Verordening Bijdrageregeling Minima

Artikel 1 Begripsbepaling (zie ook artikel 4a)

• 1

  Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven,

  hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Wet

  Investeren in Jongeren en het Richtlijnenboek Sociale Zaken.

   

• 2

  In deze verordening wordt verstaan onder:

  a. Aanvrager: een persoon als bedoeld in artikel 4 WWB danwel artikel 4 WIJ en een

  schriftelijke aanvraag heeft ingediend.

  b. Rechthebbende: ingezetene, niet zijnde een student, die 18 jaar of ouder is en

  waarvan het adres op het moment van de aanvraag overeenkomt met de

  gemeentelijke basisadministratie en die een inkomen heeft dat netto niet meer

  bedraagt dan 125% van de voor hem geldende WIJ-inkomensvoorzieningsnorm

  danwel 125% van de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  Deze persoon kan eveneens voor zijn thuisinwonende ten laste komende

  minderjarige kind(eren) een aanvraag indienen;

  c. Niet-rechthebbende: de persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen of

  degene die een andere vreemdeling is dan die, bedoeld in artikel 11 tweede en

  derde lid van de Wet werk en bijstand;

  d. student: degene van 18 jaar of ouder die aanspraak kan maken op

  studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een

  tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

  schoolkosten.

   

Artikel 2 Hoogte van de bijdrage

• 1

  Het College van burgemeester en wethouders verleent rechthebbende een

  bijdrage van op naam gestelde kosten van de betreffende rechthebbende zoals

  deze genoemd zijn in artikel 3, tenzij het gaat om een bewijsstuk dat niet op

  naam gesteld wordt.

   

• 2

  Van de gemaakte kosten wordt 100% vergoed tot een maximum van € 113,00

  per volwassene per jaar en tot een maximum van € 154,00 per jaar voor een

  thuisinwonend ten laste komend kind tot 18 jaar.

   

• 3

  De maximale bijdrage van de in lid 2 genoemde vergoeding wordt met ingang van

  2012 elk kalenderjaar conform het gemeentebreed gehanteerde inflatiepercentage

  aangepast.

   

• 4

  De in lid 3 bedoelde geïndexeerde tegemoetkoming wordt zo nodig op

  hele euro’s afgerond.

   

Artikel 2a Betrekking hebbende op het jaar 2013

Het in artikel 2, lid 2 genoemde bedrag van € 154,00 wordt vervangen door € 229,00. 

Artikel 3 Vergoedingen

Voor een vergoeding komen in aanmerking kosten die door de rechthebbende zijn

gemaakt voor:

a. entreekaarten en/of contributie voor sociaal-culturele en/of sportieve activiteiten;

b. de aanschaf van sportattributen;

c. abonnement televisie, krant en internet;

d. de aanschaf van een identiteitskaart of paspoort.

Artikel 4 Aanvragen

• 1

  Het aanvragen van de bijdrage c.q. het declareren van de kosten van deelname aan

  voorzieningen geschiedt per kalenderjaar. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een

  door het College van burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

   

• 2

  De aanvragen dienen te worden ingediend voor 1 februari van het jaar volgend op

  het jaar waarin de kosten zijn gemaakt.

   

• 3

  Met het aanvraag-/declaratieformulier moeten de op de betaling van de kosten

  betrekking hebbende bewijsstukken worden overgelegd, waarbij het inkomen over

  de maand voorafgaande aan die waarin wordt aangevraagd, bepalend is.

   

Artikel 4a Rechthebbende vanaf 1 januari 2012

In afwijking van artikel 1 lid 2 onder b wordt met ingang van het kalenderjaar 2012

onder “rechthebbende” verstaan: de ingezetene niet zijnde een student, die 18 jaar of

ouder is en waarvan het adres op het moment van de aanvraag overeenkomt met de

gemeentelijke basisadministratie en die een inkomen heeft dat netto niet meer bedraagt

dan 110 % van de toepasselijke bijstandsnorm. Deze persoon kan eveneens voor zijn

thuisinwonende ten laste komende minderjarige kind(eren) een aanvraag indienen.

Artikel 5 Afwijkende bepalingen

Het college van burgemeester en wethouders kan in afwijking van het bepaalde in deze

verordening besluiten een bijdrage te verlenen ingeval een strikte toepassing van de

verordening zou leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.