Organisatie | Oosterhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Oosterhout 2014 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing Oosterhout 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Datum ingang van heffing is 1 januari 2014.
Deze verordening vervangt per 1 januari 2014 de Verordening rioolheffing Oosterhout 2013.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-12-2013 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 17-12-2013 Weekblad Oosterhout, 24-12-2013 | 0130074 |
De raad van de gemeente Oosterhout;
gelezen het voorstel van het college vanburgemeester en wethouders d.d. 12 november 2013;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
mede gelet op het advies van de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking West-Brabant;
Deze verordening verstaat onder:
woning: een perceel dient in hoofdzaak tot woning als de waarde, die volgens hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het perceel is vastgesteld, in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning of volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde belasting wordt:
gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
5. De op voet van het derde lid berekende hoeveelheid water wordt, voor zover de hoeveelheid geloosd water ten minste 3.000 m3 danwel ten minste 20% lager is dan de som van de hoeveelheden toegevoerd of opgepompt water, verminderd met de door de belastingplichtige aan te tonen hoeveelheid water die niet via de gemeentelijke riolering is afgevoerd.
Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht voor de belasting als bedoeld in artikel 5, lid 1in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht voor de belasting als bedoeld in artikel 5, lid 1in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 11 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.
In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, ingeval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke heffingen meer bedraagt dan € 10.000,00, dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet, moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke heffingen € 100,00 of meer doch niet meer dan €10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De in het vierde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen 56 dagenna afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het jaar van de dagtekening overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 12 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de rioolheffing.
De ‘Verordening rioolheffing Oosterhout 2013’, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.