Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling Groen (Uitvoeringsregeling Groen ) |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling Groen |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | flora en fauna, innovatie, leefomgeving, natuur en landschap, subsidies |
De Subsidieregeling landelijk gebied 2013 wordt ingetrokken, met uitzondering van Hoofdstuk 1, Hoofdstuk 3 onderdeel 3.1 en Bijlage V.
De Subsidieregeling landelijk gebied 2013, zoals die luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.
Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013, art. 3
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 11-07-2014 | nieuwe regeling | 05-11-2013 Provinciaal Blad 2013, nr. 213 | PZH-2013-438867140 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
1. In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv kan subsidie geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien:
2. In afwijking van artikel 11, eerste lid, onder a van de Asv, kan subsidie worden geweigerd indien de te subsidieren activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend.
Om voor subsidie onder deze regeling in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.
2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.
3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
Artikel 5 Subsidieverplichtingen
1. In aanvulling op de artikelen 18 tot en met 21 van de Asv wordt aan de subsidieontvanger de verplichtingen opgelegd:
2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger deze verplichtingen wijzigen.
Artikel 6 Bevoorschotting en betaling
1. Het voorschot voor subsidies van € 25.000,- en hoger bedraagt maximaal 80% van de maximale subsidie.
2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.
Artikel 7 Prestatieverantwoording
1. Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.
2. Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.
3. Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling in de vorm van een activiteitenverslag vergezeld van een financieel verslag met controleverklaring van een accountant.
Hoofdstuk 2 Integrale gebiedsgerichte subsidies
§ 2.1 Integrale groenprojecten
Artikel 8 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een integrale gebiedsafspraak als opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De integrale gebiedsafspraak, bedoeld in het eerste lid, leidt tot een aantoonbare bijdrage aan een of meer van de ambities en ten minste één van de doelstellingen zoals opgenomen in de Beleidsvisie Groen.
Subsidie als bedoeld in artikel 8 kan uitsluitend worden verstrekt aan de rechtspersonen die voor de betreffende integrale gebiedsafspraak zijn opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 11 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen die kosten in de integrale gebiedsafspraak voor subsidie in aanmerking die rechtstreeks betrekking hebben op ambities en doelstellingen van de Beleidsvisie Groen. 4 Uitgegeven 17 december 2013
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met als maximum het bedrag dat is opgenomen voor de betreffende activiteit in het Uitvoeringsprogramma Groen.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat de hoogte van de subsidie maximaal 100% van de subsidiabele kosten bedraagt met een maximum van 50% van de kosten in het project indien en voor zover die projectkosten bijdragen aan in beleid vastgelegde doelen van de provincie, buiten de Beleidsvisie Groen.
Artikel 13 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een projectverkenning voorafgaand aan een voorgenomen integrale gebiedsafspraak als bedoeld in artikel 7 eerste lid.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, geeft uitsluitsel over de haalbaarheid van een integrale gebiedsafspraak.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 13 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
In deze paragraaf wordt verstaan onder: netwerksturing: niet hiërarchische vorm van sturing door deelnemende partijen gezamenlijk, ieder vanuit de eigen taak en verantwoordelijkheid.
Artikel 19 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor een pilot gericht op innovatieve realisatiemodellen en beheermodellen voor natuur- recreatie- of landschapsinrichting of het beheer ervan, als opgenomen in een Uitvoeringsprogramma Groen. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verwerving van kennis over efficiënter en goedkoper inrichten of beheer van natuur- recreatie- of landschapsgebieden.
Subsidie als bedoeld in artikel 19 kan uitsluitend worden verstrekt aan de rechtspersonen die voor de betreffende activiteit zijn opgenomen in een Uitvoeringsprogramma Groen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 19 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 22 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 22 onder a tot en met f. 2. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 22 onder g. 3. De subsidie bedraagt maximaal het bedrag dat is opgenomen voor de betreffende activiteit in het Uitvoeringsprogramma Groen.
Hoofdstuk 3 Sectorale subsidies
§ 3.1 Boekjaarsubsidies voet- en fietsveren met een regionale functie
Artikel 24 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor exploitatiekosten van een voet- of fietsveer. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie. 3. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot behoud van routeverbindingen ten behoeve van voetgangers en fietsers.
Subsidie als bedoeld in artikel 24 kan worden verstrekt aan gemeenten en stichtingen die als statutaire doelstelling hebben het behoud van het veer.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 24 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
In aanvulling op artikel 34, tweede lid van de Asv bevat het activiteitenplan in ieder geval een overzicht van gegevens met betrekking tot het aantal personen dat gebruikmaakt van het veer en de gebruikersgroepen dat loopt van 1 september tot 1 september van het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag.
§ 3.2 Projectsubsidie agrarische structuurversterking voor de grondgebonden landbouw
Artikel 29 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten ten behoeve van de grondgebonden landbouw voor zover deze betrekking hebben op verbetering van de verkaveling en van de ligging van landbouwkavels ten opzichte van elkaar.
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verbetering van de verkaveling en van de ligging van kavels ten opzichte van elkaar en de verbetering van de toegankelijkheid van kavels en percelen in de grondgebonden landbouw.
Subsidie, als bedoeld in artikel 29, wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische ondernemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties, natuur- en landschapsorganisaties, waterschappen, gemeenten, en de Dienst Landelijk Gebied.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 29 in aanmerking te komen staat, naast aan de vereisten in artikel 3, de kavel op de in bijlage 1 opgenomen kaart ‘Agrarische structuurversterking' aangeduid als agrarisch gebied waar agrarische structuurversterking gewenst is.
Artikel 32 Subsidiabele kosten planvorming verkaveling
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Artikel 33 Subsidiehoogte kosten planvorming verkaveling
1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. 2. De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.
Artikel 34 Subsidiabele kosten uitvoering verkaveling
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Artikel 35 Niet subsidiabele kosten uitvoering verkaveling
De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 36 Subsidiehoogte kosten uitvoering verkaveling
1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. 2. De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten. 3. In afwijking van het eerste en tweede lid geldt voor de kosten als vermeld in artikel 34, onder e, een drempel van 250,00 euro per hectare en worden deze kosten daarboven volledig vergoed met een maximum van 500,00 euro per geruilde hectare.
§ 3.3 Projectsubsidie soortenbeleid leefgebied en maatregelen verbetering natuurwaarden.
Artikel 37 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor maatregelen die zijn gericht op het versterken en beschermen van populaties van bedreigde dier- of plantensoorten of op het verhogen van de natuurwaarden in Zuid-Holland. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan het behoud van bijzondere diersoorten en verbetering van de natuurwaarden in Zuid-Holland.
1. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 37 worden ingediend, als Gedeputeerde Staten hebben besloten tot openstelling van deze paragraaf, gedurende een daarbij aan te geven periode.
2. Bij het besluit tot openstelling wijzen Gedputeerde Staten diersoorten en terreinen aan waarvoor subsidie kan worden verstrekt als bedoeld in artikel 38.
3. In afwijking van artikel 4 kunnen Gedputeerde Staten bij het besluit tot openstelling tevens de volgorde van behandeling vaststellen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 37 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten van artikel 3 voldaan aan de volgende vereisten:
§ 3.4 Subsidies voor het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland § 3.4.1 Projectsubsidie fietsen en wandelen
j. wandelroutenetwerk Zuid-Holland 2010-2020: Provinciale Staten vastgesteld wandelplan met bijbehorende plankaart, welke jaarlijks wordt geactualiseerd en vindbaar op: http://www.zuid- stad-landverbinding: een fietsroute vanuit de stad naar een aantrekkelijk landschap, recreatie- of holland.nl/overzicht_alle_themas/c_landschap/c_recreatie_en_toerisme/c_wandelroutenetwerk.htm
Artikel 44 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de verbetering of het realiseren van nieuwe voorzieningen, routes, het oplossen van bestaande knelpunten en de aanleg van ontbrekende schakels in het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot een verbetering van de aantrekkelijkheid, gebruiks- en belevingswaarde en bekendheid van het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland.
1. Subsidie als bedoeld in artikel 44 wordt verstrekt aan Gemeenten, Water- en Hoogheemraadschappen, regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten, en belangenorganisaties voor wandelen, fietsen en toervaart. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt subsidie voor een boerenlandpad eveneens verstrekt aan (agrarische) natuurorganisaties en agrarische grondbezitters en pachters.
1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 44 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
2. Van het bepaalde in het eerste lid onder b. kan worden afgeweken, mits beperkingen in de toegankelijkheid noodzakelijk zijn voor het vogelbroedseizoen.
Artikel 47 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg van een ontbrekende schakel of de verbetering of realisering van een voorziening of route ten hoogste 75 % van de subsidiabele kosten. 2. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg van een stad-landverbinding ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten. 3. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg en inrichting van een wandelroute ten hoogste 100 % van de subsidiabele kosten. 4. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg van een boerenlandpad ten hoogste 100 % van de subsidiabele kosten alsmede een tegemoetkoming in de kosten van beheer en openstelling ad € 0,45 per meter per jaar.
§ 3.4.2 Verbetering van het landelijk netwerk voor de recreatietoervaart (basis recreatie toervaartnet)
a. Beleidsvisie BRTN 2008-2013: Beleidsvisie opgesteld door Stichting Recreatietoervaart Nederland voor het basis recreatietoervaartnet, en te vinden op: http://www.srn.nl/publicaties/;
Artikel 51 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor het opheffen van knelpunten en kwaliteitsverbetering in het basis recreatietoervaartnet of de opheffing van een knelpunt of ontbrekende schakel voor zover van belang voor het ontwikkelen van routenetwerken (rondjes) over Provinciale vaarwegen, gekoppeld aan het BRTN-net.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit bedoeld in het eerste lid leidt tot het verbeteren van de bereikbaarheid van het basis recreatietoervaartnet vanuit de steden in Zuid-Holland.
Subsidie als bedoeld in artikel 52 kan worden verstrekt aan de eigenaar of erfpachter van de grond, of aan de bij wet aangewezen of gemandateerde beheerder van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd.
1 In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 51 pas worden ingediend, als Gedeputeerde Staten hebben besloten tot openstelling van de regeling voor een daarbij vast te stellen tijdvak.
2. Bij het besluit tot openstelling als in het eerste lid bedoeld, wordt aangegeven voor welke knelpunten de regeling wordt opengesteld, alsook de volgorde van behandeling.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 52 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het vereiste dat de activiteit wordt uitgevoerd ter opheffing van een knelpunt of ontbrekende schakel als opgenomen in de Beleidsvisie BRTN 2008-2013 of ter opheffing van een knelpunt of ontbrekende schakel voor zover van belang voor het ontwikkelen van routenetwerken (rondjes) over Provinciale vaarwegen, gekoppeld aan het BRTN-net.
§ 3.4.3 Het realiseren van Toeristische Overstap Punten (TOP’s)
Artikel 56 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de aanleg van een toeristisch overstappunt waarmee een herkenbare landmark wordt gerealiseerd dat als start- en overstappunt fungeert voor het recreatief basisroutenetwerk.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit bedoeld in het eerste lid draagt bij aan realisatie van een provinciebrede dekking van TOP's.
Subsidie als bedoeld in artikel 56 kan worden verstrekt aan de eigenaar of erfpachter van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 56 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
§ 3.5 Projectsubsidie voor aanleg en herstel van landschapselementen
Artikel 61 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor aanleg of herstel van landschapselementen. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot herstel van de kwaliteit van karakteristieke landschapselementen of uitbreiding van karakteristieke landschapselementen in het agrarisch gebied van Zuid-Holland.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 61 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
§ 3.6 Projectsubsidie grootschalige proef van onderwaterdrainage
Artikel 66 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de aanlegkosten van onderwaterdrainage. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot stimulering van de aanleg van onderwaterdrainage in het veenweidegebied, als onderdeel van een grootschalige proef teneinde:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 66 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
§ 3.7 Projectsubsidie innovatie in afzetketens voor de grondgebonden landbouw
Artikel 71 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor een systeeminnovatie in de grondgebonden landbouw waarmee de ketens voor afzet van landbouwprodukten worden verbeterd of nieuwe ketens worden ontwikkeld. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot versterking van de positie van agrariërs in de afzetketen van Zuid-Hollandse landbouwprodukten.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 71 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 74 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten in ieder geval voor subsidie in aanmerking:
§ 3.8 Projectsubsidie voor systeeminnovaties grondgebonden landbouw in veenweidegebieden
Artikel 77 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten van systeeminnovatie in de grondgebonden landbouw in veenweidegebieden waarmee wordt bijgedragen aan de verduurzaming van de veenweidelandbouw.
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid leidt tot verwerving van kennis over toepassingen voor vermindering van stikstof en fosfaat danwel het duurzamer maken van het bodemgebruik en de waterhuishouding.
Subsidie als bedoeld in artikel 77, wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische ondernemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, landbouworganisaties, provincies, waterschappen, gemeenten, natuur- en landschapsorganisaties.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 77 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 80 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
§ 3.9 Projectsubsidie groenparticipatie
Artikel 83 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op toename van recreatief gebruik van recreatie- of natuurgebieden in Zuid-Holland of op groei van het aantal vrijwilligers dat werkzaam is in deze gebieden. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot intensiever gebruik van de recreatie- of natuurgebieden, tot groei van het aantal recreanten en verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving.
Subsidie, als bedoeld in artikel 83, wordt uitsluitend verstrekt aan publieke rechtspersonen, stichtingen en (agrarische) natuurverenigingen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 83 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het volgende vereiste:
Artikel 86 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
1. De hoogte van de subsidie voor kosten die betrekking hebben op toename van het gebruik van een recreatie- of natuurgebied bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. 2. De hoogte van de subsidie voor kosten die betrekking hebben op toename van vrijwilligerswerk in een recreatie- of natuurgebied bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten. 3. De subsidie bedraagt maximaal €200.000,--
§ 4.1 Projectsubsidie ingevolge artikel 10 Natuurbeschermingswet 1998.
Artikel 111 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en inrichting van gebieden als bedoeld in artikel 10 (natuurmonumenten) van de Natuurbeschermingswet 1998. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot betere bescherming van als natuurmonument aangewezen gebieden.
Subsidie als bedoeld in artikel 111 kan worden verstrekt aan de (erf)pachters of eigenaren van gronden in de gebieden Koekoekswaard, Huys Ten Donck, Boezems Kinderdijk, de Oosterse en Westerse Laagjes .
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 111 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het volgende vereiste:
a. de activiteit draagt bij aan het realiseren van de voor het gebied bepaalde natuurdoelen, als aangeduid in bijlage 3.
Artikel 114 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
1. De hoogte van subsidie wordt berekend aan de hand van uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen en pakketten, gerelateerd aan het aantal hectares dat de aanvrager in beheer heeft. 2. De krachtens het tweede lid berekende hoogte van de subsidie wordt met ingang van een nader door GS vast te stellen tijdstip vastgesteld aan de hand van de dan vigerende tarievenlijst ten behoeve van agrarisch natuurbeheer van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013.
§ 4.2 projectsubsidie voor het onderhoud van landschapselementen
Artikel 116 Subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen, als opgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland, dat van kracht is voor aanvang van de aanvraagperiode. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie en wordt verstrekt voor een periode van zes jaren. 3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot behoud van de kwaliteit van een karakteristiek landschapselement in het agrarisch gebied van Zuid-Holland.
1. Subsidie als bedoeld in artikel 116, wordt uitsluitend verstrekt aan:
b. een natuurlijke persoon, rechtspersoon die, al dan niet in samenwerkingsverband, een landbouwactiviteit uitoefent, en die krachtens een zakelijk of een persoonlijk recht gebruiker is van de grond waarop het landschapselement gelegen is, één en ander uitsluitend voor zover het betreft zandwallen/ schurvelingen en landschapselementen op gronden die aansluitend gelegen zijn rondom de woning en de stallen (het erf), met inbegrip van de ontsluiting naar de openbare weg.
1. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 116 in 2014 gedurende de periode van 1 januari tot 1 maart worden ingediend, en daarna jaarlijks, als Gedeputeerde Staten hebben besloten tot openstelling, gedurende de periode van 16 november tot en met 15 januari daarop volgend. 2. Bij het besluit tot openstelling als in het eerste lid bedoeld, worden de tarieven vastgesteld alsook de volgorde van behandeling.
Naast de gegevens als bedoeld artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een opgave hoe wordt voorzien in het onderhoud van het landschapselement volgens de onderhoudsnormen uit de Index Natuur en Landschap;
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 116 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 121 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen zoals opgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland en de Index Natuur en Landschap voor subsidie in aanmerking.
1. De hoogte van de subsidie genoemd in artikel 116, eerste lid, bedraagt ten hoogste het tarief per eenheid x het aantal eenheden x 6. 2. De hoogte van de subsidie wordt voor de gehele subsidieperiode bepaald door het tarief dat van kracht is voor het eerste jaar waarvoor men aanvraagt. 3. Indien de subsidie minder bedraagt dan € 1.200,00 voor 6 jaar, wordt de subsidie niet verstrekt;
Artikel 123 Afwijkingsbepaling
Van openstellings- of toegankelijkheidseisen van voorzieningen in deze regeling kan worden afgeweken, mits beperkingen in de toegankelijkheid noodzakelijk zijn voor het vogelbroedseizoen.
De evaluatie van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 8, vierde lid van de Asv zal drie jaar na de inwerkingtreding van deze regeling plaatsvinden.
De Subsidieregeling landelijk gebied 2013 wordt ingetrokken, met uitzondering van Hoofdstuk 1, Hoofdstuk 3 onderdeel § 3.1 en Bijlage V.
De Subsidieregeling landelijk gebied 2013, zoals die luidde op dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.
Den Haag, 5 november 2013
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
mw. drs. J.A.M. HILGERSOM
De Uitvoeringsregeling Groen (verder: URG) is de subsidieregeling die hoort bij de Beleidsvisie Groen, het beleidsprogramma van Provinciale Staten dat loopt tot eind 2015. Met inwerkingtreding van deze regeling komt de Subsidieregeling landelijk gebied (verder: SLG) grotendeels te vervallen. De regeling is integraal herzien en heeft daarom ook een nieuwe naam gekregen. Met de URG wordt aangesloten op de in 2013 vastgestelde Beleidsvisie Groen waarin is vastgelegd: 1) aan inhoudelijke doelen: ruimte voor groenbeleving, biodiversiteit en agrarisch ondernemerschap; 2) te realiseren volgens een nieuwe werkwijze: meer vertrouwen geven aan partijen zelf door het afsluiten van integrale gebiedsafspraken, waarin projecten die aan één of meer van de genoemde doelen bijdragen worden gecombineerd binnen één pakket. Daarnaast is de regeling ten opzichte van de SLG korter, eenvoudiger en overzichtelijker. De URG is nog geen eindprodukt. De nieuwe werkwijze wordt werkendeweg ontwikkeld en verfijnd. Naarmate die verfijning vorm krijgt moet de URG, als instrument voor de beleidsuitvoerders, daaraan worden aangepast. Ook inhoudelijk wordt nog volop aan ontwikkeling van beleid gewerkt: het Europese Plattelandsontwikkelings-programma 2014-2020 (POP 3) en de Programmatsiche Aanpak Stikstof (PAS). In de loop van 2014 worden daarvoor subsidieartikelen toegevoegd. Bij gelegenheid van de wijzigingen wordt de URG tevens waar mogelijk verfijnd en verbeterd.
Opzet van de regelingHoofdstuk 1 bevat de algemene bepalingen die op alle subsidies in de regeling van toepassing zijn. In hoofdstuk 2 staan de subsidieparagrafen waarin de nieuwe werkwijze van de provincie gestalte krijgt: Onder dit hoofdstuk kan subsidie worden verleend aan integrale gebiedsafspraken. Daarin werken meerdere partijen samen en worden zo mogelijk verschillende maatschappelijke doelen en belangen verbonden. De provincie verbindt én geeft ruimte. Subsidie is mogelijk voor de uitvoering van integrale gebiedsafspraken, maar ook voor het traject om te onderzoeken of en integrale gebiedsafspraak tot stand kan komen. De subsidieparagraaf voor pilots geeft de mogelijkheid om verschillende methoden om tot betere, efficientere methoden voor beheer en inrichting in de praktijk te toetsen. In hoofdstuk 3 staan paragrafen met projectsubsidies voor sectorale activiteiten. Dit hoofdstuk is vooralsnog op de oude leest geschoeid. Het streven is ook binnen dit hoofdstuk op termijn de subsidiabele activiteiten meer integraal te benaderen. In hoofdstuk 4 staat een tweetal typen beheersubsidie. Deze beheersubsidies horen systematisch thuis in de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL), technisch is dat op dit moment niet te realiseren omdat de provincie voor deze regeling aansluit bij een model van de regeling dat in IPO verband is opgesteld en ook in IPO verband actueel wordt gehouden. Hoofdstuk 5 bevat de overgangs- en slotbepalingen.
Staatssteunaspecten Bij het beoordelen van subsidieaanvragen wordt beoordeeld of sprake is van staatssteun, indien dat het geval is wordt de subsidie zo mogelijk verleend onder één van de hierna genoemde de-minimis- of vrijstellingsverordeningen. Dit kan invloed hebben op de maximaal te verlenen subsidie. Staatssteun is een synoniem van overheidssteun. Onder het begrip ‘staatssteun’ valt niet alleen steun van de centrale overheid, maar ook van gemeenten, provincies en waterschappen. Ook steun die niet door (de)centrale overheden, maar bijvoorbeeld door (overheids)bedrijven wordt bekostigd, wordt als staatssteun beschouwd als de steunverlening uiteindelijk voor rekening van de (decentrale) overheid komt. Ook derving van overheidsinkomsten kan als steun worden gezien.
De-minimissteunSteunmaatregelen van decentrale overheden die in omvang onder de zogenaamde de-minimisdrempel blijven, blijken een beperkt effect op het handelsverkeer tussen de lidstaten te hebben, waardoor deze niet aan alle staatssteuncriteria van artikel 107 lid 1 VWEU voldoen. Dat heeft de Commissie vastgelegd in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, PbEU L379. Volgens deze verordening hoeft steun die onder de de-minimisdrempel blijft niet aan de Commissie te worden gemeld: a) het plafond voor de-minimissteun bedraagt 200.000 euro over een periode van drie aaneengesloten belastingjaren. Een decentrale overheid mag dit bedrag aan één onderneming verlenen, in welke vorm van steun ook. De vrijstelling is ook van toepassing op de afzet en verwerking van landbouwproducten. b) ten aanzien van de landbouwproductiesector geldt de Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector, PbEU L 337, die bepaalt dat over een periode van drie aaneengesloten belastingjaren € 7.500,= aan totale steun mag worden toegekend. Vrijgestelde steun c) Op kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren is in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren van toepassing, PbEU L358. Van steun verleend op grond van deze verordening dient de Europese Commissie in kennis te worden gesteld. d) In bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden kan de algemene groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008, PbEU, L214) van toepassing zijn. Indien steun wordt verleend krachtens de algemene groepsvrijstellingsverordening, dient de Europese Commissie hiervan eveneens in kennis te worden gesteld.
CumulatiebeperkingBovengenoemde verordeningen bevatten een cumulatiebeperking. Deze cumulatiebeperking is als anticumulatiebepaling opgenomen in de subsidieregeling in artikel 2 onder d. Mogelijk heeft bijvoorbeeld een onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de-minimissteun, reeds staatssteun ontvangen, die onder een groepsvrijstellingsverordening valt of bij een besluit van de Commissie is vastgesteld. Het totaalbedrag van de de-minimissteun en deze reeds ontvangen staatssteun mag dan de maxima niet overschrijden die in de voor het specifieke geval relevante wetgeving zijn vastgesteld. Alle overheidssteun (ook decentrale steunmaatregelen) moet worden opgeteld, zelfs indien dit geheel of gedeeltelijk uit communautaire middelen wordt gefinancierd. Steun die in zijn totaliteit het de-minimissteunplafond overschrijdt, mag niet worden opgesplitst in een aantal kleinere tranches om deze tranches afzonderlijk onder de toepassing van deze verordening te brengen.
Artikel 8Voordat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend moet helder zijn wat de integrale gebiedsafspraak precies inhoudt: welke partijen zijn erbij betrokken. Welke activiteiten worden uitgevoerd, aan welke doelen dragen deze activiteiten bij, met in het bijzonder aandacht voor de provinciale doelen. De mate waarin de activiteiten voldoen aan de provinciale doelen of aan de doelen van de Beleidsvisie Groen heeft invloed op de omvang van de provinciale bijdrage. Deze is altijd maximaal de helft van de totale kosten. In deze integrale gebiedsafspraken wordt dan ook altijd substantieel geinvesteerd door de aanvragende partijen zelf. Als de integrale gebiedafspraak ‘rond’ is: partijen hebben zich gecommiteerd tot deelname en bijdrage, wordt het totale pakket aan maatregelen opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen (verder: UPG). De afspraken en financiering wordt getoetst op staatssteuntechnische aspecten. Daarna kan de subsidieaanvraag worden ingediend.
Artikel 13Projectverkenningen zijn gericht op de haalbaarheid (draagvlak, financiering, uitvoerbaarheid) van een integrale gebiedsafspraak. De provinciale cofinanciering bestaat uit een bijdrage aan de proceskosten. Op basis vaneen projectverkenning wordt beoordeeld of een integrale gebiedsafspraak kan worden gerealiseerd.
Artikel 19Met een pilot wil de provincie het bereiken van de provinciale doelen via nieuwe realisatie- en beheermodellen verkennen en uitvoeren. Netwerksturing en initiatief van de netwerkpartners is hier het uitgangspunt. Trekker van een pilot is een van de deelnemende partijen. De provincie zet parallel aan deze pilots een kennisnetwerk op waarin de opgedane kennis en ervaring kan worden uitgewisseld tussen en met partners in de pilots en externe deskundigen. Kennisuitwisseling zal in netwerken met verschillende methoden en manieren plaatsvinden: conferenties, workshops, netwerkbijeenkomsten gericht op het delen van kennis en ervaringen.
Artikel 22.gOmdat in pilots ook realisatiemodellen kunnen worden getoetst in de praktijk horen ook inrichtingsmaatregelen, dwz de feitelijk te maken kosten van inrichting van een gebied, als bijvoorbeeld aanschaf en aanleg van beplanting en recreatief meubilair tot de subsidiabele kosten.
Artikel 26De veerverbindingen worden door diverse gebruikersgroepen benut. De vraag wanneer een alternatieve verbinding acceptabel geacht kan worden moet dan ook in relatie tot die gebruikersgroepen worden gezien. Als de omweg recreatief ook aantrekkelijk is en de gebruikers van het veer vooral gericht zijn op recreatie is een grotere omweg acceptabel dan als de omweg recreatief niet aantrekkelijk is. Als een veer ook gebruikt wordt voor woon- school verkeer maakt het uit of dat lagere school kinderen zijn of middelbare scholieren. Een harde scheidslijn in kilometers voor dit criterium is daarom niet opgenomen.
Artikel 29Een betere verkaveling houdt in een nieuwe verdeling van kavels onder de eigenaren, om per eigenaar zoveel mogelijk een aaneengesloten grondeigendom te krijgen nabij de boerderij en/of minder versnippering van het eigendom. Dit leidt tot een verbetering van de agrarische bedrijfsvoering.
Artikel 40Met subsidie voor versterking en bescherming van bedreigde dier- of plantensoorten of natuurwaarden in uitvoeringsprojecten wordt bedoeld dat daadwerkelijk maatregelen worden getroffen ter verbetering van het leefgebied van dier- of plantensoorten of de natuurwaarden. Enkele voorbeelden zijn: het creeren van extra voedsel- schuil of voortplantingsplaatsen of het opheffen van barrieres tussen leefgebieden. Waar nog onderzoek nodig is om goede maatregelen te treffen ter bescherming van een speciale soort is het ook mogelijk subsidie voor onderzoek aan te vragen.
Artikel 44De provincie realiseert een aantrekkelijk recreatief netwerk voor wandelen, fietsen en varen. Een aantrekkelijke route is duidelijk aangegeven, makkelijk vindbaar, zowel digitaal als tijdens het wandelen of fietsen. Ook dragen voorzieningen als (groene witte) recreatieve bewegwijzering, voldoende aanwezigheid van knooppuntborden en informatiepanelen, rustvoorzieningen, uitzichtpunten en een aantrekkelijke beplanting langs de route bij aan de kwaliteit en belevingswaarde van het netwerk.
Artikel 46.1.aDuurzame verbetering van de kwaliteit en de veiligheid houdt in dat verbeteringsmaatregelen tenminste 7 jaar in stand gehouden worden (zie artikel 5). Veiligheid bevorderend zijn bijvoorbeeld maatregelen bij gelijkvloerse kruisingen voor wandelaars en fietsers als: fiets- en voetgangersvriendelijke inregeling van de frequentie van verkeersregelinstallaties, voorrangsmaatregelen voor het langzaamverkeer en middeneilanden om het oversteken te verbeteren.
Artikel 46.1.fSoms komen routes voor wandelaars, fietsers, skaters en ruiters bij elkaar en moet men gezamenlijk gebruik maken van één (fiets-)pad . Bij zeer intensief gebruikte paden kan het vanuit het oogpunt van veiligheid nodig zijn maatregelen te treffen om de de verschillende gebruikersgroepen te scheiden en de routes te ontvlechten. Dit betreft bijvoorbeeld het aanleggen van een wandelstrook op een schelpenpad in de berm van het fietspad.
Artikel 47.eKleinschalige inrichtingsmaatregelen zijn bijvoorbeeld voorzieningen als bankjes, beplantingen, overstapjes, klaphekjes of een loopplank over een sloot bij wandelverbindingen. Verdere voorbeelden zijn te vinden in de brochure Recreatieve stad-land verbindingen (22 november 2012), op te vragen bij de provincie,.
Artikel 56De landelijke stichting TOP routenetwerken is de organisatie die zich richt op de ontwikkeling van TOP’s. Deze Top’s waren aanvankelijk gesitueerd in het Zuid-Hollandse deel van het Groene Hart. Ook in de provincies Utrecht en Noord-Brabant zijn inmiddels Top’s gerealiseerd. Door de inrichting van Top’s te standaardiseren en evenwichtig te spreiden wordt een overzichtelijk, herkenbaar netwerk van toegangspunten gerealiseerd in het Groen waarmee dat toegankelijk en aantrekkelijk wordt voor de recreant. Informatie over de standaardinirchitng en spreiding is te vinden op: http://www.toproutenetwerk.nl/
Artikel 61Met deze subsidieparagraaf wil de provincie een bijdrage leveren aan toename van karakteristieke landschapselementen. Deze elementen dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied, vertellen iets over de ontstaansgeschiedens en hebben vaak natuurwaarden. In het Natuurbeheerplan Zuid-Holland, dat jaarlijks wordt geactualiseerd, is opgenomen welke landschapselementen als karakteristiek worden beschouwd in de verschillende landschapstypen in Zuid-Holland. Naast deze paragraaf is er met betrekking tot landschapselementen ook subsidie beschikbaar voor onderhoud, dit staat geregeld in paragraaf 4.2.
Artikel 63In de subsidieaanvraag moet met behulp van een gedetailleerde kaart duidelijk worden gemaakt waar het landschapselement zich bevindt en hoe wordt aangesloten bij de uitstraling van het bestaande landschapselement als het gaat om soortgebruik, plaatsing van de elementen, aantallen etc. Voor nieuwe elementen moet daarnaast worden aangegeven hoe het element past bij de cultuurhistorie van de plek en bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De Gebiedsprofielen Ruimtelijke Kwaliteit die provincie opstelt geven hiervoor een handvat. In gebieden met de aanduiding ‘belangrijk weidevogelgebied’ op de PSV-kaart moet bij het ontwikkelen van nieuwe landschapselementen rekening gehouden worden met de beperkingen die deze aanduiding oplegd. Het gaat dan vooral over opgaande beplanting. Dat is in deze gebieden niet wenselijk.
Artikel 66 t/m 70Deze paragraaf valt onder Verordening EG nr 1857/2006. Zij valt onder de vrijstelling als gereld in artikel 5: ‘’instandhouding van traditionele landschappen’’.
Artikel 85Met het begrip groenparticipatie wordt gedoeld op verschillende vormen van een intensiever gebruik van de beschikbare groengebieden in de provincie. Onder groengebieden worden verstaan recreatiegebieden, natuurgebieden en delen van het agrarisch cultuurlandschap. Bij bewegen in het groen gaat het om een intensiever actief gebruik van de recreatiegebieden, bij natuurbeleving om een intensiever gebruik van de groengebieden om de stad gericht op het ontdekken en leren kennen van flora en fauna in de natuur en kennis van de seizoenswisselingen. Bij stimulering van vrijwilligers in het groen gaat het om het benutten van groengebieden door vrijwilligers, gecombineerd met werkzaamheden gericht op zorg en beheer van deze gebieden. De activiteiten gericht op een duurzame toename van groenparticipatie zijn geen doel op zich, maar ook een middel het bezoek aan, de betrokkenheid bij en het draagvlak voor de instandhouding van de groengebieden te vergroten.
Artikel 117De subsidie is uitsluitend beschikbaar voor het onderhoud van landschapselementen in het agrarisch gebied. Agrariers komen, op een enkele uitzondering na, niet in aanmerking voor subsidie op basis van de URG. Agrariers kunnen een subsidie voor landschapsonderhoud aanvragen onder de subsidieregeling natuur en landschap
Bijlage 2a behorend bij artikel 68 onder d lid van de Uitvoeringsregeling Groen en Bijlage 3 behorend bij paragraaf 4.1, artikel 113 van de Uitvoeringsregeling GroenExterne link