rivierenland” gaat uit van een driedeling in beboetbare gedragingen:
Een voorbeeld van een administratieve tekortkoming (boetecategorie A) is het niet in de inrichting aanwezig hebben van een afschrift van de vergunning (artikel 29, tweede lid Drank- en Horecawet). Een voorbeeld van illegale exploitatie (boetecategorie C) is het uitoefenen van het horeca- of slijtersbedrijf zonder dat daartoe een vergunning is aangevraagd (artikel 3 Drank- en Horecawet). Een voorbeeld van overtreding van de leeftijdsgrenzen (ook boetecategorie C) is het verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt (artikel 20, eerste lid Drank- en Horecawet). Alle overtredingen die bestuurlijk beboetbaar zijn en niet in categorie A of C vallen, worden beboet volgens het tarief behorend bij categorie B. Het gaat hier bijvoorbeeld om het verrichten van andere bedrijfsactiviteiten in een slijterij (artikel 14, eerste lid, Drank- en Horecawet).
Het verdient, in navolging van het interventiebeleid van de NVWA en de categorisering zoals die in de sanctietabel is opgenomen, uit te gaan van 3 categorieën. De categorieën zijn van licht naar zwaar:
In de hieronder opgenomen tabel 1 zijn de verschillende stappen omschreven.
Spoedeisende bestuursdwang in de vorm van sluiting van een horecabedrijf kan bijvoorbeeld geschieden wanneer:
Als uitgangspunt geldt: “Wie A zegt, moet ook B zeggen!” Zodoende zal een eenmaal opgestart handhavingtraject ook moeten worden afgerond. Het handhavend optreden door gemeente, politie en het Openbaar Ministerie (OM) moet immers effectief en geloofwaardig zijn. Anders wordt het sanctiebeleid een papieren tijger en zal het naleefgedrag afnemen. Elke overtreding dient dus in beginsel te leiden tot handhavend optreden. Uiteraard indien en voor zover de partners daartoe bevoegd zijn en voor zover hun prioriteitenstelling daarmee strookt.
De opgelegde bestuurs- en strafrechtelijke maatregelen dienen daadwerkelijk ten uitvoer te worden gelegd. Dit betekent het daadwerkelijk invorderen van de verbeurde dwangsommenen het effectueren van de bestuursdwang. Indien er proces-verbaal is opgemaakt, dient dit bij voorkeur te leiden tot een strafrechtelijke vervolging.
De hoogte van de dwangsom dient proportioneel te zijn (in redelijke verhouding te staan) tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking ervan. Voor het bepalen van de dwangsom kunnen bijvoorbeeld de kosten voor het ongedaan maken van de overtreding(en) als uitgangspunt worden genomen. De daardoor verkregen hoogte van de dwangsom mag in het kader van de beoogde werking worden verhoogd met een “toeslag”, bijvoorbeeld van 25%. Dit is volgens jurisprudentie toegestaan. De dwangsom mag immers niet worden gezien als een afkoopsom. Om die reden en om de beoogde werking van de dwangsomoplegging veilig te stellen, mag de dwangsom hoger zijn dan het bedrag voor het ongedaan maken van de overtreding.
Het opleggen van sancties is geen doel op zich. Sancties zijn in eerste instantie bedoeld als pressiemiddel om de overtredingen ongedaan te maken. Ook gaat er van het hebben van sanctiemiddelen een preventieve werking uit. Blijft een ondernemer of burger echter volharden in zijn overtreding, dan wordt de sanctie ook daadwerkelijk toegepast of uitgevoerd.
Ook bij het inzetten van een last onder bestuursdwang dient de zwaarte van de dwangmaatregel in proportie te staan tot de aard, de gevaarzetting en de urgentie van de overtreding. Als de maatregel is gericht op een tijdelijke sluiting van een bedrijf, dan dient zowel de sluiting zelf, als de duur van de sluiting in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van de overtreding.
Zoals eerder gesteld, kan er in specifieke situaties worden afgeweken van de in deze beleidsnota voorgestelde sancties en termijnen. Hierbij is artikel 4:84 Awb van belang. Het bestuursorgaan handelt namelijk overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Geadviseerd wordt wel om de motivatie voor het afwijken in het besluit op te nemen. Enerzijds doet dit recht aan de transparantie van de handhaving en anderzijds wordt daarmee een motiveringsgebrek voorkomen in bezwaar- en beroepzaken.
Uitwisseling informatie/gegevens
Bij het gezamenlijk handhavend optreden worden desgevraagd de relevante gegevens uitgewisseld tussen gemeenten onderling en tussen gemeente en politie, indien en voor zover deze noodzakelijk zijn voor een adequaat bestuurs- en/of strafrechtelijk optreden. Voor persoonlijke en gevoelige gegevens geldt uiteraard een geheimhoudingplicht. Deze data dienen vertrouwelijk te worden behandeld.
De mogelijke overtredingen en de bestuurlijke opvolging die daarop kan worden toegepast is weergegeven in bijgaande sanctietabel. Hieronder volgt een toelichting op een aantal begrippen.
Wanneer een alcoholverstrekker of alcoholgebruiker een overtreding begaat en daarvoor een sanctiebeschikking krijgt, wordt dezelfde overtreding van de dezelfde overtreder binnen 3 jaar na de eerste sanctiebeschikking beschouwd als recidive.
Voor zover de periode van 3 jaar verstrijkt zonder overtreding door de alcoholverstrekker (exploitant) of alcoholgebruiker, vervalt deze termijn en wordt bij een nadien gepleegde overtreding in beginsel weer gestart met de eerste stap in de sanctiestrategie in de oorspronkelijke sanctiecategorie.
Als de aanbevolen sanctie niet effectief blijkt te zijn, ligt het voor de hand te kiezen voor een ander (effectief) sanctiemiddel.
Als een overtreding vaker heeft plaatsgevonden, maar de overtreder vanwege juridische constructies verschillend is (dit zal zich voornamelijk voordoen als de vergunninghouder ondertussen wijzigt), is in formele zin geen sprake van recidive. Als kan worden aangetoond dat de overtreding herleidbaar is tot dezelfde natuurlijke persoon, dan dient de overtreding te worden aangemerkt als recidive. In het sanctiebesluit dient dit expliciet te worden verantwoord.
De ondernemer wordt in het voornemen enkel de kans geboden om een vergunning aan te vragen en/of de aanvraagprocedure af te wachten (legalisatie) (gedurende deze procedure is het bedrijf dus open) onder voorwaarde dat:
Bij het voornemen wordt daarom - voor zover al niet in het bezit van de ondernemer c.q. al aangevraagd - tevens een set aanvraagformulieren meegezonden. De indieningstermijn van de aanvraag en/of zienswijzen bedraagt 14 dagen.
Dit beleid beperkt zich tot overtredingen en de daartegen te treffen aanbevolen sancties bij horeca- en alcoholgerelateerde zaken. Er wordt per overtreding een sanctiemiddel aanbevolen. Daarnaast zijn natuurlijk nog andere sanctiemiddelen per overtreding mogelijk, dit ter beoordeling van de gemeente zelf.
Bij het sanctiemiddel ‘dwangsom’ zijn in de bijgevoegde sanctietabel de hoogtes van de dwangsommen vermeld die opgelegd kunnen worden. Bij deze bedragen is de hoogte van de bestuurlijke boete als uitgangspunt genomen. Het maximum van de dwangsom is gesteld op 3 x de voorgestelde hoogte van de dwangsom zoals die in de sanctietabel is opgenomen. De in de sanctietabel genoemde dwangsommen betreffen dwangsommen per overtreding’ en niet ‘dwangsommen ineens’. Als zulks is vermeld, geldt de dwangsom per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd. Zie artikel 5:32b Awb. Bij veel overtredingen is uitgegaan van een dwangsom per m2. Het aantal m2’s wordt berekend aan de hand van de oppervlakte van de lokaliteiten in het horeca- dan wel slijtersbedrijf. Het terras behoort ook tot het horecabedrijf. Deze oppervlaktes zijn onder andere terug te vinden in de Drank- en Horecavergunning.
In de sanctietabel is aangegeven in welke gevallen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd en de hoogte daarvan. Een bestuurlijke boete (punitieve sanctie) kan naast een last onder dwangsom/bestuursdwang (situatieve sanctie) worden opgelegd. In een aantal gevallen (bijvoorbeeld als het voornemen bestaat om een vergunning in te trekken) kan géén bestuurlijke boete worden opgelegd. Zie artikel 44a Drank- en horecawet.
Duidelijke communicatie over het handhavingsbeleid heeft twee belangrijke doelen:
Communicatie over handhaving kan gelijk opgaan met de pijler publiek draagvlak (zie de inleiding). In die zin is afstemming noodzakelijk. Er zijn verschillende doelgroepen waar communicatie zich tot zou moeten richten:
Daarbij kan gebruik gemaakt worden van verschillende communicatiemiddelen. Het meest efficiënt voor alle doelgroepen is een informatiebrief/folder met een korte beschrijving van het handhavingsbeleid, een publicatie op de gemeentepagina van een lokaal of regionaal dag- of weekblad en informatie op de gemeentelijke website. In eventuele constaterings- en waarschuwingsbrieven wordt het doel van het handhavingsbeleid nogmaals uitgelegd. ‘Successen vieren’ draagt bij aan het vergroten van de ‘spontane naleving’. Het verdient dan ook aanbeveling om de pers actief in kennis te stellen van het aantal geconstateerde overtredingen. Daarbij hoeft de betreffende naam van de overtreder niet genoemd te worden. Louter de mededeling dat bij een horecabedrijf in de gemeente X een overtreding geconstateerd is, is voldoende. Voorkomen moet worden dat een persbericht uitgaat voordat de overtreder de waarschuwing over het (voorgenomen) besluit ontvangt. Het is dan ook wenselijk om een persbericht een week later uit te laten gaan.
De resultaten en de voortgang van de uitvoering van dit handhavingsbeleid moeten worden bewaakt. Dat geldt ook voor de resultaten en voortgang in de doelen. Een en ander zal in een voortgangsrapportage worden verwerkt. Aan de hand van die rapportage kan een ex-post evaluatie worden uitgevoerd. Zonodig kan bijstelling van het handhavingsuitvoeringsplan plaatsvinden.