Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren |
Citeertitel | Afstemmingsverordening WWB |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Afstemmingsverordening WWB 2013.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-03-2013 | 21-03-2013 | intrekking | 28-02-2013 De Stad Nijkerk, 13-03-2013 | 2013-003A | |
22-03-2012 | 01-01-2012 | 21-03-2013 | art. 1, 6 en 12 | 16-02-2012 De Stad Nijkerk, 14-03-2012 | Rvs. 2012-010A |
17-12-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 26-11-2009 De Stad Nijkerk, 09-12-2009 | Rvs. 2009-075 |
De raad van de gemeente Nijkerk;
gelezen het collegevoorstel van 6 oktober2009;
gelet op artikel 147 lid 1 van de Gemeentewet;
gelet op artikel 8 lid 1 sub b en artikel 18 van de Wet werk en bijstand;
gelet op artikel 41 lid 1 van de Wet investeren in jongeren;
Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren
In deze verordening wordt verstaan onder:
Uitkering: de norm als bedoeld in paragraaf 3.2 van de WWB, verhoogd of verlaagd conform de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren, dan wel de inkomensvoorziening als bedoeld in de artikelen 26 tot en met 29 van de WIJ, verhoogd of verlaagd conform diezelfde verordening;
Artikel 2 Het verlagen van de uitkering
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de artikelen 9, 17 en 55 WWB, artikel 44 en 45 WIJ, artikel 30c, tweede lid of derde lid van de Wet SUWI voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, of zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, wordt de uitkering overeenkomstig de bepalingen van deze verordening verlaagd.
Artikel 4 Het besluit tot verlaging van uitkering
In het besluit tot verlagen van de uitkering worden in ieder geval vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd en -indien van toepassing - de reden om af te wijken van een standaardverlaging als bedoeld in artikel 7 van deze verordening.
Artikel 5 Afzien van verlaging van de uitkering
Het college ziet af van verlaging van de uitkering indien de gedraging meer dan één jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte uitkering is verleend. Verlaging van de uitkering wegens schending van de inlichtingenplicht vindt niet plaats na verloop van drie jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Indien de gedraging een schending van de inlichtingenplicht betreft, ziet het college, onder het geven van een schriftelijke waarschuwing, af van een verlaging indien die gedraging niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 6 Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden die tot gevolg hebben dat de verplichtingen op grond van de artikelen 9, 17 en 55 van de WWB dan wel de artikelen 44 en 45 van de WIJ dan wel artikel 30 c, tweede en derde lid van de Wet SUWI niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden voor de toepassing van artikel 7 onderscheiden in de volgende categorieën:
a.het niet, niet tijdig of onvolledig nakomen van de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de WWB of artikel 44, eerste en tweede lid van de WIJ of artikel 30c, tweede en derde lid Wet SUWI. Dit geldt eveneens indien het niet nakomen van de inlichtingenplicht pas na beëindiging van de uitkering wordt geconstateerd, tenzij na de gedraging de volledige ten onrechte betaalde uitkering wordt teruggevorderd;
Artikel 7 De hoogte van de verlaging
Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging vastgesteld op:
Artikel 9 Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen zoals genoemd in artikel 6, verlaagt het college de uitkering:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.
26 november 2009,
de griffier, de voorzitter,
de heer mr. F.E. CONTANT de heer mr. drs. G. D. RENKEMA
De verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod en de inkomensvoorziening zijn beperkter van aard dan de verplichtingen in de WWB. Een ander belangrijk verschil is dat de inkomensvoorziening niet kan worden verlaagd door tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de voorziening van het bestaan. Dus onverantwoord interen op het vermogen of verwijtbare werkloosheid leidt niet tot verlaging van de inkomensvoorziening. De duurzame participatie van jongeren heeft voorrang gekregen boven het gedrag, dat eigenlijk is aan te merken als maatregelwaardig gedrag.
De afstemmingsverordening WWB was toe aan herziening. De komst van de WIJ is aanleiding geweest deze te herzien en tegelijkertijd samen te voegen met de verordening WIJ. Een aantal afstemmingen is gezien de beperktere reikwijdte van de WIJ niet van toepassing voor jongeren tot 27 jaar.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2 Het verlagen van de uitkering
In deze Afstemmingsverordening zijn voor allerlei gedragingen die een schending van de verplichtingen (inclusief de verplichting zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen en de verplichting geen onredelijke eisen te stellen) betekenen, standaardverlagingen vastgesteld in de vorm van een (in principe) vaste procentuele verlaging van de uitkering. Afwijking van de standaardverlaging kan zowel een verzwaring als een matiging betekenen.
Overigens kan er onder de WIJ niet worden afgestemd voor tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 6.
Artikel 3 De berekeningsgrondslag
18 tot 21-jarigen ontvangen een lage norm, die indien noodzakelijk wordt aangevuld met bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud. Indien de verlaging alleen op die lage norm wordt toegepast, zou dit leiden tot rechtsongelijkheid ten opzichte van de 21-jarigen. Vandaar artikel 3 lid 2.
In het geval van bijzondere bijstand anderszins kan het voorkomen dat een beroep op die bijzondere bijstand er niet dan wel tot een lager bedrag zou zijn geweest, indien belanghebbende geen afstemmingswaardige gedraging zou hebben gepleegd. Incidentele bijzondere bijstand kan met 100% worden verlaagd (artikel 6 lid 5 onder d). Bij periodiek bijzondere bijstand ligt het, analoog aan bijvoorbeeld algemene bijstand, in de rede om de eerste maand te verlagen.
Artikel 4 Het besluit tot toepassen van een verlaging
Een besluit moet kenbaar zijn en deugdelijk gemotiveerd (Algemene wet bestuursrecht).
Artikel 5 Afzien van een verlaging
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 6 Indeling in categorieën
Onder de term ‘zeer ernstige misdragingen’ kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd. De uitkering kan alleen verlaagd worden indien er een verband bestaat tussen de ernstige misdraging en omstandigheden die verband houden met het uitvoeren van de WWB en WIJ. Er is sprake van een zeer ernstige gedraging jegens het college of zijn ambtenaren indien belanghebbende de toegang tot het stadhuis wordt ontzegd, indien er aangifte wordt gedaan bij de politie of indien door belanghebbende veroorzaakte schade op hem wordt verhaald.
Er kan geen verlaging worden toegepast als een klant zich agressief heeft gedragen tegenover een medewerker van een andere organisatie die belast is met de uitvoering van de WWB of de WIJ (bijvoorbeeld een medewerker van een re-integratiebedrijf). Het is in dat geval wellicht wèl mogelijk om op andere gronden de uitkering te verlagen.
Let op het verschil tussen artikel 18 lid 2 van de WWB en artikel 41 lid 1 van de WIJ. In de WIJ wordt het niet betonen van genoegzaam besef (zoals bijvoorbeeld verwijtbare werkloosheid of het te snel interen van vermogen) NIET afstemmingswaardig geacht. Lid 5 onder d geldt dus niet voor de WIJ!
Artikel 7 De hoogte van de verlaging
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 8 Ingangsdatum en duur
Verlaging van de uitkering kan in beginsel op drie manieren:
Het verlagen van de uitkering die in de nabije toekomst wordt verstrekt, is de gemakkelijkste methode. Er hoeft in dat geval niet overgegaan te worden tot herziening en terugvordering van de uitkering.
Wanneer het verlagen van de lopende uitkering niet mogelijk is, wordt bij bepaling van de hoogte van de verlaging uitgegaan van de norm zoals die gold ten tijde van de gedraging.
Wanneer een uitkering nog niet (volledig) is uitbetaald, wordt de verlaging in principe toegepast over de uitkering die nog moet worden uitbetaald.
In het geval dat de uitkering al is beëindigd, kan de verlaging met terugwerkende kracht worden uitgevoerd. In dat geval moet de uitkering wel worden herzien en teruggevorderd. Extra aandachtspunt bij afstemmen met terugwerkende kracht is de rechtszekerheid; er kan niet worden afgestemd over een periode die ligt vóór de gedraging. En indien de volledige uitkering vanaf het moment van de gedraging los van de afstemming al geheel wordt teruggevorderd, kan er natuurlijk geen afstemming worden opgelegd. Een verlaging kan dan wel worden opgelegd bij eventuele terugkeer in de uitkering (uiteraard rekening houdend met artikel 5 lid 1).
Artikel 9 Samenloop van gedragingen
De regeling voor de samenloop van gedragingen heeft betrekking op verschillende gedragingen van een uitkeringsgerechtigde die (min of meer) gelijktijdig plaatsvinden en waartussen rechtstreeks verband bestaat met betrekking tot de gevolgen voor het recht op een de uitkering of de hoogte van de uitkering etcetera.