De raad van de gemeente Loppersum;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 oktober
2013;
gelet op de artikelen 228a van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de:
"VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN
EEN RIOOLHEFFING IN DE GEMEENTE LOPPERSUM
2014".
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering ervan; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het
belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht
van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de
gemeentelijke riolering.
- 2.
Ingeval het perceel een onroerende zaak is, wordt als genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het
begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is
vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Vrijstellingen
Van het recht zijn vrijgesteld:
- 1.
eigendommen van de gemeente, uitsluitend gebezigd voor de publieke
dienst;
- 2.
eigendommen, uitsluitend dienende tot openbare eredienst of voor
bijeenkomsten van genootschappen op geestelijke grondslag, andere
dan kerkgenootschappen;
- 3.
gebouwen, uitsluitend dienende voor onderwijs, waarvoor door de
gemeente subsidie of vergoeding wordt verleend.
Artikel 5 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 6 Maatstaf van heffing
De grondslag voor de belasting als bedoeld in artikel 3 is:
- a.
voor een eigendom, gebruikt als bejaardentehuis of gezinsvervangend
tehuis, het aantal appartementen dat het tehuis bevat;
- b.
voor alle overige onroerende zaken, wordt per perceel geheven.
Artikel 7 Belastingtarieven
De belasting bedraagt per jaar:
a. | voor een perceel, gebruikt als bejaardentehuis of
gezinsvervangend tehuis, per appartement | € 153,25 |
b | Voor percelen die enkel een directe of indirecte
aansluiting op de gemeentelijke riolering hebben voor de afvoer van hemel- of grondwater
én een WOZ-waarde hebben van € 30.000,00 of minder | € 91,95 |
c | voor alle overig percelen, | € 306,45 |
Artikel 8 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 9 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
De belasting is verschuldigd per het begin van het belastingjaar.
Artikel 11 Termijnen van betaling
- 1.
De aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in
de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende
termijnen telkens een maand later.
- 2.
Ingeval het totaalbedrag van het aanslagbiljet waarop de aanslagen staan
vermeld € 4.000,00 of meer bedraagt, moet dit bedrag, in afwijking van
het bepaalde in het eerste lid, worden betaald op de laatste dag van de
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld.
- 3.
Ingeval het totaalbedrag van het aanslagbiljet waarop de aanslagen staan
vermeld € 10,00 of minder bedraagt, moet dit bedrag, in afwijking van
het bepaalde in het eerste lid, worden betaald op de laatste dag van de
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld.
- 4.
De belastingplichtige kan machtiging tot automatische incasso verlenen.
Indien een machtiging tot automatische incasso verleend is, moet het
bedrag, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald
in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de
laatste dag van de maand volgend op de maand, die in de dagtekening van
het aanslagbiljet is vermeld, en elk van de volgende termijnen telkens
een maand later.
- 5.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de bovengenoemde
termijnen.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
De “Verordening rioolrecht 2013” van 5 november 2012 wordt ingetrokken met
ingang van de in artikel 14 tweede lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare
feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 14 Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die
van de bekendmaking.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.
Artikel 15 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing
2014'.