Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Súdwest-Fryslân

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSúdwest-Fryslân
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014
CiteertitelVerordening rioolheffing 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228a van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-2015gewijzigde regelgeving

14-11-2013

Ta jo tjinst

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 oktober 2013;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de

verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor

inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of

grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

c. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

d. garagebox: een zelfstandige opstal, bedoeld en als zodanig in gebruik, voor het

stallen van (motor)voertuigen en/of het opslaan van goederen, zonder dat dit een

bedrijfsmatig doel dient, en deze opstal in de uitvoering van de Wet WOZ als

garagebox wordt aangemerkt, terwijl vanuit dit opstal enkel hemelwater wordt

afgevoerd.

e. woning: een onroerende of roerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient dan wel volledig dienstbaar is aan woondoeleinden;

f. niet-woning: een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient dan wel

volledig is aan woondoeleinden.

 

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de

kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater,

alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde

hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige

gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1

    De belasting wordt geheven:

    a.  van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de

    gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

     

  • 2

    Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    a.  degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    b.  ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

     

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn

om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die

gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden

aangemerkt.

 

Artikel 5 Vrijstellingen

Niet belastingplichtig is degene die:

a. bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of

beperkt recht van een garagebox, of gebruiker is van een garagebox, indien de

eigenaar of gebruiker van deze garagebox reeds rioolheffing verschuldigd is terzake van een binnen de gemeente gelegen woning.

b.  bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of

beperkt recht, dan wel gebruiker is, van een object dat in de WOZ-administratie als objectomschrijving begraafplaats, bouwterrein, gasdistributiestation,

drinkwaterzuiveringsinstallatie, geldautomaat / pinautomaat, gemaal,

hoogspanningsmast, ongebouwd, overig ongebouwd, parkeerterrein/-plaats,

rioolwaterzuiveringsinstallatie, sportterrein, stroomdistributiestation,

telefooncentrale, trafo, uitkijkpost, volkstuin, waterleidingstation, windmolen of

zendmast heeft.

 

Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal woningeenheden (w.e.'s).

  • 3

    Voor een woning wordt het aantal woningeenheden gesteld op één.

  • 4

    Voor niet-woning wordt het aantal woningeenheden vastgesteld overeenkomstig

    onderstaande tabel:

     

     

    <

    € 250.000,-

    1

    € 250.000,-

    € 500.000,-

    2

    € 500.000,-

    € 750.000,-

    4

    € 750.000,-

    € 1.000.000,-

    6

    € 1.000.000,-

    € 1.250.000,-

    8

    € 1.250.000,-

    € 1.500.000,-

    10

    € 1.500.000,-

    € 1.750.000,-

    12

    € 1.750.000,-

    € 2.000.000,-

    14

    € 2.000.000,-

    € 3.000.000,-

    16

    € 3.000.000,-

    € 4.000.000,-

    18

    € 4.000.000,-

    € 5.000.000,-

    20

    € 5.000.000,-

    € 10.000.000,-

    22

    € 10.000.000,-

    € 20.000.000,-

    24

    € 20.000.000,-

    >

    26

     

  • 5

    De in de tabel van lid 4 bedoelde WOZ-waarde, is de op de voet van hoofdstuk IV

    van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde

    waarde zoals deze voor het in artikel 8 bedoelde kalenderjaar geldt.

     

  • 6

    Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet

    waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat

    perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

     

Artikel 7 Belastingtarieven

  • 1

    Het eigenarendeel bedraagt € 114,85 per jaar

  • 2

    Het gebruikersdeel bedraagt € 77,52 per jaar per woningeenheid

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar

Artikel 9 Wijze van heffing

De betaling wordt bij wege van aanslag geheven

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het

    gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

     

  • 2

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel

    twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

     

  • 3

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel

    twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

     

  • 4

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5

    Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de

    toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolheffingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

     

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de

    aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het

    aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

     

  • 2

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven overeenkomstig de voorwaarden gesteld in het 'Reglement voor de automatische incasso van de gemeentelijke belastingen in de gemeente Súdwest-Fryslân', dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    De ‘Verordening rioolheffing 2013’ van 13 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 3

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rioolheffing 2014.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 november 2013

drs. H.H. Apotheker, voorzitter.

G.W. Stegenga, wnd. griffier.