Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Heiloo

Monumentenverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Heiloo
Officiële naam regelingMonumentenverordening
CiteertitelHeilooër Monumentenverordening 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpMonumenten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 20 bevat overgangsbepalingen.

De Heilooër Monumentenverordening 1994, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

De Heilooër Monumentenverordening 1994, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vind

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Monumentenwet, art. 12
  3. Monumentenwet, art. 14
  4. Monumentenwet, art. 15

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-200609-12-2014nieuwe regeling

08-05-2006

Uitkijkpost, 17-05-2006

07-839

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 Deze verordening verstaat onder:

    1. monumenten:a. alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;b. terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a.

    2. gemeentelijke archeologisch monument:monument, bedoeld in onderdeel 1, onder b;

    3. gemeentelijke monumentenlijst:de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde gemeentelijke monumenten.

    4. beschermde gemeentelijke monumenten:onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst.

    5. beschermde provinciale monumenten:onroerende monumenten, die zijn geplaatst op de lijst van monumenten, op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

    6. beschermde rijksmonumenten:onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

    7. kerkelijke monumenten:onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

    8. monumentencommissie:de door het college ingestelde Heilooër Monumentencommissie (HMC), met als taak het college op aanvraag of uit eigen beweging te adviseren over toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en andere zaken aangaande monumenten.

    9. Bouwhistorisch onderzoek:in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

  • 1 Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1 Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2 De waarde van een monument wordt bepaald aan de hand van een of meer van de volgende criteria:

    • a.

      architectuurhistorische waarde;

    • b.

      archeologische waarde;

    • c.

      stedenbouwkundige, landschappelijke of situeringswaarde,

    • d.

      ambachtelijke waarde,

    • e.

      historische waarde,

    • f.

      typologische waarde

    • g.

      ensemble-waarde,

    • h.

      zeldzaamheidswaarde.

  • 3 Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, wordt:

    • a.

      de eigenaar gehoord;

    • b.

      advies gevraagd aan de monumentencommissie.

    In spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken.

  • 4 Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 5 Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert het overleg met de eigenaar.

  • 6 De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1 De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2 Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit

  • 1 De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1 Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2 De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

  • 3 De gemeentelijke monumentenlijst geeft tevens aan dat een monument geheel dan wel alleen voor met name omschreven onderdelen onder de werking van deze verordening valt.

Artikel 7 Wijzigingen van de aanwijzing

  • 1 Het college kan ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende in de door het college vastgestelde gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen.

  • 2 Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van het derde lid achterwege. Wijzigingen die hierop betrekking hebben worden wel te allen tijde aan de monumentencommissie doorgegeven.

  • 3 Het college geeft over wijzigingen in de gemeentelijke monumentenlijst niet eerder een beschikking nadat:

    • a.

      de monumentencommissie over de betreffende wijzigingen advies heeft uitgebracht;

    • b.

      de eigenaar is gehoord.

    In spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken.

  • 4 Het college geeft met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beschikking dan na overleg met de eigenaar.

  • 5 Het college maakt binnen acht weken nadat de monumentencommissie heeft geadviseerd de beschikking over de wijzigingen als bedoeld in lid 1 bekend. Bij overschrijding van de termijn wordt het college geacht niet tot wijziging in de gemeentelijke monumentenlijst te hebben beschikt.

  • 6 Het college geeft van de wijzigingen in de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze kennis.

  • 7 Monumenten, voorkomend op de gemeentelijke monumentenlijst, die worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 dan wel in een lijst van monumenten op grond van een monumentenverordening van de provincie Noord-Holland, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1 Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

  • 3 De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Verbodsbepaling

  • 1 Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Artikel 10 Vergunning

  • 1 Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 11 Instellen bouwhistorisch onderzoek

  • 1 Het college kan ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 10 bepalen dat een bouwhistorisch onderzoek dient te worden verricht.

Artikel 12 Vergunningverlening

  • 1 Het college vraagt advies aan de monumentencommissie voordat zij beslist op de aanvraag op grond van artikel 10.

  • 2 Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3 Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4 Het college kan de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het derde lid genoemde termijn.

  • 5 Indien het college niet voldoet aan het derde of vierde lid, wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 6 Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist. 

Artikel 13 Kerkelijk monument

  • 1 Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Hoofdstuk 3 INTREKKING VERGUNNING

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

  • 1 De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen vijf jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2 Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Hoofdstuk 4 VERGUNNING BESCHERMD RIJKSMONUMENT

Artikel 15 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1 Het college zendt onmiddellijk na afloop van de termijn bedoeld in artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de daartegen naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie.

  • 2 De monumentencommissie adviseert het college schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumenten-commissie geacht geadviseerd te hebben. 

Hoofdstuk 5 SCHADEVERGOEDING

Artikel 16 Schadevergoeding

  • 1 Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het college wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

    • b.

      de weigering van het college een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

    • c.

      voorschriften door het college verboden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

    schade zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2 Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 Strafbepaling

  • 1 Hij die handelt in strijd met de artikel 9 en 10 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 18 Toezichthouders

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe door het college aangewezen toezichthouders.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1 Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag van de maand na die waarin zij bekend is gemaakt.

  • 2 De Heilooër Monumentenverordening 1994, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3 Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4 De Heilooër Monumentenverordening 1994, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

Artikel 20 Overgangsbepalingen

  • 1 De op grond van de ingevolge artikel 18, tweede lid vervallen verordening aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2 Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 21 Citeertitel

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als “Heilooër Monumentenverordening 2006”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Heiloo, d.d. 8 mei 2006.