Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wijk bij Duurstede

Verordening peuterspeelzalen Wijk bij Duurstede 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWijk bij Duurstede
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening peuterspeelzalen Wijk bij Duurstede 2005
CiteertitelVerordening peuterspeelzalen Wijk bij Duurstede 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerppeuterspeelzaal

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 20 van de Welzijnswet 1994

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-02-2005Onbekend

01-02-2005

Wijkse courant

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening peuterspeelzalen Wijk bij Duurstede 2005

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

d.d. 11 januari 2005 nr. 9;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 20 van de Welzijnswet 1994;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening;

 

“Verordening peuterspeelzalen Wijk bij Duurstede 2005”

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Het college:

Het college burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede.

Kindercentrum:

kinderopvang in een ruimtelijke voorziening buiten een gezinssituatie, indien de opvang betrekking heeft op meer dan vier kinderen gelijktijdig, afkomstig uit meerdere huishoudens.

Peuterspeelzaal:

een kindercentrum, voor kinderen vanaf twee jaar tot het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen, met een maximale verblijfsduur per kind van 3,5 uur per dag.

Groep:

een eenheid die bestaat uit een aantal kinderen en een aantal functionarissen en eventueel begeleiders.

Houder:

De natuurlijke of rechtspersoon die een kindercentrum in stand houdt.

Functionaris:

in een kindercentrum werkzame persoon die werkzaamheden verricht,

en die over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding beschikt;

in een kindercentrum werkzame persoon van minimaal 18 jaar oud die de beroepsbegeleidende leerweg volgt, onder voorwaarden dat het kindercentrum een erkend leerwerkbedrijf is, beschikt over een scholings- en loopbaanbeleid en de betreffende persoon op een adequate manier begeleidt.

Begeleider:

de in een kindercentrum werkzame persoon die, anders dan de functionaris, is belast met het bieden van verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen.

NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie Instituut vastgestelde norm.

Vergunning:

de schriftelijke door burgemeester en wethouders af te geven verklaring dat het de houder van een kindercentrum is toegestaan een kindercentrum open te stellen en in stand te houden en dat deze voorziening voldoet aan de in deze verordening opgenomen voorschriften.

 

Artikel 2 Vergunningplicht

Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een kindercentrum open te stellen of te houden.

 

Artikel 3 Aanvraagprocedure

Een verzoek om een vergunning moet door de aanvrager schriftelijk worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

Van de kindercentra worden in ieder geval de volgende gegevens opgevraagd:

openingstijden van de voorziening;

een op schaal (minimaal 1:100) vervaardigde tekening en omschrijving van de ligging en indeling van het perceel, dan wel de perceelgedeelten, waarin de peuterspeelzaal is, dan wel zal worden gerealiseerd; op de tekening moet voor elke ruimte worden aangegeven waarvoor deze is bestemd;

het totaal aantal kinderen dat per dagdeel maximaal aanwezig kan zijn;

de leeftijden van de kinderen per groep;

het minimum aantal functionarissen dat per groep per dagdeel aanwezig zal zijn, alsmede een afschrift van hun diploma's;

een afschrift van het rechtspositiereglement;

een afschrift van de aansprakelijkheids- en ongevallenpolis;

veiligheidsvoorzieningen;

sanitaire voorzieningen;

het aantal vierkante meters werk-/speeloppervlak per kind (buiten en binnen);

indien de aanvrager een natuurlijk persoon is: een opgave van naam, adres, geboortedatum, alsmede een verklaring omtrent het gedrag van de aanvrager als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, afgegeven ten hoogste een maand voor de dag waarop de aanvraag is ingediend;

indien de aanvrager een rechtspersoon is, een opgave van namen en adressen van bestuursleden, de statuten en een uittreksel van de Kamer van Koophandel;

naam en adres van de contactpersoon.

Burgemeester en wethouders kunnen verlangen dat aanvullende gegevens worden verstrekt.

Burgemeester en wethouders kunnen formulieren vaststellen voor het doen van een aanvraag ter verkrijging van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

 

Artikel 4 Weigering en ontheffing

Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning, indien niet wordt voldaan aan de in of krachtens hoofdstuk 2 van deze verordening gestelde regels of wanneer er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat een aanvrager van een vergunning in de toekomst niet aan de gestelde eisen kan of zal voldoen.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, onder door hen vast te stellen voorschriften, van de in het eerste lid bedoelde algemene of nadere regels ontheffing te verlenen.

 

Artikel 5 Behandeling aanvragen

Op het in behandeling nemen van aanvragen is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Een ieder kan zijn zienswijze over de aanvraag naar voren brengen.

 

Artikel 6 Termijnen

Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning of op een verzoek tot ontheffing binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.

Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing ten hoogste 8 weken verdagen. Van een besluit tot verdaging wordt vóór de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

 

Artikel 7 Aanhouding

Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan, totdat zij een beslissing hebben genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Woningwet.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 nemen Burgemeester en wethouders, voor zover de aanhouding bedoeld in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 6 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 6 bedoelde termijnen.

 

Artikel 8 Duur van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing wordt verleend voor een periode van maximaal 5 jaar.

 

Artikel 9 Voorschriften en beperkingen

Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang in verband waarmee de vergunning of ontheffing is verleend.

Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht deze voorschriften en beperkingen na te komen.

 

Artikel 10 Verplichtingen van de houder

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

De houder is verplicht aan burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.

De houder is voorts verplicht om, indien de krachtens artikel 3, lid 2, verstrekte gegevens wijziging hebben ondergaan, daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

De vergunninghouder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in het kindercentrum op te hangen.

 

Artikel 11 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is verstrekt;

indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

indien binnen de termijn van een jaar geen gebruik wordt gemaakt van de vergunning;

indien de houder dit verzoekt.

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een kindercentrum gelasten, indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 2 KWALITEITSREGELS

Artikel 12 Nadere regels

Het kindercentrum dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke inrichting te hebben.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen, waaraan het kindercentrum, de houder en de in de voorziening werkzame functionarissen en begeleiders moeten voldoen. Deze regels zijn opgenomen in het besluit Nadere Regels Kindercentra en hebben betrekking op:

de begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van de voorziening voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor het kindercentrum en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

de aan de functionarissen en begeleiders te stellen gezondheidseisen;

de aanwezigheid van gegevens in het kindercentrum.

 

Artikel 13 Invloed van functionarissen en begeleiders op het beleid van de houder

De houder zorgt ervoor dat de invloed van functionarissen en begeleiders

op het beleid van de houder is gewaarborgd.

 

Artikel 14 Informatie aan ouders/verzorgers

De houder van een kindercentrum informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:

het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid.

de wijze waarop klachten worden behandeld;

de wijze waarop inspraak is geregeld;

de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

 

Artikel 15 Aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering

De houder van een kindercentrum moet ten behoeve van in het centrum aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

 

Artikel 16 Voorkoming verspreiding infectieziekten

Het is aan de houder, dan wel aan degene die met de dagelijkse leiding is belast, verboden:

enig persoon tot het kindercentrum, of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer, volgens de directeur van de GGD, het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken, aanwezig is;

enig persoon tot het kindercentrum, of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder sub a vermelde wet, aanwezig is.

Van het in het eerste lid onder sub a omschreven verbod is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid onder sub a genoemde wet.

 

Artikel 17 Groepsgrootte en aantallen functionarissen

De groepen kinderen bestaan uit ten hoogste 20 kinderen.

De groepen kinderen staan onder leiding van één functionaris en één begeleider.

 

Artikel 18 Verblijfsruimte voor kindercentra

Per groep is een ruimte beschikbaar die per kind 3 m² netto

speel-/werkoppervlak bevat, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

Er is een buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal

4 m² per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

HOOFDSTUK 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Uitzonderingsbepalingen

Deze verordening is niet van toepassing op:

voorzieningen waarin de peuterspeelzaal is geregeld bij of krachtens enig ander wettelijk voorschrift dan deze verordening;

lokaliteiten waarin aan bezoekers van gebouwen of inrichtingen gelegenheid wordt geboden kinderen voor de duur van het bezoek te doen verblijven.

 

Artikel 20 Strafbepaling

Overtreding van artikel 2 en 9 en van de kwaliteitsregels in Hoofdstuk 2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

 

Artikel 21 Toezicht en opsporing

Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

De opsporing van de in artikel 20 strafbaar gestelde voorschriften is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

 

Artikel 22 Controle

Burgemeester en wethouders controleren ten minste één maal per jaar de houders op naleving van de verordening, voorschriften en beperking verbonden aan vergunning en ontheffing.

 

Artikel 23 Overgangsbepaling

Een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dienen alle houders van kindercentra te voldoen aan de in of krachtens deze verordening gestelde eisen.

 

Artikel 24 Inwerkingtreding

De Verordening Peuterspeelzalen Wijk bij Duurstede 2005 treedt in werking op 10 februari 2005.

 

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Peuterspeelzalen Wijk bij Duurstede 2005.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 februari 2005.

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,